In deze zaak heeft een passagier een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, om de vervoerder, Air France, te veroordelen tot betaling van € 1.200,00 als compensatie voor de vertraging van vlucht KL569 van Dar Es Salaam naar Amsterdam. De passagier baseert zijn verzoek op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van passagiers bij vluchtvertragingen regelt. De vervoerder, Air France, betwist echter dat zij de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de vlucht was en stelt dat KLM de enige luchtvaartmaatschappij is die deze route uitvoert.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Na beoordeling van het verweer van de vervoerder, concludeert de kantonrechter dat de verplichtingen uit de Verordening rusten op de uitvoerende luchtvaartmaatschappij. Aangezien de passagier niet heeft aangetoond dat Air France de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was, slaagt het verweer van de vervoerder. Het verzoek van de passagier wordt afgewezen.
De kantonrechter heeft ook beslist dat de proceskosten voor rekening van de passagier komen, omdat deze ongelijk heeft gekregen. De kosten worden begroot op € 204,00 aan salaris voor de gemachtigde van de vervoerder, en € 102,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open, conform artikel 3 lid 5 van de Verordening.