ECLI:NL:RBNHO:2025:2374

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
10647296 \ CV EXPL 23-5103
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak vorderde de passagier compensatie van de vervoerder, United Airlines, Inc., vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Lima via Houston. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming en baseerde haar vordering op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachtrijen bij de beveiliging op Schiphol, en dat zij niet verantwoordelijk waren voor de vertraging. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die niet inherent waren aan hun bedrijfsvoering en dat zij alle redelijke maatregelen hadden getroffen om de vertraging te beperken. De vordering van de passagier werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vervoerders om aan te tonen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor vertragingen die voortkomen uit buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10647296 \ CV EXPL 23-5103
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
United Airlines, Inc.
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. R.L.S.M. Pessers en mr. B.E. Struijk
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder compensatie gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk lange wachtrijen bij de beveiliging van Schiphol. Het verweer van de vervoerder slaagt en de vordering van de passagier wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 5 juni 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Houston, Verenigde Staten, naar Lima, Peru, met vluchtcombinatie UA21 en UA854.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht UA21 van Amsterdam naar Houston (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder kreeg de vlucht in kwestie te maken met lange wachtrijen op Schiphol vanwege een tekort aan beveiligingspersoneel. Daardoor konden niet alle passagiers zich tijdig voor de vlucht melden en moest de vervoerder op de ontbrekende passagiers wachten. Daardoor is de vlucht met een vertraging van 3 uur en 14 minuten vertrokken. Het was niet mogelijk om de vlucht uit te voeren zonder op de ontbrekende passagiers te wachten. In dat geval had de vervoerder immers hun bagage van boord moeten halen. Dit zou evenveel of meer vertraging met zich hebben gebracht. Uiteindelijk is de vlucht met een vertraging van 2 uur en 22 minuten uitgevoerd. Daardoor heeft de passagier haar aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder.
4.4.
De passagier betwist dit. Zij voert – samengevat – aan dat de vervoerder al ver voor de vluchtdatum bekend was met de problemen op Schiphol. Luchtvaartmaatschappijen hadden regelmatig overleg met Schiphol en waren zelf verantwoordelijk voor het verminderen van het aantal passagiers. Dit heeft de vervoerder onvoldoende gedaan, aldus de passagier.
4.5.
De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat hij wel degelijk allerlei maatregelen heeft genomen om het aantal passagiers dat via Schiphol zou reizen te verminderen. Daarbij heeft hij ook een aantal vluchten geannuleerd. Hij was echter afhankelijk van de door Schiphol opgegeven capaciteit. Hij mocht erop vertrouwen dat hij de vluchten die binnen deze capaciteit vielen ook daadwerkelijk uit kon voeren. Hij kon er geen invloed op uitoefenen dat dit uiteindelijk niet het geval bleek te zijn, aldus de vervoerder.
4.6.
De kantonrechter overweegt dat niet in geschil is dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van de lange wachtrijen op Schiphol. Tussen partijen is slechts in geschil of deze oorzaak geldt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter oordeelt dat het beroep hierop van de vervoerder slaagt. Hij heeft voldoende onderbouwd dat de problematiek op Schiphol op de vluchtdatum niet zodanig voorzienbaar was dat de vlucht in kwestie al proactief geannuleerd had moeten worden – nog afgezien van de vraag of dit in het belang van de passagier was geweest – en dat hij zich steeds aan de taakstellingen van Schiphol tot vermindering van het aantal passagiers heeft gehouden. Daarom leidt dit niet tot de conclusie dat de vervoerder zelf invloed kon uitoefenen op de lange wachtrijen op Schiphol. De vertraging van de vlucht was dan ook het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Vast staat dat de passagier door deze vertraging haar aansluitende vlucht heeft gemist. Dit betekent dat de langdurige vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.8.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging vanwege van de buitengewone omstandigheden te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt dat hij geen invloed kon uitoefenen op de wachtrijen op Schiphol maar dat hij de passagier heeft omgeboekt op de snelst mogelijke alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
4.9.
De passagier betwist dit. Zij voert aan dat de vervoerder de vlucht naar een andere luchthaven had kunnen verplaatsen, zoals de luchthaven van Rotterdam, en dat hij ervoor had kunnen kiezen om de check-inbalies eerder te sluiten om zo de vertraging te beperken. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat de luchthaven van Rotterdam niet geschikt is om vluchten naar de Verenigde Staten uit te voeren.
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat het verweer van de vervoerder slaagt. De vervoerder heeft gemotiveerd weersproken dat het mogelijk was om de vlucht te verplaatsen naar Rotterdam. Ook heeft de passagier naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat het eerder sluiten van de check-inbalies ertoe geleid zou hebben dat de vertraging zou zijn voorkomen en dat zij aldus haar aansluitende vlucht wel zou hebben gehaald. Niet valt in te zien wat er onder de gegeven omstandigheden meer of anders van de vervoerder kon worden verwacht. Daarom zal de vordering van de passagier worden afgewezen.
4.11.
De proceskosten komen daarom voor rekening van de passagier omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.