ECLI:NL:RBNHO:2025:1834

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
10848109 \ CV EXPL 23-8272
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van ticketprijzen door passagiers na annulering van vluchten door COVID-19

In deze zaak vorderen de passagiers restitutie van de ticketprijzen voor hun geboekte vluchten van Amsterdam naar New York en terug, die niet konden doorgaan vanwege de COVID-19 pandemie. De rechtbank Amsterdam had eerder de zaak doorverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, waar de kantonrechter zich bevoegd verklaarde om de vordering te behandelen. De passagiers, vertegenwoordigd door een gemachtigde, stelden dat de vervoerder, Delta Air Lines Inc., hen de ticketprijzen moest terugbetalen op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de Verordening niet van toepassing was op de terugvlucht, omdat deze vlucht vanuit een derde land vertrok en de vervoerder geen communautaire luchtvaartmaatschappij was. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd voor hun vordering en dat de Verordening niet van toepassing was op de terugvlucht. De vordering werd afgewezen en de proceskosten werden aan de passagiers opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10848109 \ CV EXPL 23-8272
Uitspraakdatum: 15 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank Amsterdam heeft op 5 september 2023 een vonnis gewezen waarin zij zich onbevoegd heeft verklaard om van de vordering kennis te nemen en de zaak heeft doorverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem. Voor het procesverloop voorafgaand aan het vonnis van 5 september 2023 wordt naar dit vonnis verwezen.
1.2.
De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord. De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben bij VakantieXperts c.q. D-Reizen tickets geboekt voor de volgende vluchten:
- van Amsterdam Schiphol Airport naar New York City (Verenigde Staten) op 21 juni 2020 met vlucht DL48 (hierna: de heenvlucht);
- van New York City (Verenigde Staten) naar Amsterdam Schiphol Airport op 17 juli 2020 met vlucht DL48 (hierna: de terugvlucht).
2.2.
De vervoerder zou de vluchten uitvoeren. De reis naar de Verenigde Staten heeft als gevolg van de wereldwijde COVID-19 pandemie geen doorgang kunnen vinden.
2.3.
De passagiers hebben restitutie van de betaalde ticketprijzen gevorderd. De vervoerder heeft geweigerd om tot betaling over te gaan.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 454,76 aan passagier sub 1, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 dagen na annulering tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 454,76 aan passagier sub 2, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 dagen na annulering tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 165,08 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen de ticketprijzen van de vlucht moet terugbetalen (artikel 8 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de terugvlucht slaagt het verweer van de vervoerder dat de Verordening niet van toepassing is. Artikel 3 van de Verordening bepaalt de werkingssfeer van de Verordening. In artikel 3 lid 1 sub b staat dat de Verordening in beginsel van toepassing is op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven, zoals in deze zaak New York City, naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat, zoals in deze zaak Amsterdam Schiphol Airport. Voorwaarde bij een dergelijke vlucht is blijkens artikel 3 lid 1 sub b echter wel dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is. De vervoerder is echter geen communautaire luchtvaartmaatschappij als bedoeld in artikel 2 sub c van de Verordening. De vervoerder is immers gevestigd in de Verenigde Staten en dus niet in een lidstaat. De Verordening is derhalve niet van toepassing op de terugvlucht.
4.3.
Ten aanzien van de heenvlucht heeft de vervoerder aangevoerd dat het goed mogelijk is dat D-Reizen, dan wel de passagiers zelf, de boeking hebben opgegeven omdat de passagiers, gelet op inreisbeperkingen, niet zou worden toegelaten tot de Verenigde Staten. De kantonrechter oordeelt dat het aan de passagiers is om te stellen en, zo nodig te bewijzen, dat sprake is van een annulering in de zin van de Verordening. Het had op de weg van de passagiers gelegen om, bijvoorbeeld, een annuleringsbericht over te leggen. De passagiers hebben dit nagelaten. Zij hebben bovendien geen enkele concrete toelichting gegeven op de gang van zaken rondom de annulering. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de passagiers, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vervoerder, onvoldoende hebben onderbouwd dat aan de vereisten voor de toepasselijkheid van de Verordening is voldaan. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter