In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam Schiphol via Wenen naar Butmir op 15 april 2022. De vlucht van Amsterdam naar Wenen (OS372) was vertraagd, waardoor de passagier zijn aansluitende vlucht naar Butmir miste en uiteindelijk 9 uur en 2 minuten later aankwam dan oorspronkelijk gepland. De passagier vorderde compensatie van € 250,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde deze uitbetaling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging van de vlucht meer dan drie uur bedroeg, wat in beginsel recht geeft op compensatie. Echter, de vervoerder voerde aan dat de vertraging was veroorzaakt door buitengewone omstandigheden, waaronder de verlate binnenkomst van een voorafgaande vlucht en slotrestricties van de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet had betwist dat de slotvertraging als een buitengewone omstandigheid kwalificeerde. Hierdoor werd geconcludeerd dat de uiteindelijke vertraging op de eindbestemming het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af, omdat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagier, die ook werd veroordeeld tot betaling van nakosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.