ECLI:NL:RBNHO:2025:2266

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
4 maart 2025
Zaaknummer
24/523
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van kinderbijslag voor kinderen die in het buitenland naar school gaan

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de schorsing van de betaling van de kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiser, die kinderbijslag ontvangt voor zijn dochters, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om de betaling van de kinderbijslag te schorsen. Dit besluit volgde op informatie van de gemeente Haarlemmermeer dat de kinderen van eiser niet meer in Nederland wonen, maar in Rusland. Eiser heeft herhaaldelijk informatie verstrekt over de woonsituatie van zijn kinderen, maar de Svb heeft geen bewijs ontvangen dat de kinderen nog in Nederland verblijven. De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de Svb aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht heeft besloten tot schorsing van de kinderbijslag, omdat er onvoldoende bewijs is dat de kinderen nog in Nederland wonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/523

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A. van Velsen),
en

de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. C.A. van der Vlist).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de schorsing van de betaling van de kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
1.
1.2.
Met het bestreden besluit van 25 december 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser ontvangt kinderbijslag voor zijn dochters [naam 1] en [naam 2] , geboren [datum] 2009.
2.
2.2.
Op 9 mei 2022 heeft de Svb bericht ontvangen van de gemeente Haarlemmermeer dat eisers kinderen niet meer in Nederland wonen maar in Rusland. Naar aanleiding van dit bericht is de Svb een onderzoek gestart. De Svb heeft diverse formulieren opgestuurd naar eiser om duidelijkheid te krijgen over de situatie onder meer op 10 mei 2022, 14 september 2022, 21 oktober 2022, 14 november 2022 en 20 december 2022.
2.3.
Door eiser is in de ingevulde onderhoudsverklaring van 10 juni 2022 vermeld dat de kinderen nog thuis wonen. Er is door de Svb gevraagd of eiser dit kan aantonen. Eiser heeft vervolgens in het formulier ‘Informatie over woonsituatie kind’, ingevuld op 4 november 2022, vermeld dat de kinderen nog bij hem wonen en aangekruist dat ze 1 tot 3 nachten niet bij hem slapen. Bij de vraag naar de reden dat de kinderen zijn uitgeschreven uit de Basisregistratie personen (Brp) van de gemeente heeft eiser ingevuld dat het een premature beslissing van de gemeente is en dat hiertegen een beroepsprocedure aanhangig is. Op 4 april 2023 heeft de Svb een vragenformulier opgestuurd, waarin is verzocht of eiser kan aantonen of zijn kinderen op zijn adres wonen, of eiser van beide kinderen de schoolinschrijving kan sturen en of hij nadere informatie over het eerder ingediende beroepschrift kan toesturen. Eiser heeft op 5 mei 2023 in zijn reactie vermeld dat hij in geschil is met de gemeente over de uitschrijving van de kinderen.
3. Vervolgens heeft de Svb bij bericht van 2 juni 2023 meegedeeld dat de betaling van de kinderbijslag voorlopig is gestopt, omdat de Svb niet kan nagaan of eiser dit terecht krijgt. Als motivering is vermeld dat er geen bewijs is overgelegd dat eisers kinderen nog in Nederland woonachtig zijn. Eiser is verzocht de gevraagde informatie voor 2 september 2023 toe te sturen. De Svb heeft vermeld de kinderbijslag te beëindigen, indien zij geen reactie ontvangt.
4. Nadat eiser in bezwaar is gegaan, heeft de Svb in het bestreden besluit de schorsing van de kinderbijslag in stand gelaten. Bij de uitleg van de beslissing heeft de Svb vermeld dat eiser heeft aangegeven dat de kinderen thuiswonen, en dat hij dit kan aantonen. Eiser heeft echter nooit enig bewijs of verdere informatie hierover gegeven, ondanks meerdere verzoeken daartoe. Daarom is volgens verweerder de schorsing terecht.

Beoordeling door de rechtbank

5.1.
Ter zitting is gebleken dat het recht op kinderbijslag inmiddels is beëindigd. De beoordeling van dat besluit maakt geen onderdeel uit van dit geschil.
5.
5.2.
De rechtbank beoordeelt in dit beroep de schorsing van de uitbetaling van de kinderbijslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5.3.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
6.1.
Gelet op artikel 7b, eerste en derde lid, van de AKW kan eiser over een kalenderkwartaal alleen recht hebben op kinderbijslag indien zijn kinderen op de eerste dag van dat kwartaal (peildatum) niet in Nederland wonen, maar op de peildatum onafgebroken langer dan drie maanden in Nederland verblijven.
6.
6.2.
In artikel 19 van de AKW is onder meer bepaald dat de Svb de betaling van de kinderbijslag opschort of schorst, als hij op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft, dat het recht op kinderbijslag niet of niet meer bestaat dan wel recht op een lagere kinderbijslag bestaat.
6.3.
Bij de toepassing van artikel 19 van de AKW hanteert de Svb de beleidsregel [1] die inhoudt dat de Svb in alle gevallen waarin twijfel bestaat omtrent de rechtmatigheid van de (voorgenomen) betaling de Svb (een gedeelte van) de betaling opschort, of deze schorst. De Svb dient voorts de uitbetaling op te schorten of te schorsen als de betrokkene zich niet aan de controlevoorschriften houdt. De Svb gaat over tot opschorting of schorsing als de betrokkene na te zijn gerappelleerd niet aan een verzoek van de Svb heeft voldaan, aldus de beleidsregel.
6.4.
Verder is van belang dat op grond van artikel 4, eerste lid, van de Controlevoorschriften AKW de persoon die kinderbijslag ontvangt op verzoek van de Svb binnen de door de Svb gestelde termijn en met gebruikmaking van de door de Svb ter beschikking gestelde formulieren informatie verstrekt welke van belang kan zijn voor het recht op- of de hoogte van de kinderbijslag en legt binnen de door de Svb gestelde termijn bewijsstukken over.
Op grond van artikel 12, van de Controlevoorschriften AKW verstrekt de persoon die kinderbijslag ontvangt als het kind onderwijs volgt in het buitenland op verzoek van de Svb een schoolverklaring door de onderwijsinstelling ingevuld en ondertekend binnen de door de Svb gestelde termijn aan de Svb.
Beoordeling
7. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat de Svb zich ten onrechte baseert op de uitschrijving uit de Brp. Daarvoor wijst hij erop dat door hem nimmer opdracht en/of toestemming is verleend aan de gemeente Haarlemmermeer om zijn kinderen uit te schrijven uit de Brp. De gemeente Haarlemmermeer heeft deze uitschrijving gebaseerd op het enkele feit dat de kinderen van eiser buiten Nederland studeren, zonder onderbouwing van wettelijke regels. De financiële gevolgen van deze ambtshalve uitgevoerde uitschrijving, de opvolgende opschorting door de Svb van de kinderbijslag en de stopzetting door de Belastingdienst Toeslagen van het daaraan gekoppelde kindgebonden budget zijn voor eiser buitenproportioneel. Zijn wettelijke verplichtingen als ouder met ouderlijk gezag lopen onverkort door, terwijl zijn netto besteedbaar inkomen met € 1.100,00 per maand is gereduceerd. De kosten voor levensonderhoud van de kinderen zijn zelfs aanmerkelijk gestegen, omdat zij na de uitschrijving uit het Brp ook niet meer verzekerd zijn voor hun zorg- en tandartskosten.
8. Het betoog van eiser slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb het vermoeden dat het recht op kinderbijslag niet of niet meer bestaat mogen baseren op het feit dat de kinderen zijn uitgeschreven in de Brp. Die feitelijke vaststelling vormt daarvoor een voldoende duidelijke aanwijzing. Dat eiser van het besluit tot uitschrijving in beroep is gegaan, maakt dat niet anders. Omdat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een gegrond vermoeden is het vervolgens aan eiser om dat vermoeden te ontkrachten. Dat eiser, zoals hij stelt, niet in staat is om dat aan te tonen omdat er geen stukken zijn, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Eiser is meermaals in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zijn dochters wel (deels) bij hem verblijven of tot zijn huishouden behoren. Ook is specifiek verzocht om een schoolverklaring te overleggen of een ander document waaruit meer over de situatie van zijn kinderen is af te leiden. Eiser heeft daarvoor echter niets overgelegd. Door het ontbreken van stukken die de stellingen van eiser over de feitelijke situatie van zijn kinderen kunnen onderbouwen, kon de Svb niet vaststellen of eiser vanaf het derde kwartaal 2023 nog recht had op kinderbijslag. Op grond van deze twijfel over de rechtmatigheid van de (voorgenomen) betaling heeft de Svb naar het oordeel van de rechtbank over kunnen gaan tot schorsing van de betaling.

Conclusie en gevolgen

9. Het hiervoor vermelde betekent dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Beleidsregel SB1093 (geldig ten tijde van de besluitvorming, per 1 april 2024 is deze beleidsregel vervallen).