ECLI:NL:RBNHO:2025:1968

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
HAA 22/1845
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geluidsoverlast door bezoekers van een hotel en handhaving op basis van het Activiteitenbesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 18 februari 2025, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen beoordeeld. Eisers, bewoners van Schoorl, hebben bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving vanwege geluidsoverlast door het aangebrachte split op de parkeerplaats van het hotel. Het college heeft dit verzoek afgewezen op basis van het Activiteitenbesluit, waarin is bepaald dat geluid van bezoekers van horeca-inrichtingen buiten beschouwing wordt gelaten bij het bepalen van geluidsniveaus. De rechtbank concludeert dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, omdat de geluidsoverlast niet in strijd is met de geldende geluidsnormen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en het besluit van het college in stand blijft. Dit betekent dat eisers geen vergoeding van proceskosten ontvangen en het griffierecht niet terugkrijgen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1845

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit Schoorl, eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, het college

(gemachtigde: mr. W. Bloemena).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[naam]namens [het hotel] uit Schoorl.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het college om niet handhavend op te treden ten aanzien van geluidsoverlast door het aangebrachte split op de naastgelegen parkeerplaats van [het hotel] , gelegen aan de [adres 1] in Schoorl.
1.2.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 5 februari 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 18 februari 2022 op het bezwaar van eisers is het college bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.3.
Het college heeft de rechtbank op 29 december 2022 bericht dat eisers en [het hotel] met elkaar in overleg zijn om tot een minnelijke oplossing te komen. In de periode vanaf dit bericht krijgt de rechtbank van zowel het college als eisers berichten dat er (nog steeds) overleg plaatsvindt. Op 24 juni 2024 bericht de toenmalige gemachtigde van eisers dat het niet gelukt is om tot een minnelijke oplossing te komen. Tegelijkertijd onttrekt hij zich als gemachtigde van eisers en zetten eisers de procedure in persoon voort.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] en de gemachtigde van het college. Derde-partij is zonder bericht vooraf niet ter zitting verschenen.

Relevante feiten en omstandigheden

2.1.
Eisers wonen aan de [adres 2] in Schoorl. Achter hun huis aan de [adres 1] ligt het [het hotel] (hierna: het hotel). Op deze locatie is het bestemmingsplan “Schoorl kernen en buurtschappen” van toepassing met de bestemming ‘Wonen – 2’. [1]
Omgevingsvergunning zorghotel
2.2.
In afwijking van het bestemmingsplan heeft het college in februari 2019 aan het hotel een omgevingsvergunning verleend voor recreatieve zorgappartementen en een dienstwoning. Deze omgevingsvergunning staat ‘een bijzondere zorgfunctie’ toe waarbij in hoofdzaak zorg wordt verleend (80%) en voor het overige reguliere recreatie (20%). Hiertegen is geen bezwaar gemaakt waardoor de omgevingsvergunning voor een zorghotel onherroepelijk is geworden. In deze omgevingsvergunning zijn geen voorschriften voor geluid opgenomen.
Handhaving illegaal boutiquehotel
2.3.
Op 9 januari 2020 hebben eisers een verzoek tot handhaving ingediend vanwege de aanwezigheid van een illegaal hotel. Volgens eisers is het hotel in de praktijk geen zorghotel maar een regulier boutiquehotel waarbij de nadruk ligt op horeca. Het college heeft op 26 augustus 2020 het hotel een last onder dwangsom opgelegd, omdat deze wordt gebruikt in strijd met de daartoe verleende omgevingsvergunning en het aldaar vigerende bestemmingsplan. De begunstigingstermijn liep tot 10 juni 2021.
Omgevingsvergunning boutiquehotel
2.4.
Op 2 februari 2021 heeft het hotel een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning om het gebruik als kleinschalige verblijfsrecreatievoorziening te legaliseren. Het college heeft op 15 juli 2021 aan het hotel een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van het gebruik van zorghotel naar boutiquehotel waarbij in hoofdzaak reguliere recreatie wordt verleend (80%) en voor het overige zorg (20%). Aan deze omgevingsvergunning zijn de volgende maatwerkvoorschriften verbonden:
“De voorgenomen maatregelen betreffen aanpassing van de parkeerplaats:
Geluiddemping door het verwijderen van de losliggende split en vervanging door bestrating;
Beperking van het indraaien en heen en weer bewegen door duidelijke belijningen van de parkeerplekken;
Daarnaast (nummers corresponderen met de nummers op tekening BA-01 en BA-01a):
Verplaatsing van de twee baniermasten: in overleg met de buurman reeds verplaatst naar een locatie dichter bij de accommodatie en verder weg van [adres 2] ;
Plaatsing van borden op twee locaties met de tekst: ‘Denk om onze buren’ (o.i.d.) en ‘Cameratoezicht’;
Promotie van (stille) elektrische auto's: de plaatsing van EV-laadpalen;
Vergroting van de zichtbaarheid: verlichting langs de inrit en op de parkeerplaats om te voorkomen dat gasten de accommodatie niet kunnen vinden en zoekend op en neer de Omloop rijden;
Geluidswerende erfafscheidingen.”
2.5.
Op 15 juli 2021 is door eisers en nog drie omwonenden bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het boutiquehotel. Daarnaast heeft ook het hotel bezwaar gemaakt tegen de maatwerkvoorschriften die aan de verleende omgevingsvergunning zijn verbonden. Het college heeft nog geen beslissing op de bezwaren genomen. Ter zitting is gebleken dat het college naar aanleiding van het mediationtraject ook deze zaak stil had gelegd in de hoop dat partijen gezamenlijk tot een minnelijke oplossing zouden komen. Ter zitting bleek ook dat het college, nu de mediation niet is gelukt, deze zaak met spoed zal voortzetten. Het college vindt dat van eisers erg veel is gevraagd in het mediationtraject en dat er nu snel meer duidelijkheid moet komen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

3.1.
Op 9 augustus 2019 hebben eisers het college verzocht om handhaving vanwege geluidsoverlast door het aangebrachte split op de naastgelegen parkeerplaats van het hotel.
3.2.
Met het primaire besluit van 5 februari 2020 heeft het college – onder verwijzing naar de geluidsadviezen van 10 december 2019 en 15 januari 2020 van de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (hierna: OD) – het verzoek om handhaving afgewezen, omdat er geen overtredingen zijn geconstateerd van de geluidsvoorschriften die op het hotel van toepassing zijn.
3.3.
Met het bestreden besluit van 18 februari 2022 heeft het college – onder verwijzing naar het geluidsadvies van 27 mei 2020 van de OD – het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het primaire besluit met een nadere motivering in stand gelaten. Er is volgens het college geen sprake van geluidsoverlast van verkeer van en naar de inrichting (indirecte geluidshinder) maar van geluidsoverlast binnen de grenzen van de inrichting vanwege verkeer op de oprijlaan en de parkeerplaats (directe geluidshinder). In dit geval bepaalt artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) dat bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, 2.17a dan wel 2.20, het geluid als gevolg van het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden buiten beschouwing blijft. Omdat dit aspect expliciet is uitgesloten van de maximale geluidnorm en geluid op dit punt uitputtend is geregeld, bestaat er gelet op het zorgplichtartikel 2.1, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer geen grondslag voor maatwerkvoorschriften. Omdat er voor het komen en gaan van bezoekers binnen de grenzen van de inrichting geen LAmax geluidnorm vanuit milieuwetgeving geldt (dit is expliciet uitgesloten) en dit uitputtend is geregeld, dient dit aspect van geluid in het ruimtelijke spoor gereguleerd te worden. Daarbij wijst het college op het besluit van 15 juli 2021 waarbij het hotel een omgevingsvergunning is verleend voor een boutiquehotel waaraan een aantal maatwerkvoorschriften zijn verbonden waarvan het college verwacht dat deze de geluidsoverlast verminderen.

Standpunt eiser

4. In beroep voeren eisers aan dat sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming. In de door eisers overgelegde notitie van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) van 28 maart 2020, aangevuld op 31 augustus 2020, wordt geconcludeerd dat de geluidsadviezen van de OD van 10 december 2019 en 15 januari 2020 ernstige gebreken vertonen en ongeschikt zijn om over de toelaatbaarheid van de geluid makende activiteiten een besluit te kunnen nemen. Daarnaast heeft Alcedo in het door eisers overgelegde rapport van 28 april 2021, aangevuld met een notitie van 23 juni 2021, geconcludeerd dat de adviezen van de OD onvoldoende informatie bevatten om te kunnen beoordelen of de optredende geluidsniveaus correct berekend zijn. Volgens Alcedo kan wel op basis van de beschikbare informatie geconcludeerd worden dat niet alle optredende geluidsniveaus meegenomen zijn en dat er modelmatige fouten zijn gemaakt. Hoewel het college op het moment van het nemen van het bestreden besluit op de hoogte was van de notitie van de NSG en het rapport van Alcedo gaat het college daar ten onrechte aan voorbij. Eisers zijn niet geïnformeerd over het derde geluidsadvies van de OD van 27 mei 2020 en eisers begrijpen ook niet waarom het college een derde geluidsadvies nodig vond, terwijl volgens de opgelegde last onder dwangsom het boutiquehotel en dus ook de geluidsoverlast er niet had mogen zijn. Ten tijde van het primaire besluit wist het college dat de adviezen van de OD niet gebaseerd waren op het vergunde gebruik, maar op het illegale gebruik. Wanneer het college uitgegaan was van het vergunde gebruik had het college moeten handhaven. Volgens eisers legaliseert het college met de verleende omgevingsvergunning voor het boutiquehotel niet alleen de exploitatie van het hotel maar ook de geluidsoverlast en daarmee verlost het college zich van de plicht om te handhaven. Eisers wijzen er verder dat het college de aan de omgevingsvergunning verbonden maatwerkvoorschriften niet doorzet en handhaaft. Volgens eisers is er daarom geen sprake van een goede ruimtelijke ordening een gezonde woonsituatie. Eisers hebben steeds meegewerkt aan een minnelijke oplossing, maar het hotel heeft uiteindelijk op 29 februari 2024 laten weten geen verder overleg te wensen. Vanaf 2017 zijn eisers misleid door het hotel. Toen werd aan eisers verteld dat er een zorghotel zou komen, maar in 2018 werd al opgeschaald naar een boutiquehotel. Eisers hebben een verzoek gedaan op grond van de Wet open overheid en uit de verkregen informatie blijkt dit ook. Door in het bestreden besluit te verwijzen naar de verleende omgevingsvergunning voor het boutiquehotel en de daar gestelde maatwerkvoorschriften heeft het college de procedures met elkaar verbonden en ervoor gekozen het illegale economische belang van het hotel boven het belang van de gezondheid van eisers te stellen. Bovendien heeft het college eisers niet betrokken bij de maatwerkvoorschriften en deze zijn ook niet onderbouwd en geven geen inzicht in het moment van realisatie en de verwachte geluidseffecten. In het bestreden besluit gaat het college bovendien voorbij aan het feit dat het hotel bezwaar heeft gemaakt tegen de maatwerkvoorschriften. De gezondheid van eisers lijdt al vier jaar onder de geluids- en wateroverlast en de stress van alle procedures. Om deze redenen zijn eisers van mening dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming door het college.

Wettelijk kader

5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
Deze uitspraak gaat over het besluit van het college om het verzoek van eisers om handhavend op te treden vanwege geluidsoverlast door het aangebrachte split op de naastgelegen parkeerplaats van het hotel af te wijzen. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren hiertegen een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het handhavingsverzoek. Daarbij merkt de rechtbank op – zoals ook ter zitting besproken – dat de beroepsgronden, die eisers hebben aangevoerd tegen de onherroepelijke omgevingsvergunning voor het zorghotel, het handhavingsverzoek vanwege een illegaal hotel én de verleende omgevingsvergunning voor het boutiquehotel, door de rechtbank niet kunnen worden meegenomen in deze beoordeling en daarom buiten beschouwing worden gelaten.
6.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6.3.
De door eisers ervaren geluidsoverlast door het aangebrachte split op de naastgelegen parkeerplaats van het hotel is het gevolg van het komen en gaan van bezoekers van het hotel. Dat betekent dat sprake is van geluid als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder a, van het Activiteitenbesluit. Op grond van dit artikel worden dergelijke geluiden bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in artikel 2.17, 2.17a dan wel 2.20 van het Activiteitenbesluit, buiten beschouwing gelaten. Daardoor is op dit geluid de geluidsgrenswaarden van het Activiteitenbesluit niet van toepassing.
6.4.
Voor het hotel geldt, op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit, een zorgplicht. Uit vaste jurisprudentie volgt [2] dat de wetgever met de zinsnede “die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels” in artikel 2.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit tot uitdrukking heeft willen brengen dat overtreding van de zorgplicht uitsluitend aan de orde is in gevallen waarvoor het Activiteitenbesluit geen uitputtende regeling bevat. Dit is het geval indien er ten aanzien van een omschreven situatie of activiteit geen limitatieve opsomming is opgenomen met eisen of voorschriften [3] . Geluid veroorzaakt door het komen en gaan van bezoekers van het hotel is ingevolge artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder a, uitgezonderd van de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit. Hiermee bevat het Activiteitenbesluit een uitputtende regeling. Dit betekent in dit geval dat overtreding van de zorgplicht niet aan de orde is.
6.5.
Gelet op het voorgaande, leidt het geluid van het komen en gaan van bezoekers van het hotel niet tot een overtreding van het Activiteitenbesluit. Het college was dan ook niet bevoegd om op grond van het Activiteitenbesluit tot handhaving over te gaan. Dat eisers ernstige geluidsoverlast ondervinden van het aangebrachte split op de naastgelegen parkeerplaats van het hotel kan er op grond van het Activiteitenbesluit niet toe leiden dat tot handhavend optreden wordt overgegaan. Het betoog van eisers in deze zaak faalt.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit van het college om het handhavingsverzoek van eisers af te wijzen in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
18 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Overgangsrecht
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een verzoek om handhaving is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt.
Op 9 augustus 2019 hebben eisers een verzoek om handhaving ingediend. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 2.1, eerste lid
Degene die een inrichting drijft en weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat door het in werking zijn dan wel het al dan niet tijdelijk buiten werking stellen van de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, die niet of onvoldoende worden voorkomen of beperkt door naleving van de bij of krachtens dit besluit gestelde regels, voorkomt die gevolgen of beperkt die voor zover voorkomen niet mogelijk is en voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
Artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder f
Onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van geluidhinder.
Artikel 2.1, vierde lid
Het bevoegd gezag kan met betrekking tot de verplichting, bedoeld in het eerste en derde lid, maatwerkvoorschriften stellen voor zover het betreffende aspect bij of krachtens dit besluit niet uitputtend is geregeld. Deze maatwerkvoorschriften kunnen mede inhouden dat de door degene die de inrichting drijft dan wel degene die loost, te verrichten activiteiten worden beschreven alsmede dat metingen, berekeningen of tellingen moeten worden verricht ter bepaling van de mate waarin de inrichting dan wel het lozen, bedoeld in het derde lid, nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt.
Artikel 2.18, derde lid, aanhef en onder a
Bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax), bedoeld in artikel 2.17, 2.17a dan wel 2.20, blijft buiten beschouwing het geluid als gevolg van het komen en gaan van bezoekers bij inrichtingen waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- en recreatieactiviteiten plaatsvinden.

Voetnoten

1.Zie artikel 22 Wonen – 2 (W–2) en artikel 1.50 kleinschalige bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan “Schoorl kernen en buurtschappen.)
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2016, r.o. 3.3 (ECLI:NL:RVS:2016:2881).
3.Zie nota van toelichting, blz. 114-115 (Stb. 2007, 415).