In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij British Airways Plc. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met de vervoerder voor een reis van Amsterdam via Londen naar Port Elizabeth. De vlucht van Amsterdam naar Londen (BA441) was vertraagd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht miste en uiteindelijk 23 uur en 37 minuten later in Port Elizabeth arriveerde. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht BA440, die de oorzaak was van de vertraging van BA441, voor een deel te wijten was aan buitengewone omstandigheden, zoals slotrestricties en een lange taxi-tijd. De rechter concludeerde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de passagier haar aansluitende vlucht had kunnen halen als de buitengewone omstandigheden zich niet hadden voorgedaan. Uiteindelijk werd de vordering van de passagier afgewezen en werd zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.