ECLI:NL:RBNHO:2025:2264
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum recht op kinderbijslag en beoordeling van de hoorplicht in bezwaarprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de ingangsdatum van het recht op kinderbijslag voor eiseres. Eiseres had een aanvraag voor kinderbijslag ingediend met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2022, maar de Sociale Verzekeringsbank (Svb) kende de kinderbijslag pas toe vanaf het vierde kwartaal van 2022. Eiseres ging in bezwaar tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld en vastgesteld dat de Svb ten onrechte geen hoorzitting heeft gehouden in de bezwaarprocedure, wat een schending van de hoorplicht opleverde. Echter, de rechtbank oordeelde dat dit gebrek niet leidde tot vernietiging van het besluit, omdat eiseres in de beroepsprocedure alsnog de gelegenheid had gekregen om haar standpunten naar voren te brengen.
De rechtbank beoordeelde de ingangsdatum van het recht op kinderbijslag aan de hand van de feiten en de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat er in juni 2022 nog geen sprake was van een bestendige situatie, en dat de ingangsdatum van de kinderbijslag op het vierde kwartaal van 2022 kon worden bepaald. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bepaalde dat de Svb het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bezwaarprocedures en de criteria voor het vaststellen van de ingangsdatum van het recht op kinderbijslag.