ECLI:NL:RBNHO:2025:1937

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/15/358668 / HA ZA 24-614
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot tussenkomst in faillissementszaak met internationale dimensie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een faillissement, hebben de curatoren van [bedrijf] B.V. een vordering ingesteld tegen EPAC TECHNOLOGIES INC. voor onbetaalde facturen. De oud-bestuurders van [bedrijf] hebben verzocht om tussenkomst in deze procedure, omdat zij zich willen verdedigen tegen beschuldigingen van onrechtmatig handelen in verband met de facturering aan EPAC. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oud-bestuurders voldoende belang hebben bij hun verzoek tot tussenkomst, aangezien de vorderingen van de curatoren en de oud-bestuurders voortkomen uit hetzelfde feitencomplex. EPAC heeft verweer gevoerd tegen de tussenkomst, onder andere door te stellen dat er onvoldoende samenhang is tussen de vorderingen en dat de oud-bestuurders geen belang hebben bij de procedure. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de oud-bestuurders wel degelijk belang hebben en dat hun vordering voldoende samenhang vertoont met de hoofdzaak. De rechtbank heeft de oud-bestuurders toegelaten als tussenkomende partij en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor conclusie van eis tot tussenkomst aan de zijde van de oud-bestuurders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/358668 / HA ZA 24-614
Vonnis in incident van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiser 1],
kantoor houdende te [plaats 1],
[eiser 2],
kantoorhoudende te [plaats 2],
gezamenlijk te noemen ‘de curatoren’,
in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf] B.V.
(nader te noemen ‘[bedrijf]’)
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaten mr. S. Zwartenkot en mr. Y. Boekhout te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EPAC TECHNOLOGIES INC.,
gevestigd en kantoor houdende te San Leandro (Verenigde Staten van Amerika),
hierna te noemen ‘EPAC’
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H.R.N.Y. Cordewener te Amsterdam,
en

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats 2],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [plaats 2],
4.
[gedaagde 4],
wonende te [plaats 2],
5.
[gedaagde 5],
wonende te [plaats 2],
gezamenlijk te noemen ‘de oud-bestuurders’,
eisers in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. A.S. Frommelt te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 42
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van de oud-bestuurders
  • de incidentele conclusie van antwoord van de curatoren
  • de incidentele conclusie van antwoord van EPAC.
1.2.
In de incidentele conclusie van antwoord hebben de curatoren meegedeeld dat
mr. A.H.J. [curator 1] op 16 december 2024 is gepensioneerd en op diezelfde dag op zijn eigen verzoek door de rechtbank uit zijn functie als curator is ontheven, zodat hij niet langer als procespartij optreedt in de onderhavige procedure. De (resterende) curatoren hebben meegedeeld dat ‘de curatoren’ nog altijd procespartij zijn en dat niet in de opvolging van mr. [curator 1] hoeft te worden voorzien.
1.3.
Gelet op het vorenstaande zal mr. [curator 1] tijdens het verdere verloop van de procedure niet langer als partij worden vermeld.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De bevoegdheid van de rechter en het toepasselijke recht

2.1.
De curatoren zijn gevestigd in Nederland en EPAC is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. Daarom draagt de zaak een internationaal karakter en moeten eerst de bevoegdheid van de rechter en het toepasselijk recht worden beoordeeld.
2.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 8 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als partijen met betrekking tot een bepaalde rechtsbetrekking die tot hun vrije bepaling staat, bij overeenkomst een Nederlandse rechter of de Nederlandse rechter hebben aangewezen voor de kennisname van geschillen welke naar aanleiding van de rechtsbetrekking zijn ontstaan.
2.3.
In de hoofdzaak gaat het om onbetaald gebleven facturen uit hoofde van in opdracht van EPAC door [bedrijf] geproduceerd en geleverd papier.
In de op die overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden van de Vereniging van Nederlandse Papier- en Kartonfabrieken is in artikel 12.1 bepaald dat op alle verbintenissen tussen verkoper en koper Nederlands recht van toepassing is en dat het Weens Koopverdrag niet van toepassing is en in artikel 12.2 dat eventuele geschillen ingevolge of in verband met de tussen verkoper en koper gesloten overeenkomsten bij uitsluiting worden beslist door de bevoegde rechter van het arrondissement van de statutaire zetel van verkoper.
[bedrijf] was gevestigd te Velsen-Noord. Daarom is de Nederlandse rechter in de rechtbank Noord-Holland bevoegd kennis te nemen van dit geschil en is Nederlands recht van toepassing.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In de hoofdzaak vorderen de curatoren veroordeling van EPAC tot betaling van een bedrag van € 1.046.357,15, te vermeerderen met rente en kosten. Zij leggen aan hun vordering ten grondslag dat EPAC facturen van [bedrijf] voor in opdracht van EPAC gemaakt en geleverd papier onbetaald gelaten heeft.
3.2.
De oud-bestuurders vorderen in het incident dat hen wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen. Zij stellen dat zij belang hebben bij de gevorderde tussenkomst omdat zij in deze procedure een verklaring voor recht willen vorderen inhoudende dat zij geen van allen onrechtmatig hebben gehandeld in verband met de wijze waarop vanuit [bedrijf] aan EPAC is gefactureerd voor geleverd papier, althans voor zover het de facturen betreft die onderwerp zijn van de hoofdzaak.
3.3.
Zij voeren hierbij aan dat EPAC in mei 2024 in de Verenigde Staten een gerechtelijke procedure aanhangig heeft gemaakt tegen hen als oud-bestuurders en tegen twee van de drie curatoren, mrs. [curator 1] en [eiser 1], alsmede tegen een advocaat- medewerker van het kantoor van mr. [curator 1], op grond van de stelling dat alle gedaagden in die procedure zich schuldig zouden hebben gemaakt aan fraude en/of het vernietigen van informatie waarmee die fraude bewezen kan worden. Volgens EPAC zou die fraude zijn gepleegd door niet bestaande of te hoge kosten in rekening te brengen aan EPAC in de koopprijs van geleverd papier, waardoor EPAC teveel zou hebben betaald voor geleverd papier. De Amerikaanse rechter heeft zich echter op 4 oktober 2024 vooralsnog onbevoegd verklaard dan wel EPAC niet-ontvankelijk heeft verklaard en dit is ook bevestigd in de uitspraak van 19 november 2024.
De oud-bestuurders verklaren dat het nog niet duidelijk is hoe EPAC hiermee om zal gaan en stellen dat zij er daarom belang bij hebben om nu tussen te komen in de onderhavige procedure omdat hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt aan de vordering van de curatoren in de hoofdzaak.
3.4.
De curatoren hebben laten weten dat zij geen bezwaar hebben tegen de door de oud-bestuurders gevorderde tussenkomst.
3.5.
EPAC voert op verschillende gronden verweer.
EPAC stelt voorop dat de incidentele conclusie tot tussenkomst nietig is, althans voor afwijzing gereed ligt omdat de oud-bestuurders niet kenbaar gemaakt hebben welke specifieke vordering zij in de hoofdzaak wensen in te stellen en tegen wie, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 217 Rv. De oud-bestuurders hebben in algemene termen uiteengezet dat zij een (negatieve) verklaring voor recht zouden willen vorderen
‘dat zij geen van alle onrechtmatig hebben gehandeld in verband met de wijze waarop vanuit [bedrijf] aan EPAC is gefactureerd voor geleverd papier, althans voor zover het de facturen betreft die onderwerp zijn van de hoofdzaak’en met die algemene bewoordingen de gewenste verklaring voor recht onvoldoende specifiek uiteengezet, waardoor het voor EPAC onduidelijk is wat de inhoud en omvang van de te vorderen verklaring voor recht is. Ook kan hierdoor geen afweging gemaakt worden of de oud-bestuurders voldoende belang hebben en of de gewenste vordering voldoende samenhang heeft met de hoofdzaak.
3.6.
EPAC voert aan dat de oud-bestuurders geen dan wel onvoldoende belang hebben bij tussenkomst. EPAC betwist de stelling van de oud-bestuurders dat een eventueel vonnis in de hoofdzaak ‘bepalend is voor hun rechtspositie’. EPAC voert aan dat de oud-bestuurders ook op geen enkele manier uiteen gezet hebben dat, of op grond waarvan, een eventueel te wijzen vonnis in de hoofdzaak benadelend is voor of zorgt voor het verlies van een aan hen toekomend recht. Een te wijzen vonnis in de hoofdzaak levert feitelijk geen aantasting op van de rechtspositie van de oud-bestuurders ten opzichte van EPAC. Verweren en/of argumenten die de oud-bestuurders dan wel EPAC zouden hebben in hun relatie ten opzichte van elkaar worden door een te wijzen vonnis in de hoofdzaak ook niet aangetast. EPAC benadrukt dat met een eventueel toewijzend vonnis in de hoofdzaak ook niet vaststaat dat de oud-bestuurders zich bij het opmaken van de facturen niet schuldig hebben gemaakt aan fraude of aan het vernietigen van informatie waarmee de fraude kan worden bewezen. Er is dan ook geen sprake van enig risico op tegenstrijdige uitspraken, aldus EPAC.
3.7.
Verder voert EPAC aan dat er geen dan wel onvoldoende samenhang bestaat tussen de vordering van de oud-bestuurders en de hoofdzaak. In de hoofdzaak draait het om de vraag of de curatoren EPAC er toe kunnen dwingen nog enkele openstaande facturen van [bedrijf] te voldoen, maar de wijze van facturering door [bedrijf] en de rechtmatigheid daarvan spelen in de hoofdzaak geen rol.
3.8.
Bovendien is de gevorderde tussenkomst volgens EPAC in strijd is met de goede procesorde. Zij wijst er op dat de Nederlandse rechter de vordering van de oud-bestuurders op grond van artikel 12 Rv zal moeten aanhouden, omdat sprake is van een situatie dat over hetzelfde onderwerp al een procedure bij een buitenlandse rechter aanhangig is gemaakt voordat deze ook bij de Nederlandse rechter aanhangig werd gemaakt. De oud-bestuurders hebben gesteld dat de Amerikaanse rechter zich onbevoegd verklaard heeft, maar EPAC stelt dat zij nog het recht heeft om binnen de verjaringstermijn die eindigt op 25 oktober 2025 haar vordering tegen de oud-bestuurders nader te onderbouwen (wat zij ook zal doen), waarna de Amerikaanse rechter alsnog bevoegdheid kan aannemen. Hieruit volgt dat de Amerikaanse procedure nog niet voorbij is, aldus EPAC.
Voor zover de oud-bestuurders over kennis en informatie beschikken die door de curatoren gebruikt kan worden om de vorderingen in de hoofdzaak te onderbouwen en (eventuele) verweren van EPAC te weerleggen, valt aan te nemen dat zij die kennis en informatie al lang met de curatoren hebben gedeeld of dat de curatoren hen daarvoor als getuigen zullen oproepen. De curatoren hebben ook al drie van de vijf oud bestuurders als mogelijke getuigen opgenomen in het bewijsaanbod in de dagvaarding.
3.9.
Tenslotte voert EPAC aan dat de gewenste verklaring voor recht betrekking heeft op een ondernemingsrechtelijk vraagstuk, te weten bestuurdersaansprakelijkheid, maar dat daarvoor eerst de onrechtmatigheid van [bedrijf] door de curatoren moet worden vastgesteld. EPAC stelt dat als het de oud-bestuurders wordt toegestaan tussen te komen in de hoofdzaak zij de facto verplicht zal zijn zich te verweren in een geschil met derden waarbij de grondslag van de daarin opgenomen vorderingen en het juridische kader significant verschillend zijn met hetgeen aan de vordering in de hoofdzaak ten grondslag ligt.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3.11.
De rechtbank overweegt als volgt. De vordering van de oud-bestuurders is gebaseerd op artikel 217 Rv. In dat artikel is bepaald dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen. De oud-bestuurders stellen dat zij belang hebben bij tussenkomst om een verklaring voor recht te vorderen dat zij geen van allen onrechtmatig hebben gehandeld in verband met de wijze waarop vanuit [bedrijf] aan EPAC is gefactureerd voor geleverd papier, althans voor zover het de facturen betreft die onderwerp zijn van de hoofdzaak.
3.12.
Het verweer van EPAC dat het door de gebruikte algemene bewoordingen onvoldoende duidelijk is voor haar wat de inhoud en omvang van de te vorderen verklaring voor recht is, slaagt niet. De oud-bestuurders hebben in hun conclusie toegelicht waarom zij belang hebben bij deze verklaring voor recht en waar deze betrekking op heeft. Zij hebben daarbij gewezen op de door EPAC in de Verenigde Staten aanhangig gemaakte procedure waarin EPAC (samengevat) de oud-bestuurders en twee van de (aanvankelijk drie) curatoren beschuldigt van fraude bij het in rekening brengen van te hoge kosten op de facturen voor bestellingen van EPAC èn van het wegmaken van informatie waarmee die fraude kan worden bewezen. Aangezien EPAC in de Amerikaanse procedure eiseres is, moet deze toelichting en de samenhang daarvan met de beoogde vordering van de oud-bestuurders voor EPAC voldoende duidelijk zijn.
3.13.
Er is naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende samenhang tussen de vordering die de oud-bestuurders wensen in te stellen en het geschil dat in de hoofdzaak ter beoordeling voorligt. Hetzelfde feitenrelaas ligt feitelijk aan beide vorderingen ten grondslag. In de hoofdzaak vorderen de curatoren immers betaling door EPAC van openstaande facturen van [bedrijf]. Niet valt uit te sluiten dat EPAC als onderdeel van haar verweer zal aanvoeren dat zij niet gehouden is deze facturen te voldoen omdat door [bedrijf] onjuiste bedragen in rekening zijn gebracht. Vooral niet omdat EPAC hierover eerder al een procedure in Amerika aanhangig heeft gemaakt. Ook dit deel van het verweer van EPAC gaat dus niet op.
3.14.
Ook het beroep van EPAC op strijd met de goede procesorde gaat niet op. Zij heeft daarbij gewezen op artikel 12 Rv en gesteld dat de procedure in de Verenigde Staten nog niet voorbij is omdat zij binnen een verjaringstermijn die nog loopt tot 25 oktober 2025 nadere gronden kan aanvoeren op grond waarvan de Amerikaanse rechter zich mogelijk alsnog bevoegd kan verklaren.
In artikel 12 Rv is bepaald dat als een zaak voor een rechter van een vreemde staat aanhangig is gemaakt en daarin een beslissing kan worden gegeven die voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is, de Nederlandse rechter bij wie nadien een zaak tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp is aangebracht, de behandeling kan aanhouden totdat daarin door eerstbedoelde rechter is beslist. De oud-bestuurders hebben stukken overgelegd waaruit blijkt dat de Amerikaanse rechter zich op 4 oktober 2024 onbevoegd verklaard heeft om van het geschil kennis te nemen. Uit de overgelegde stukken blijkt dat EPAC vervolgens 30 dagen de tijd heeft gehad om aan te tonen waarom de zaak niet zou moeten worden beëindigd en dat EPAC dat niet heeft gedaan, waarna de Amerikaanse rechter de zaak in een beslissing van 19 november 2024 in het voordeel van de aangeklaagde oud-bestuurders, curatoren en advocaat-medewerker van het kantoor van mr. [curator 1] heeft geëindigd.
Gelet hierop is niet gebleken dat er nu een procedure bij de Amerikaanse rechter over hetzelfde onderwerp aanhangig is, zodat het bepaalde in artikel 12 Rv niet aan toewijzing van de vordering tot tussenkomst in de weg staat.
3.15.
De curatoren hebben geen bezwaar gemaakt tegen de gevraagde tussenkomst van de oud-bestuurders.
3.16.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de oud-bestuurders voldoende belang hebben om te kunnen tussenkomen in het geschil in de hoofdzaak.
3.17.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het incident geen van partijen als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
laat de oud-bestuurders toe als tussenkomende partij in de hoofdzaak,
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
4.3.
verwijst de zaak naar de rol van
16 april 2025voor conclusie van eis tot tussenkomst aan de zijde van de oud-bestuurders,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155