ECLI:NL:RBNHO:2025:1989

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
C/15/359304 / JU RK 24-1751
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 januari 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen en om de mogelijkheden tot omgang met de moeder te onderzoeken. De minderjarige verblijft momenteel bij zijn pleegouders, die tevens zijn grootouders zijn, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [de minderjarige] complex is door zijn ontwikkelingsachterstand, hechtingsproblemen en andere psychische klachten. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen genomen, waaronder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, die steeds zijn verlengd. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam heeft verzocht om deze maatregelen opnieuw te verlengen, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 19 januari 2026.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/359304 / JU RK 24-1751
Datum uitspraak: 16 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdamte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouders],
de grootouders vaderszijde, hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 25 november 2024;
  • de aanvullende stukken van de GI, inhoudende het toetsingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, ontvangen op 20 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de pleegvader;
- [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.
1.3.
De moeder heeft per afmeldbericht van 16 januari 2025 laten weten niet ter zitting te verschijnen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 januari 2021 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 11 januari 2024 tot 19 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 19 januari 2021 de machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten in het netwerkpleeggezin bij de grootouders. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 11 januari 2024 tot 19 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. [de minderjarige] verblijft al geruime tijd bij de pleegouders. Het is belangrijk dat de plaatsing van [de minderjarige] bij zijn pleegouders wordt voortgezet. De GI heeft het perspectief bepaald en dit is door de rechtbank ondersteund. [de minderjarige] is een kwetsbare jongen en het is belangrijk dat hij opgroeit in een veilig, voorspelbaar en stabiel opvoedklimaat. De GI heeft de zorg dat het de moeder onvoldoende lukt inzicht in de problematiek van [de minderjarige] te hebben en zijn belang voorop te stellen. Omdat de moeder er niet achter staat dat [de minderjarige] bij de pleegouders verblijft, terwijl blijkens ingezette hulpverlening dit wel in het belang is van [de minderjarige] en zijn ontwikkeling, zijn de kaders van een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk om de actuele en blijvende veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. Ondanks dat de GI het perspectiefbesluit heeft genomen en de GI zich bewust is dat de moeder haar gezagspositie positief uitvoert, heeft de GI ook grote zorgen over de verstandhouding tussen de moeder en de pleegouders. Deze spanning is immers voelbaar voor [de minderjarige] . De GI heeft daarom een verzoek ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming om onderzoek te verrichten naar de gezagspositie. Dit onderzoek is in augustus 2024 gestart. Tevens is het voor [de minderjarige] belangrijk dat de komende periode onderzocht wordt op welke manier [de minderjarige] en de moeder omgang kunnen hebben.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hier aan toegevoegd dat [de minderjarige] kleine stapjes in zijn ontwikkeling heeft gezet. De EMDR-therapie heeft plaatsgevonden door middel van storytelling en dit lijkt goed te hebben gewerkt. De GI is nog in afwachting van het resultaat van het onderzoek van de Raad naar de gezagspositie van de moeder.

4.Het standpunt van de pleegouders

4.1.
De pleegouders zijn het eens met het verzoek. Ter zitting is door de pleegvader naar voren gebracht dat het met [de minderjarige] op dit moment redelijk goed gaat. [de minderjarige] heeft hele kleine stappen gezet in zijn ontwikkeling. De pleegouders weten precies wat [de minderjarige] kan en wil. Dit heeft veel moeite en geduld gekost. [de minderjarige] heeft heftig gereageerd op de omgang met de moeder, waarna ook terugvallen in zijn ontwikkeling merkbaar waren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Vast staat dat bij [de minderjarige] sprake is van zeer complexe problematiek door zijn ontwikkelingsachterstand, hechtingsprobleem en traumaklachten. Daarnaast is er sprake van een autismespectrumstoornis en is er mogelijk hersenschade ontstaan vanuit de zwangerschap. Door deze problematiek heeft [de minderjarige] een verzwaarde opvoedbehoefte. Het lukt de moeder, mede vanwege haar persoonlijke problematiek, niet om de zorg en opvoeding die gepaard gaan met deze verzwaarde opvoedbehoefte te bieden. Daarnaast is in juli 2024 besloten om de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder tijdelijk stop te zetten. Destijds is gebleken dat de omgang voor veel spanningen zorgde bij [de minderjarige] en de pleegouders. Gelet op zijn forse ontwikkelingsachterstand heeft [de minderjarige] weinig baat bij de omgangsmomenten. [de minderjarige] groeit sinds november 2019 op bij de pleegouders, tevens zijn grootouders (vaderszijde). De pleegouders hebben veel moeite gedaan om het gedrag van [de minderjarige] te kunnen lezen en hiermee om te gaan. Onder hun intensieve begeleiding en sturing is [de minderjarige] kleine stappen gaan maken in zijn ontwikkeling. Al in 2022 heeft de GI middels een Terug Naar Huis Onderzoek besloten dat het perspectief van [de minderjarige] bij de pleegouders ligt. Dit perspectiefbesluit is bij beschikking van 11 januari 2024 door de rechtbank onderschreven. De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk, zodat de GI zicht houdt op de ontwikkeling van [de minderjarige] en de mogelijkheden tot omgang met de moeder onderzocht blijven. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt noodzakelijk geacht, zodat de plaatsing van [de minderjarige] bij de pleegouders wordt geborgd.
5.3.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] zijn:
- de ontwikkelingsachterstand van [de minderjarige] ;
- de moeizame verstandhouding tussen de pleegouders en de moeder;
- het ontbreken van regelmatig contact tussen [de minderjarige] en de moeder.
5.4.
Gelet op het voorgaande verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het netwerkpleeggezin voor de duur van een jaar. [2]
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , tot 19 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een voorziening voor pleegzorg, te weten het netwerkpleeggezin van de grootouders, tot 19 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier, en op schrift gesteld op 28 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.