In deze zaak vorderde de passagier compensatie van de vervoerder, United Airlines, Inc., vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Lima via Houston. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming en baseerde haar vordering op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachtrijen bij de beveiliging op Schiphol, en dat zij niet verantwoordelijk waren voor de vertraging. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet inherent waren aan hun bedrijfsvoering en dat zij alle redelijke maatregelen hadden getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagier werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor vertragingen die voortkomen uit buitengewone omstandigheden.