ECLI:NL:RBNHO:2025:2376

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
10550427 \ CV EXPL 23-3633
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van ticketkosten door vervoerder na annulering van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers compensatie en terugbetaling van ticketkosten gevorderd van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een geannuleerde vlucht. De vlucht, die op 18 augustus 2022 van Amsterdam-Schiphol naar Nador, Marokko, zou vertrekken, is geannuleerd. De vervoerder heeft niet tijdig betwist dat de vlucht is geannuleerd en de passagiers hebben voldoende bewijs geleverd dat zij de gevorderde bedragen voor de vliegtickets hebben betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van rauwelijks dagvaarden, aangezien de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen van de passagiers hem per e-mail hebben bereikt. Hierdoor zijn de vorderingen van de passagiers grotendeels toegewezen.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vervoerder onvoldoende onderbouwd heeft dat hij zijn verweer niet eerder had kunnen indienen. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 400,- per persoon en terugbetaling van de ticketprijzen, die in totaal € 2.566,39 bedragen.

De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen, met inachtneming van de data waarop de passagiers schade hebben geleden. De vervoerder is grotendeels in het ongelijk gesteld en is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10550427 \ CV EXPL 23-3633
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]
4. [eiser 4]wonende te [plaats 4]
5. [eiser 5]wonende te [plaats 5]
6. [eiser 6]wonende te [plaats 6]
7. [eiser 7]wonende te [plaats 7]
8. [eiser 8]wonende te [plaats 8]
9. [eiser 9]wonende te [plaats 6]
10. [eiser 10]wonende te [plaats 9]

11. [eiser 11]

12. [eiser 12]

13. [eiser 13]

allen wonende te [plaats 10]

14. [eiser 14]

15. [eiser 15]

beiden wonende te [plaats 11]
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie en terugbetaling van ticketkosten de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder heeft niet (tijdig) betwist dat de vlucht is geannuleerd en de passagiers hebben voldoende onderbouwd dat zij het door hen gevorderde bedrag hebben betaald voor de vliegtickets. Ook is er geen sprake van rauwelijks dagvaarden omdat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen van de passagiers hem per e-mail hebben bereikt. Daarom worden de vorderingen van de passagiers (grotendeels) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 18 augustus 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador, Marokko, met vlucht AT1681 (hierna: de vlucht)
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie en terugbetaling van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 8.566,39, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na de annulering tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 803,32 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per persoon [1] en hen de ticketprijzen moet terugbetalen ter waarde van (in totaal) € 2.566,39. [2]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft bij antwoord erkend dat de vlucht is geannuleerd. Eerst bij dupliek heeft hij dit betwist. Daarin stelt hij dat de gemachtigde van de passagiers hem per e-mail, verstuurd na de conclusie van antwoord, hebben geïnformeerd dat er geen sprake was van een annulering, maar van een vertraging. Daarom heeft hij naar aanleiding van deze e-mail zijn verweer aangepast, aldus de vervoerder.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder echter onvoldoende onderbouwd dat hij dit verweer niet al bij conclusie van antwoord naar voren had kunnen brengen. De overgelegde e-mail van de passagiers maakt dit niet anders. De passagiers hebben immers in de conclusie van repliek volhard in hun standpunt dat het ging om een annulering. Vanwege het vereiste van concentratie van verweer had de vervoerder dit al bij conclusie van antwoord moeten betwisten. [3] Omdat hij dit heeft nagelaten, is dit verweer tardief en zal de kantonrechter daaraan voorbijgaan.
4.4.
De vervoerder betwist daarnaast dat hij de passagiers moet compenseren. Hij voert daartoe aan dat de passagiers in de dagvaarding niet hebben onderbouwd met welke alternatieve vlucht en met hoe veel vertraging zij op de eindbestemming zijn aangekomen.
4.5.
Dit verweer slaagt niet. Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. [4] Daarmee hebben de passagiers voldoende gesteld. De vervoerder heeft geen (ander) verweer gevoerd tegen de vordering tot compensatie. Dit betekent dat de door de passagiers gevorderde compensatie zal worden toegewezen.
4.6.
De vervoerder betwist daarnaast dat de passagiers het door hen gevorderde bedrag aan ticketprijzen zouden hebben betaald. Hij voert aan dat de passagiers slechts stukken van reisbureaus en geen betaalbewijzen hebben overgelegd. De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat een deel van hen een bedrag van € 4.042,66 voor een retourvlucht van Amsterdam naar Nador heeft betaald. Een ander deel van hen heeft € 1.090,12 betaald, eveneens voor een retourvlucht. De door hen overgelegde boekingsbevestiging vermeldt dat zij hebben betaald via iDeal. Omdat voor hen niet kenbaar is wat zij afzonderlijk voor de heen- en terugreis hebben betaald, hebben zij de helft van de prijs van de retourvlucht gevorderd, aldus de passagiers.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter hebben de passagiers hiermee voldoende onderbouwd dat het gevorderde bedrag van € 2.566,39 ziet op de ticketprijs van de heenvlucht. Nu de vervoerder dit niet anderszins heeft betwist, zal ook dit gedeelte van de vordering worden toegewezen. De slotsom is daarom dat de gehele hoofdsom wordt toegewezen.
4.8.
Voor wat betreft de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente, moet onderscheid gemaakt worden tussen de vordering tot compensatie en de vordering tot terugbetaling van de ticketprijzen.
4.9.
Voor de vordering tot compensatie geldt dat de daarover gevorderde rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden. Dat is de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. Het gaat om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade meteen opeisbaar is. [5] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente over de compensatie wordt daarom toegewezen vanaf 18 augustus 2022.
4.10.
Voor de vordering tot terugbetaling geldt dat passagiers bij annulering een keuze krijgen tussen terugbetaling binnen zeven dagen of een alternatieve vlucht. [6] Uit de Verordening volgt niet op welk moment de termijn van zeven dagen begint te lopen. Omdat de passagiers een keuze krijgen, zal deze termijn niet eerder kunnen aanvangen dan het moment waarop de passagiers hun keuze hebben doorgegeven aan de vervoerder. De wettelijke rente is daarom niet toewijsbaar vanaf zeven dagen na de annulering van de vlucht. De passagiers hebben niet gesteld op welk moment zij voor het eerst expliciet hebben verzocht om terugbetaling van de ticketprijzen.
4.11.
De passagiers vorderen subsidiair om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf de datum van de ingebrekestelling. Zij hebben echter niet gesteld wanneer zij de vervoerder voor het eerst in gebreke hebben gesteld. Daarom wordt de wettelijke rente over dit gedeelte van de hoofdsom toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.12.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard en dat deze procedure onnodig aanhangig is gemaakt. De passagiers hadden een procedure kunnen voorkomen door op de juiste wijze een volledig dossier aan te leveren (via het webformulier op zijn website). De gemachtigde van de passagiers heeft op 26 augustus, 2 september, 27 september en 15 november 2022 aanmaningen namens de passagiers verstuurd naar een e-mailadres van de vervoerder. De passagiers hebben hun vordering volgens de vervoerder echter niet via zijn website ingediend en niet voorzien van bewijsstukken, zodat hij de vordering niet buitengerechtelijk kon afwikkelen.
4.13.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen per e-mail hem hebben bereikt. De omstandigheid dat de passagiers de vordering niet (ook) via de website van de vervoerder hebben ingediend, maakt dit niet anders. Ook heeft de vervoerder zijn stelling dat de aanmaningen niet voorzien waren van de relevante stukken onvoldoende onderbouwd omdat hij niet heeft gesteld dat hij om deze stukken heeft gevraagd. Van rauwelijks dagvaarden is daarom geen sprake.
4.14.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.15.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.16.
De vervoerder zal grotendeels in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 9.369,71, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.000,00 vanaf 18 augustus 2022 en over € 3.369,71 vanaf 11 mei 2023, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 1.015,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 135,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 8 van de Verordening.
3.Artikel 128 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
4.Artikel 5 lid 1 sub c van de Verordening.
5.Artikel 6:83 sub b BW.
6.Artikel 8 van de Verordening.