Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De zaak in het kort
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] een deel van het door [eiser] gevorderde bedrag aan openstaande facturen dient te betalen. De vordering in reconventie van [gedaagde] wordt bij gebreke van een toereikende onderbouwing afgewezen.
2.De procedure
3.De feiten
2023-PR11400gedaan voor het project [adres 1] te [plaats 3] (door partijen het AHAM-project genoemd). [eiser] heeft het voorstel niet getekend. In de hierna volgende maanden heeft [eiser] werkzaamheden voor dit project uitgevoerd. In verband met die werkzaamheden heeft [eiser] facturen aan [gedaagde] verzonden. Medio februari 2024 heeft [eiser] zijn werkzaamheden voor het project AHAM gestaakt.