ECLI:NL:RBNHO:2025:2463

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
C/15/359277 / JU RK 24-1742
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met verslavingsproblematiek bij ouders

Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een pleeggezin verlengd dienen te worden voor de duur van een jaar. Dit besluit is genomen op basis van de chronische verslavingsproblematiek van de ouders, die onvoldoende in staat zijn om een stabiele opvoedsituatie te bieden. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderrechter heeft eerder al maatregelen getroffen, waaronder de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om structureel voor [de minderjarige] te zorgen, wat heeft geleid tot de huidige situatie waarin [de minderjarige] bij pleegouders woont.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de verslavingsproblematiek van de ouders en de ontwikkeling van [de minderjarige] in het pleeggezin. De rechtbank heeft ook het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling onderschreven, waarin is vastgesteld dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] niet meer bij de ouders ligt, maar bij de pleegouders. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden verlengd, zodat de veilige plek bij de pleegouders gewaarborgd blijft. De ouders hebben ieder één keer in de vier weken omgang met [de minderjarige], maar de rechtbank benadrukt dat de draagkracht van [de minderjarige] leidend is in de omgangsregeling.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan, mits zij dit via een advocaat doen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de belangen van [de minderjarige] voorop stonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/359277 / JU RK 24-1742
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de meervoudige kamer over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. J. Brouwer, gevestigd te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouders],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 25 november 2024;
  • de aanvullende stukken van de GI, inhoudende het toetsingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming, ontvangen op 18 december 2024;
  • de aanvullende stukken van mr. J. Brouwer namens de moeder, ontvangen op 9 januari 2025;
  • de aanvullende stukken van de GI, inhoudende de verslagen van de ambulante hulpverlening van de moeder, overgelegd op de zitting van 10 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. J. Brouwer en haar begeleider [de begeleider] ;
  • de vader, die vanwege medische redenen via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding aanwezig was;
  • de pleegouders;
- [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 januari 2020 [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 17 januari 2024 tot 21 januari 2025.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 september 2022 een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst bij beschikking van 17 januari 2024 tot 21 januari 2025.
2.4.
Op grond van voornoemde machtiging verblijft [de minderjarige] in een pleeggezin.
2.5.
Op 20 november 2024 heeft de GI een perspectiefbesluit genomen, inhoudende dat het opgroeiperspectief van [de minderjarige] niet meer bij de ouders ligt, maar bij de pleegouders.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Sinds januari 2024 woont [de minderjarige] bij de pleegouders. De oma van [de minderjarige] is op 7 augustus 2024 onverwacht overleden waarop de zorg voor [de minderjarige] volledig naar de pleegouders is overgegaan. Op dit moment slaapt [de minderjarige] één nacht per week bij de opa. Beide ouders ondervinden nog steeds problemen rondom hun verslavingsproblematiek. De vader staat op de wachtlijst voor een nieuwe behandelopname. De moeder verblijft na een terugval in juni 2024 bij de [de stichting] . Er is een keer per 4 weken omgang tussen de vader en [de minderjarige] , een keer per 4 weken tussen de moeder en [de minderjarige] (begeleid), een keer per 4 weken tussen [de minderjarige] en haar zus [de zus] en een keer per 4 weken tussen de grootvader en de tante [de tante] en [de minderjarige] tezamen met [de zus] . Hierbij is de hulpverlening van [de zus] aanwezig. Het bezoek vindt plaats op dinsdagmiddag van 14:30 tot 16:30 uur. De moeder heeft ondersteuning nodig tijdens de begeleide omgang, aangezien zonder de begeleiding [de minderjarige] emotioneel en fysiek onveilig zou zijn omdat het de moeder onvoldoende lukt aan te sluiten bij [de minderjarige] .
3.3.
De GI is van mening dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing verlengd dienen te worden zodat de veilige plek waar [de minderjarige] nu woont, geborgd blijft. De pleegouders merken dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict lijkt te komen. [de minderjarige] gaat steeds meer vragen stellen over waarom zij niet bij haar ouders kan wonen. Er is een woord- en beeldverhaal gemaakt, wat [de minderjarige] hier deels bij heeft geholpen. Uit het gedrag van [de minderjarige] komen signalen van trauma’s naar voren en er is sprake van slaapproblemen. De GI heeft met Parlan besloten dat er een brede Infant Mental Health (hierna: IMH) intake ingepland zal worden. Aan de hand hiervan zal worden gekeken wat er ingezet kan worden bij [de minderjarige] om ervoor te zorgen dat het beter met haar gaat. Om duidelijkheid te creëren heeft de GI op 20 november 2024 een perspectiefbesluit genomen, waarin besloten is dat [de minderjarige] gaat opgroeien bij haar pleegouders.
3.4.
Op de zitting heeft de GI naar voren gebracht dat de IMH-intake inmiddels heeft plaatsgevonden. Tijdens de behandeling zal er gekeken worden naar de omgevingsfactoren, genetische factoren en de opvoeder-kind relatie. De ouders, de opa en de pleegouders zullen hierbij betrokken worden. Aan de hand hiervan zal er worden gekeken of en welke hulpverlening er verder kan worden ingezet.

4.De standpunten

4.1.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen. Op de zitting is door en namens de moeder verzocht het perspectiefbesluit niet te toetsen, omdat dit in het kader van de verlenging van de maatregelen niet nodig is. Het gerechtshof Arhem-Leeuwarden heeft vastgesteld dat het perspectiefbesluit niet geregeld is in de wet en zodoende niet wordt getoetst door de rechter. Nu de moeder zich refereert aan het oordeel van de rechtbank over de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, heeft zij bovendien geen beroepsmogelijkheid als zij het niet eens is met een toetsing van het perspectiefbesluit door de rechtbank. Bovendien heeft de moeder hard aan zichzelf gewerkt en stappen gezet ten aanzien van haar verslavingsproblematiek. De moeder zou daarom willen dat er het aankomende jaar een ouderschapsbeoordeling plaatsvindt. Ondanks dat [de minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid, is het nu nog te vroeg om te zeggen dat zij in de toekomst niet meer bij de moeder zou kunnen wonen. De moeder wil ook graag dat de omgang tussen haar en [de minderjarige] wordt uitgebreid en zij heeft het gevoel dat daar op dit moment niet op wordt ingezet. Zij zou graag willen dat [de minderjarige] op den duur een nacht bij haar komt logeren.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek. Op de zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij in februari bij Brijder aan een aanvullend traject zal beginnen voor zijn verslavingsproblematiek. De vader erkent dat hij niet voor [de minderjarige] kan zorgen. Hij blijft wel haar vader en wil graag zo veel mogelijk tijd met haar doorbrengen.
4.3.
De pleegouders zijn het eens met het verzoek en staan achter het perspectiefbesluit. Op de zitting hebben de pleegouders naar voren gebracht dat het goed gaat met [de minderjarige] . Wel is het onrustige slapen van [de minderjarige] nog steeds een groot probleem. De pleegouders merken dat nu [de minderjarige] ouder wordt, zij steeds meer op zoek is naar duidelijkheid over haar perspectief. Zij vinden het belangrijk om aan [de minderjarige] te kunnen uitleggen waar zij zal opgroeien.

5.De beoordeling

De verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
5.1.
Op basis van de stukken is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de gronden voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. [1]
5.2.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Bij [de minderjarige] is sprake van loyaliteits- en hechtingsproblematiek, waardoor er zorgen bestaan over haar ontwikkeling en gedrag. Vanwege de persoonlijke problematiek van de ouders lukt het hen onvoldoende om structureel de continue zorg over [de minderjarige] te dragen. Daardoor is [de minderjarige] in september 2022 bij de grootouders (vaderszijde) gaan wonen. Vanwege de leeftijd van de grootouders hebben zij gezocht naar een passend pleeggezin voor [de minderjarige] . Vanuit het gezin van de grootouders is het contact tussen [de minderjarige] en de huidige pleegouders vervolgens rustig opgebouwd. In het afgelopen jaar is er overgegaan tot volledig pleegouderschap. Binnen het pleeggezin gaat het goed met [de minderjarige] . Zij gaat naar school en uit de door haar gevolgde therapie zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. De komende tijd zal aan de hand van de IMH-behandeling gekeken worden naar de loyaliteits- en hechtingsproblematiek van [de minderjarige] , zodat duidelijk wordt of, en zo ja wat, hierop ingezet dient te worden. De rechtbank acht het in het belang van [de minderjarige] dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing worden verlengd, zodat haar plaatsing bij de pleegouders wordt gecontinueerd en passende hulp kan worden geboden.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het pleeggezin verlengen voor de duur van een jaar. [2]
Het perspectiefbesluit
5.4.
Ten aanzien van het perspectiefbesluit verwijst de rechtbank naar het wettelijk kader zoals dit door de Hoge Raad is uiteengezet. [3] Het standpunt van een gecertificeerde instelling dat terugplaatsing bij de ouder(s) niet meer aan de orde is en dat het opgroeiperspectief van een minderjarige elders ligt, wordt het perspectiefbesluit genoemd. Een perspectiefbesluit kan aan het rechterlijk oordeel worden onderworpen voor zover dat noodzakelijk is voor de beoordeling van beslissingen, maatregelen en verzoeken die (mede) voortvloeien uit of samenhangen met dat perspectiefbesluit. Gelet hierop zal de rechtbank, in het kader van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, een oordeel geven over het perspectiefbesluit.
5.5.
Al vanaf haar geboorte heeft [de minderjarige] veel meegemaakt waaronder vele wisselingen van woonplek en opvoeders. Zo heeft zij met de moeder bij de grootouders (vaderszijde) gewoond, daarna ruim een jaar met de moeder in een moeder-kindhuis en vervolgens met de moeder alleen. Al snel, namelijk in september 2022, bleek dat de moeder de zorg over [de minderjarige] niet meer kon dragen en is [de minderjarige] bij haar grootouders (vaderszijde) gaan wonen. Vanwege de leeftijd van de grootouders is vanuit daar een pleeggezin gezocht, waarna het contact tussen [de minderjarige] en de pleegouders is opgebouwd tot volledig pleegouderschap. In het gezin van de pleegouders ontwikkelt [de minderjarige] zich goed. Wel worden er bij [de minderjarige] signalen gezien van hechtingsproblematiek, problemen rondom slapen en onverwerkte trauma’s. Naarmate [de minderjarige] ouder wordt, gaat zij ook steeds meer vragen stellen over waarom zij niet bij haar ouders kan wonen. Zodoende is de rechtbank gebleken dat [de minderjarige] duidelijkheid nodig heeft over haar perspectief.
5.6.
De rechtbank onderschrijft het perspectiefbesluit van de GI inhoudende dat [de minderjarige] verder bij de pleegouders zal opgroeien. Bij beide ouders is sprake van chronische verslavingsproblematiek, waarbij er in de afgelopen jaren een patroon van terugvallen is te zien. Hiervan is bij de moeder ook recent, in juni 2024 nog sprake geweest en de vader zal in februari van dit jaar starten met een nieuwe behandeling bij Brijder. Hierdoor zijn de ouders zowel in het verleden als nu onvoldoende bestendig en constant beschikbaar als opvoeder van [de minderjarige] . Vanwege de verslavingsproblematiek van de vader heeft [de minderjarige] nooit bij hem gewoond en worden er ook nu geen mogelijkheden meer gezien voor de vader om de zorg voor [de minderjarige] op zich te nemen. Wel wordt er tijdens de omgangsmomenten gezien dat de vader goed kan aansluiten bij [de minderjarige] . Vanwege de verslavingsproblematiek van de moeder lukt het haar niet structureel de zorg voor [de minderjarige] te dragen. Hoewel de moeder hard gewerkt heeft en belangrijke stappen bij de aanpak van haar problematiek zet, zijn deze stappen te klein en is het tempo daarvan te laag, om binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn structureel voor [de minderjarige] te kunnen zorgen. Daarnaast beschikt de moeder over onvoldoende opvoedvaardigheden om aan te sluiten bij [de minderjarige] en is zij, mede door haar verstandelijke beperking, onvoldoende leerbaar gebleken. De omgang tussen de moeder en [de minderjarige] vindt mede daarom begeleid plaats. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank er onvoldoende vertrouwen in dat de ouders [de minderjarige] een blijvend stabiele opvoedsituatie kunnen bieden, waardoor er niet meer zal worden gewerkt aan terugplaatsing bij de ouders.
5.7.
De rechtbank is ervan overtuigd dat de ouders ieder veel van [de minderjarige] houden. De komende tijd zal de GI blijven onderzoeken op welke wijze de ouders een rol kunnen spelen in het leven van [de minderjarige] . Op dit moment hebben de vader en de moeder ieder één keer in de vier weken omgang met [de minderjarige] . De rechtbank begrijpt de wensen van de ouders om de omgang uit te breiden, maar stelt hierbij voorop dat de draagkracht van [de minderjarige] hierbij leidend dient te zijn. De GI zal samen met de ouders moeten kijken hoe het contact tussen de ouders en [de minderjarige] kan worden vormgegeven en wat hierbij in het belang van [de minderjarige] is. De rechtbank benadrukt hierbij dat zij altijd de vader en de moeder van [de minderjarige] zullen zijn en blijven. Op de zitting is gebleken dat de vader in staat is om [de minderjarige] emotionele toestemming te geven om op te groeien bij de pleegouders. Hij verdient hiervoor een groot compliment. De rechtbank hoopt dat het de moeder lukt om in het belang van [de minderjarige] te accepteren dat [de minderjarige] opgroeit in het gezin van de pleegouders en dat ook zij leert haar hiervoor emotionele toestemming te geven.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , tot 21 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een voorziening voor pleegzorg tot 21 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. N. Cuvelier, mr. C. Maat en mr. M.H. Simons, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025, in aanwezigheid van mr. S.B. Kuvel als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Hoge Raad 1 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1148.