ECLI:NL:RBNHO:2025:2097

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
15/210364-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging woningoverval, heling auto en vuurwapenbezit

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot woningoverval, heling van een auto en vuurwapenbezit. De zaak vond plaats in Alkmaar en betreft een incident dat zich voordeed op 28 juni 2024. De verdachte, samen met medeverdachten, was betrokken bij een poging om een woning te overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich voorbereidden op de overval door gezichtsbedekkende kleding en een vuurwapen mee te nemen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot woningoverval en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van de auto, maar achtte de andere feiten bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een locatieverbod voor Den Ilp. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/210364-24 (P)
Uitspraakdatum: 27 februari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.P. Klaver, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging (feit 2 subsidiair), ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Den Ilp, gemeente Landsmeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om (een) goed/goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met een (gestolen) personenauto naar de woning van die [naam] is gereden en/of
- gezichtsbedekkende kleding (waaronder bivakmutsen en een mondkapje) en/of handschoenen heeft aangetrokken en/of
- een jas gelijkend aan een DHL-jas heeft aangetrokken en/of
- met een tas met daarin onder meer een vuurwapen, geprepareerde tiewraps en ductape naar de woning van die [naam] is gelopen en/of
- bij die woning heeft aangebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Den Ilp, gemeente Landsmeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
- een (gestolen) personenauto (geschikt om te vluchten en/of om de buit te vervoeren) en/of
- gezichtsbedekkende kleding waaronder bivakmutsen en een mondkapje en/of een jas gelijkend aan een DHL-jas en/of handschoenen (geschikt om de identiteit te verhullen) en/of
- een vuurwapen (geschikt om te dreigen en/of te verwonden) en/of
- geprepareerde tiewraps en ductape,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2024 tot en met 28 juni 2024 te Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Mini Cooper, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2024 tot en met 28 juni 2024 te Almere en/of te Den Ilp (gemeente Landsmeer) en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (merk Mini Cooper, kenteken [kenteken] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Den Ilp (gemeente Landsmeer) en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van het bewijs
3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit (diefstal) en tot bewezenverklaring van de onder 1 primair (poging woningoverval), 2 subsidiair (heling) en 3 (vuurwapenbezit) ten laste gelegde feiten. Volgens de officier van justitie kan opzetheling wettig en overtuigend worden bewezen, omdat de verdachte wist dat het om een gestolen voertuig ging.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdachte ontkent iedere betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 (primair) ten laste gelegde feit geldt dat er geen DNA van de verdachte op de plaats delict is aangetroffen. Uit beelden of enig ander bewijsmiddel kan evenmin worden opgemaakt dat de verdachte die ochtend bij de woning is geweest. Mocht de rechtbank vaststellen dat de verdachte die ochtend wel bij de woning is geweest, dan kan niet worden bewezen dat sprake is van een poging woningoverval omdat er geen significant begin van uitvoering is. Daarnaast kan onder de gegeven omstandigheden ook een vrijwillige terugtred mogelijk zijn. Na korte tijd voor de deur te hebben gestaan, zijn de personen immers weer weggegaan. Als sprake is van vrijwillige terugtred, moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen stelt de raadsman dat een bivakmuts en een DHL-jas niet per definitie dienstig zijn aan een diefstal met geweld en dat op de overige in de auto aangetroffen goederen (vuurwapen, tiewraps, ducttape) geen DNA van de verdachte is gevonden, zodat het bewijs van wetenschap van die goederen in de auto ontbreekt. Ook is er geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs is voor diefstal van de auto. Ook heling kan niet bewezen worden, gelet op de tijdspanne tussen de diefstal en de aanhouding van de verdachte in de auto, het feit dat er geen losse draden zichtbaar waren in de auto, de deur geen schade had en de verdachte de sleutel van de auto in zijn bezit had.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is, omdat er geen DNA van de verdachte op het vuurwapen is aangetroffen en de verdachte het wapen niet heeft gezien in de tas.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 2 primair (diefstal)Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair (diefstal van de auto) ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
Feit 1 primair (poging woningoverval)
Op 28 juni 2024 omstreeks 08:15 uur stopt een witte Mini Cooper met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) in de buurt van de woning op het adres [adres] te Den Ilp. De auto is in de nacht daaraan voorafgaand gestolen in Almere. Drie personen stappen uit de auto en lopen naar de woning. Twee personen dragen gezichtsbedekking en capuchons. De voorste heeft oranje handschoenen aan. De persoon daarachter draagt donkere handschoenen en heeft een blauwe Albert Heijn tas in zijn handen. De derde persoon draagt een DHL-jas en een rugzak van het merk The North Face. Te zien is dat hij blauwe handschoenen draagt. De twee voorste personen verstoppen zich achter een bij de voordeur geparkeerde auto en de persoon met de DHL-jas belt aan. Als na enkele seconden niet open is gedaan, lopen de drie personen terug naar de auto. Opvallend is dat nu de persoon met de oranje handschoenen de blauwe Albert Heijn tas in zijn handen heeft. Van de man met de donkere handschoenen is te zien dat hij een donkere huidskleur heeft.
De auto vertrekt vervolgens in de richting van Landsmeer. Om 08:25 uur stopt de auto op een parkeerplaats bij een fietsenwinkel in Landsmeer. Rechts achterin de auto is een voorwerp te zien met een gele kleur, vermoedelijk de DHL-jas. De bestuurder stapt uit. Hij heeft een kort baardje en hij trekt zijn zwarte jasje uit. Te zien is dat hij een wit T-shirt aan heeft. Aan de passagierszijde stapt een persoon met een donkere huidskleur uit. Vanaf de achterbank stapt een persoon uit die een donkere pet met rode opdruk draagt. Om 08:26 uur straalt de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] een zendmast in Landsmeer aan.
Om 08:49 uur wordt de auto geregistreerd door een ANPR-camera op de A1 ter hoogte van hectometerpaal 11.6 (Muiden). Op de ANPR-foto is te zien dat de bestuurder een kort baardje heeft en een wit shirt draagt. De bijrijder draagt een shirt met links en rechts rode kenmerken. Van de bijrijder is tevens te zien dat zijn gezicht een donkere huidskleur heeft.
Diezelfde dag om 20:30 uur wordt de auto in Amsterdam, op de A10 bij afslag Zeeburg, door de politie tot stilstand gebracht. De verdachte zit achter het stuur, medeverdachte [naam medeverdachte 1] zit op de bijrijdersstoel en medeverdachte [naam medeverdachte 2] zit achterin in de auto. Bij zijn aanhouding draagt de verdachte een wit T-shirt met daarover een zwart jasje. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft een donkere huidskleur en draagt een shirt met links en rechts twee rood/oranje kenmerken. In de auto wordt achterin een pet aangetroffen met een rode opdruk, van het merk Parajumpers. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor met de politie aangegeven dat dit zijn pet is. In de auto worden verder onder meer donkere en oranje handschoenen aangetroffen, bivakmutsen, een DHL-jas, een rugzak van het merk The North Face en een blauwe Albert Heijn tas. In de Albert Heijn tas zitten onder meer: als handboeien geprepareerde tie-wraps, een rol ducttape en een sok met daarin een vuurwapen. In de rugtas bevinden zich handschoenen met blauwe accenten.
Diverse van de in de auto aangetroffen goederen zijn bemonsterd op humane en biologische sporen. Uit vergelijkend DNA-onderzoek blijkt dat van een aantal goederen een
DNA- hoofdprofiel van een van de drie verdachten kan worden afgeleid, waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. Verder blijkt uit onderzoek aan de telefoon van medeverdachte [naam medeverdachte 2] dat hij in de nacht voorafgaand aan het feit via Snapchat heeft geïnformeerd naar een “skimask” en “handjes” en dat er is gesproken over een DHL-jas.
Gelet op de hiervoor besproken bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten, die op 28 juni 2024 om 20:30 uur zijn aangehouden, dezelfde personen zijn die ’s morgens voor de deur van de woning in Den Ilp stonden en kort daarna te zien zijn op de camerabeelden van de fietsenwinkel in Landsmeer. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte de man op de beelden met de oranje handschoenen is. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] is de man met de donkere huidskleur en de donkere handschoenen. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] is de man met de DHL-jas en de blauwe handschoenen.
Begin van uitvoering
De drie verdachten zijn samen naar de woning gegaan. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] droegen gezichtsbedekking en hebben zich uit het zicht van de voordeur gehouden door zich te verschuilen achter een geparkeerde auto. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] met de DHL-jas heeft bij de woning aangebeld. Alle drie de verdachten droegen handschoenen. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] had een Albert Heijn tas bij zich met daarin onder meer tot handboeien geprepareerde tie-wraps, een rol ducttape en een vuurwapen. De uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat sprake is van een begin van uitvoering van een woningoverval, waarbij rekening werd gehouden met het toepassen van geweld en/of bedreiging met geweld.
Geen vrijwillige terugtred
Het beroep van de verdediging op vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht kan niet slagen. De verdachte heeft ontkend dat hij betrokken is geweest bij de ten laste gelegde poging woningoverval en aldus geen inzicht gegeven in de reden om enige tijd na het aanbellen bij de woning weg te gaan. Ook overigens biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt voor de stelling dat het misdrijf niet is voltooid door omstandigheden die van de wil van de verdachte afhankelijk zijn.
Feiten 1 primair en 3 (poging woningoverval en vuurwapenbezit)
Nauwe en bewuste samenwerking
De drie verdachten zijn samen naar Den Ilp gereden en hebben allen aan het plan voor de woningoverval meegewerkt. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft met een DHL-jas aan, zich aldus voordoende als een bonafide bezorger, bij de woning aangebeld. De andere twee verdachten hebben zich uit het zicht van de voordeur verstopt. Op weg naar de woning droeg medeverdachte [naam medeverdachte 1] de Albert Heijn tas met daarin een vuurwapen, ducttape en als handboeien geprepareerde tie-wraps. Toen niet werd opengedaan zijn zij gezamenlijk vertrokken en in de auto weggereden in de richting van Landsmeer. Verder kan uit het dossier worden afgeleid dat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] in de nacht voorafgaand aan de geplande woningoverval, via Snapchat, heeft geïnformeerd naar een “skimask” en een
DHL-jas. Toen de verdachten werden aangehouden riep de medeverdachte [naam medeverdachte 1] : “jullie houden allebei jullie moffel. Jullie houden je mond dicht, niks zeggen”.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de drie verdachten op de hoogte waren van het plan om een woningoverval te plegen en dat zij nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt bij de uitvoering van dat plan.
De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben de Albert Heijn tas met daarin het vuurwapen gedragen. Die tas lag bij de aanhouding rechts voorin de auto. Het kan niet anders dan dat de verdachte dit wapen niet alleen gezien heeft, maar dat het wapen ook deel uitmaakte van het gezamenlijk plan en de gezamenlijke uitvoering van de voorgenomen diefstal met geweld of met bedreiging daarmee. Ook ten aanzien van het vuurwapenbezit acht de rechtbank medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 subsidiair (heling)
Gelet op het feit dat de aangever Van Bohemen de twee originele sleutels van de auto steeds in zijn bezit heeft gehad, is de auto op andere wijze geopend en gestart. Tussen het tijdstip van de diefstal en het moment waarop de auto ’s ochtends omstreeks 08:15 uur bij de woning in Den Ilp verschijnt, is niet veel tijd gelegen. De verdachte heeft de auto bestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte de auto voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair,
2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1. primair
hij op 28 juni 2024 te Den Ilp, gemeente Landsmeer, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om (een) goed/goederen van zijn gading dat/die aan [naam] , toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
- met een (gestolen) personenauto naar de woning van die [naam] is gereden en
- gezichtsbedekkende kleding (waaronder bivakmutsen en een mondkapje) en handschoenen heeft aangetrokken en
- een jas gelijkend aan een DHL-jas heeft aangetrokken en
- met een tas met daarin onder meer een vuurwapen, geprepareerde tiewraps en ducttape naar de woning van die [naam] is gelopen en
- bij die woning heeft aangebeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair
hij in de periode van 27 juni 2024 tot en met 28 juni 2024 in Nederland een personenauto (merk Mini Cooper, kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op 28 juni 2024 te Den Ilp (gemeente Landsmeer) en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
schuldheling.
Ten aanzien van feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden met aftrek van de periode die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie acht het opleggen van (bijzondere) voorwaarden in het kader van het traject van de voorwaardelijke invrijheidstelling passender dan in het kader van een deels voorwaardelijke straf.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij een veroordeling het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte is 19 jaar, woont bij zijn ouders, werkte bij twee fastfoodrestaurants en wil een opleiding in de beveiliging volgen. Een vrijheidsstraf van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk zou recht doen aan de zaak, aldus de raadsman.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een poging woningoverval en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling van een auto die in de nacht ervoor gestolen was. De verdachten waren van plan de woning van het slachtoffer te overvallen door een van de verdachten in een DHL-jas te laten aanbellen terwijl de twee andere verdachten verdekt stonden opgesteld. Dat de verdachten rekening hebben gehouden met het gebruik van geweld en/of bedreiging met geweld blijkt uit het feit dat zij als handboeien geprepareerde tie-wraps, een rol ducttape en een vuurwapen bij zich hadden. Dat de woningoverval uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden is niet aan het handelen van de verdachten te danken; zij zijn weer vertrokken toen bleek dat het slachtoffer die ochtend niet thuis was. De verdachte heeft voor eigen geldelijk gewin geprobeerd om iemand in haar eigen woning, waar zij zich veilig zou moeten voelen, te overvallen. Dat de impact op het slachtoffer groot is, blijkt uit de ter zitting door haar advocaat voorgelezen slachtofferverklaring.
Persoon van de verdachte
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van de verdachte van 19 september 2024 is hij niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 11 september 2024. Omdat de verdachte stelt onschuldig te zijn heeft de reclassering geen delictanalyse kunnen opstellen en is er weinig zicht op het psychosociaal functioneren van de verdachte. Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen en de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aan deze bijzondere voorwaarden wil meewerken.
Geen toepassing ASR
De rechtbank zal geen toepassing geven aan het jeugdstrafrecht, zoals de raadsman heeft bepleit. De verdachte was ten tijde van het strafbare feit 19 jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten voor een jongvolwassene jeugdsancties toe te passen indien daartoe aanleiding wordt gezien in de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De verdachte woont bij zijn ouders, heeft een VMBO-kader diploma behaald en is vervolgens gestart met een opleiding tot beveiliger. Vóór zijn 18de jaar is hij daarmee gestopt. Voorafgaand aan zijn voorarrest heeft de verdachte bij twee fastfoodrestaurants gewerkt. Uit het reclasseringsrapport noch uit wat ter zitting is besproken is gebleken dat de verdachte gevoelig is voor pedagogische beïnvloeding of dat hij een interventie en/of maatregel nodig heeft die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om af te wijken van het advies van de reclassering en het jeugdstrafrecht toe te passen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten. Voor een woningoverval is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een wapen van categorie III is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat het bij een poging tot woningoverval is gebleven en dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachten op klaarlichte dag geprobeerd hebben een (gewapende) woningoverval te plegen. Ook ten nadele van de verdachte weegt mee dat hij geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn handelen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 10 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd. Ook ziet de rechtbank aanleiding om gedurende de proeftijd een locatieverbod op te leggen voor Den Ilp.

7.Beslag

Onder de verdachte is inbeslaggenomen een zwarte GSM, merk Apple
(goednummer [nummer] ).
De officier van justitie heeft verzocht de telefoon niet terug te geven, zodat – in geval van hoger beroep – nader onderzoek aan de telefoon kan plaatsvinden.
De raadsman heeft verzocht de telefoon aan de verdachte terug te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon moet worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.020,66 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
€ 487,87 cross line detectie vanaf juli 2024
€ 1.066,20 cross line detectie 2025
€ 447,22 uitbreiding camerabeveiliging 2024
€ 977,37 uitbreiding camerabeveiliging 2025
€ 1.500,00 immateriële schade
€ 542,00 proceskosten.
De officier van justitie heeft geadviseerd het bedrag aan materiële schade te matigen tot € 1.500,00 vanwege de lange periode van de abonnementen. Wat betreft de verzochte vergoeding aan immateriële schade en proceskosten heeft hij verzocht deze in zijn geheel toe te wijzen.
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij ten aanzien van de verzochte vergoeding voor materiële en immateriële schade niet-ontvankelijk te verklaren. De kosten voor extra beveiliging vloeien niet rechtstreeks voort uit het ten laste gelegde feit en de immateriële schade is niet onderbouwd. Bovendien was aangeefster niet thuis ten tijde van de poging woningoverval.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht het redelijk om die kosten voor de gehele opgevoerde periode (18 maanden) te vergoeden.
De rechtbank acht verder voldoende aannemelijk geworden dat het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De rechtbank komt een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij procedeert bij gemachtigde. Op grond van artikel 238 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen in dat geval de kosten voor het salaris en de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking. De opgevoerde kosten zijn overeenkomstig het liquidatietarief rechtbank en hoven en zullen worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging woningoverval in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293, 8233 GT Lelystad en zich blijft melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan het verkrijgen van diagnostiek en – indien geïndiceerd – zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start vanaf het moment dat de reclassering de verdachte aanmeldt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Den Ilp, gemeente Landsmeer in de provincie Noord-Holland, tenzij deze aanwezigheid plaatsvindt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd, zolang de reclassering dit locatieverbod noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Gelast de teruggave aan de verdachte van: een zwarte GSM, merk Apple
(goednummer [nummer] ).
Vordering benadeelde partij
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.728,66(zegge: drieduizend zevenhonderdachtentwintig euro en zesenzestig cent), bestaande uit € 2.978,66 als vergoeding voor de materiële en € 750,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [naam] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 542,00 (zegge: vijfhonderdtweeënveertig euro), en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.728,66 (zegge: drieduizend zevenhonderdachtentwintig euro en zesenzestig cent), bestaande uit vergoeding van materiële en immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 (zevenenveertig) dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Reemst, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. I.E. Voorberg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2025.