ECLI:NL:RBNHO:2025:2375

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
7621973 \ CV FORM 19-3534
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers van vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers compensatie gevorderd van de luchtvaartmaatschappij Air France vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Havana via Parijs. De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming aangekomen en hebben een verzoek ingediend op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft echter aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding, en dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging niet inherent was aan zijn bedrijfsvoering en dat hij geen invloed had op de beslissingen van de luchtverkeersleiding. De passagiers hebben betoogd dat de vervoerder hen had moeten compenseren omdat andere passagiers van dezelfde vlucht wel compensatie hebben ontvangen, maar dit argument werd door de rechter verworpen. De rechter oordeelde dat de omstandigheid dat andere passagiers zijn gecompenseerd niet betekent dat de vervoerder in alle gevallen verplicht is om compensatie te bieden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen en dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Het verzoek van de passagiers is afgewezen en zij zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7621973 \ CV FORM 19-3534
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]
beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air France
gevestigd te Roissy, Frankrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. Hun beroep op gelijkheid met een andere zaak slaagt niet. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen van de luchtverkeersleiding. Het verweer van de vervoerder slaagt. Hoewel de passagiers met meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen heeft de vervoerder toch alle redelijke maatregelen genomen. Daarom wordt het verzoek van de passagiers afgewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier;
  • het verweerschrift;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • de akte eisers.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 24 april 2017 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Parijs, Frankrijk, naar Havana, Cuba, met vluchtcombinatie AF1641 en AF946.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1641 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 april 2017 tot de dag van de gehele betaling;
- € 217,80 dan wel € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen als de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen. De kantonrechter zal dit verzoek in dit geval weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak klaarblijkelijk geen mondelinge behandeling vergt. [3]
4.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder hen moet compenseren omdat hij al andere passagiers van de vlucht heeft gecompenseerd. Dit betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de kantonrechter maakt de omstandigheid dat de vervoerder aan andere passagiers compensatie heeft uitgekeerd, niet dat hij op grond van het gelijkheidsbeginsel gehouden is in alle andere gevallen eveneens de compensatie uit te keren.
4.4.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [4]
4.5.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Parijs – Amsterdam – Parijs – Amsterdam – Parijs (vluchtnummers AF1240, AF1241, AF1640 en AF1641). Vlucht AF1240 van Parijs naar Amsterdam mocht later dan gepland vertrekken van de luchtverkeersleiding. Deze vertraging werkte door op vlucht AF1241 van Amsterdam naar Parijs, waardoor deze uiteindelijk met 22 minuten vertraging is uitgevoerd.
4.6.
Vervolgens is vlucht AF1640 van Parijs naar Amsterdam met 37 minuten vertraging uitgevoerd. Ten slotte kreeg de vlucht in kwestie ook te maken met beperkingen door de luchtverkeersleiding, waardoor deze met een vertraging van 48 minuten is uitgevoerd. Daardoor hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder onder meer naar vluchtrapporten.
4.7.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat de vervoerder geen besluiten van de luchtverkeersleiding heeft overgelegd. Ook bevat het vluchtrapport van de vlucht in kwestie twee vertragingscodes waarvan de vervoerder de betekenis niet heeft uitgelegd. Ten slotte voeren de passagiers aan dat de vervoerder zelf een gewijzigde vertrektijd heeft aangevraagd, waardoor de vertraging aan de vervoerder zelf te wijten is, aldus de passagiers.
4.8.
Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder berichten van de luchtverkeersleiding overgelegd. Hij heeft toegelicht dat hieruit volgt dat zowel vlucht AF1240, vlucht AF1640 als de vlucht in kwestie vertraagd werden uitgevoerd vanwege beperkingen door de luchtverkeersleiding. De andere codes in het vluchtrapport van de vlucht in kwestie zijn tijdelijke codes voor als er nog geen vertragingsoorzaak is ingevoerd. Dit zijn dus geen zelfstandige vertragingsoorzaken. Daaronder staat ook nog de code 81, hetgeen staat voor beperkingen van de luchtverkeersleiding, aldus de vervoerder.
4.9.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van beperkingen door de luchtverkeersleiding. De passagiers hebben in de door hen genomen akte de juistheid van de stukken van de luchtverkeersleiding ook erkend, zodat vaststaat dat deze beperkingen de oorzaak van de vertraging van de vlucht waren. Als een toestel een latere vertrektijd krijgt opgelegd door de luchtverkeersleiding, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Dit is niet inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij heeft daar ook geen invloed op. Daarom was de vertraging van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden. Vast staat dat de passagiers door deze vertraging de aansluitende vlucht hebben gemist. Daarom was de langdurige vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.10.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed kon uitoefenen op de beslissingen van de luchtverkeersleiding maar dat hij de vlucht in de gegeven omstandigheden zo snel mogelijk heeft uitgevoerd. Ook heeft hij de passagiers omgeboekt naar de eerst mogelijke alternatieve vlucht naar de eindbestemming. Er zijn maar beperkte mogelijkheden om naar Cuba te vliegen, aldus de vervoerder.
4.11.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat de vervoerder onvoldoende omdraaitijd tussen de rotaties in acht heeft genomen en dat hij de vertraging had kunnen opvangen met een grotere buffer. Daarnaast voeren zij aan dat de vervoerder onvoldoende overstaptijd voor hen had ingepland doordat hij slechts de minimale overstaptijd (MCT) had ingepland tussen de vlucht en de aansluitende vlucht.
4.12.
Voor zover de passagiers daarnaast bij de door hen genomen akte nog inhoudelijk verweer hebben gevoerd tegen de redelijke maatregelen, gaat de kantonrechter hieraan voorbij. Het is niet de bedoeling om bij akte het in de eerdere schriftelijke rondes gevoerde debat voort te zetten.
4.13.
Het betoog van de passagiers slaagt niet. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder niet gehouden is om een bepaalde omdraaitijd aan te houden. Ook is onvoldoende gebleken dat het aanhouden van extra omdraaitijd de vertraging van de vlucht zou hebben beperkt.
4.14.
Daarnaast overweegt de kantonrechter dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd van ten minste 20 minuten bovenop de MCT noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een aankomstvertraging van 56 minuten geleid. Daarom concludeert de kantonrechter dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. Daarom slaagt dit betoog van de passagiers evenmin.
4.15.
Ten slotte volgt uit de rechtspraak van het Hof dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een luchtvaartmaatschappij een passagier omboekt naar een door hemzelf uitgevoerde alternatieve vlucht die de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomt. Dit is anders als er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam dan deze vlucht of dat het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer van de luchtvaartmaatschappij zou vergen. [5]
4.16.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan 24 uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht in beginsel geen redelijke maatregel is. De vervoerder heeft echter voldoende onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid bestond voor een alternatieve vlucht die eerder aankwam dan het aangeboden alternatief. De passagiers hebben dit ook niet (tijdig) betwist. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging van de passagiers te voorkomen en te beperken. Dit betekent dat het verzoek van de passagiers zal worden afgewezen.
4.17.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 408,00 aan salaris gemachtigde
en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, als betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening).
4.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
5.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.