ECLI:NL:RBNHO:2025:2617
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen box 3 en de behandeling van bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de belastingaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021. Eiser, die een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 226.710 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 40.933 had aangegeven, betwistte de aanslag die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. Eiser stelde dat het werkelijk rendement over zijn box 3 vermogen, dat voor een groot deel uit onroerende zaken bestond, lager was dan het box 3 inkomen dat in aanmerking was genomen. De rechtbank oordeelde dat de herstelwet niet in strijd was met het kerstarrest en dat het werkelijk rendement hoger was dan eiser stelde, omdat ook waardeveranderingen van de onroerende zaken in aanmerking moesten worden genomen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.
Het procesverloop begon met de oplegging van de aanslag door de inspecteur, die bij uitspraak op bezwaar werd gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar verscheen niet ter zitting. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en verweerder zorgvuldig afgewogen. Eiser had aangevoerd dat zijn bezwaar niet op de juiste wijze was behandeld, omdat hij niet was gehoord. De rechtbank oordeelde echter dat het hoorrecht niet was geschonden, aangezien de gemachtigde van eiser had aangegeven geen gebruik te willen maken van het hoorrecht. De rechtbank concludeerde dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd was en dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op het belang van het bewijs dat eiser diende te leveren over het werkelijke rendement van zijn box 3 vermogen.