Overwegingen
Feiten
1. Eiser heeft een aangifte Bpm ingediend ter zake van een personenauto. Het is een [voertuig] ( [voertuig] ) met het voertuigidentificatienummer [#] (hierna: de auto). De aangifte bevat verder de volgende gegevens:
CO₂-uitstoot: 200 gr/km
Brandstof: benzine
Datum eerste toelating: 16 november 2020
Netto catalogusprijs basisuitvoering: € 35.251
Accessoires en opties: € 5.025
Netto catalogusprijs inclusief accessoires en opties: € 40.276
Datum bruto Bpm: 16 november 2020
Bruto Bpm voor een gebruikt motorrijtuig: € 19.474
Historische nieuwprijs op datum 1e toelating: € 68.208
Handelsinkoopwaarde: € 15.099
Te betalen Bpm: € 4.310
Datum ondertekening: 17 maart 2023
2. Eiser heeft de verschuldigde Bpm berekend aan de hand van een taxatierapport dat op 22 februari 2023 is opgemaakt door [naam 4] van [entiteit] te [plaats] . Dit taxatierapport bevat onder meer de volgende gegevens:
Afgelezen kilometerstand: 42.998
CO₂-uitstoot: 200 gr/km
Historische Nederlandse nieuwprijs: € 68.208
(tussentijdse) bruto Bpm: € 19.474
Handelsinkoopwaarde voor correctie: € 32.254
Correctie conform schadecalculatie: € 13.855
Correctie i.v.m. geen oordeel kilometerstand: € 3.300
Handelsinkoopwaarde na correctie: € 15.099
Inspectiedatum: 20 februari 2023
Inspectiemoment: 10:00 uur tot 10:30 uur
3. Op 3 april 2023 is de auto geschouwd bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Daarvan is een rapport opgemaakt dat op 4 april 2023 is ondertekend door [naam 5] . Dit rapport bevat onder meer de volgende gegevens:
Afgelezen kilometerstand: 43.739
CO₂-uitstoot: 199 gr/km
Consumentenprijs inclusief standaardaccessoires: € 61.720
Overige accessoires: € 6.654
Totale consumentenprijs: € 68.374
Netto catalogusprijs: € 35.251
Waarde overige pakketten en accessoires: € 5.499
Totaal netto catalogusprijs: € 40.750
Bruto schadecalculatie: € 2.199
Vastgestelde waardevermindering door schade: € 682 (31%)
Handelsinkoopwaarde: € 32.397
Waardevermindering: € 682
Handelsinkoopwaarde voertuig: € 31.715
Datum fysieke schouw: 3 april 2023
4. Per brief van 26 april 2023 heeft verweerder eiser meegedeeld dat de verschuldigde Bpm € 9.032 bedraagt, terwijl € 4.310 is aangegeven. Verweerder deelde daarom mee dat hij voornemens was voor het verschil van € 4.722 een naheffingsaanslag op te leggen. Mocht eiser het daarmee niet eens zijn, dan kon hij daarop binnen drie weken reageren. Omdat een reactie van eiser uitbleef heeft verweerder hem met dagtekening 16 juni 2023 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
5. Per brief van 16 juni 2023 heeft eiser tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Per e-mailbericht van 17 augustus 2023 heeft eiser het bezwaar gemotiveerd. Op 6 december 2023 is eiser door verweerder gehoord. Daarvan is een verslag opgemaakt dat in kopie tot de gedingstukken behoort.
6. Op 21 december 2023 heeft verweerder uitspraak op het bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
7. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd. Meer specifiek is in geschil hoe hoog de consumentennieuwprijs en handelsinkoopwaarde zijn, of de schadeposten in het taxatierapport terecht zijn opgevoerd, hoe groot de waardevermindering als gevolg van de begrote herstelkosten is en of een waardevermindering kan worden toegepast wegens het ontbreken van een oordeel over de kilometerstand.
8. De bruto Bpm is niet in geschil. De geschilpunten hebben betrekking op de berekening van de vermindering die is bedoeld in artikel 10 van de Wet Bpm. Voor elk belastingmiddel geldt dat de belastingplichtige de bewijslast heeft van feiten die leiden tot verlaging van een belastingrondslag. Eiser dient dus feiten en omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken dat moet worden uitgegaan van een hogere vermindering dan die is toegepast bij het vaststellen van de naheffingsaanslag. De bewijslast voor het in aanmerking nemen van waardeverminderingen wegens schade en het ontbreken van een oordeel over de kilometerstand ligt dus bij eiser.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat rekening moet worden gehouden met een waardevermindering wegens het ontbreken van een oordeel over de kilometerstand. De rechtbank overweegt dat daarvoor slechts plaats zou zijn bij gerede twijfel aan de juistheid van de kilometerstand. Feiten en omstandigheden die aan dergelijke twijfel grond geven, heeft eiser niet gesteld en zijn ook niet gebleken.
10. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen bezwaar heeft tegen de door verweerder gehanteerde handelsinkoopwaarde vóór correcties, maar wel tegen de door verweerder gehanteerde nieuwprijs. Volgens eiser is de door verweerder gehanteerde nieuwprijs gebaseerd op een CO₂-uitstoot van 199 gr/km terwijl dit 200 gr/km moet zijn. De nieuwprijs moet volgens eiser daarom nog met € 408 worden verhoogd. Verweerder heeft dit betwist omdat eiser op die manier twee koerslijsten door elkaar gebruikt, hetgeen volgens de daartoe strekkende wettelijke bepalingen niet is toegestaan. Naar het oordeel van de rechtbank is het verweer van verweerder juist. Uit de stukken komt naar voren dat de koerslijst van X-Ray is gebruikt en daarin wordt uitgegaan van een CO₂-uitstoot van 199 gr/km. Voor het aannemen van een hogere nieuwprijs dan die verweerder heeft gehanteerd bij het vaststellen van de naheffingsaanslag, is dus geen aanleiding.
11. Voor een waardevermindering wegens schade heeft eiser verwezen naar het door hem overgelegde taxatierapport. Eiser heeft aangevoerd dat bij een luxe auto als deze elke schade is aan te merken als bovenmatig gebruiksspoor. Eiser stelt dat een koper van dit type auto verwacht dat de auto in een complete nieuwstaat verkeert, zodat alle schade moet worden hersteld. Op de foto’s is volgens eiser ook duidelijk te zien dat er meer schade is dan alleen gebruiksschade. Verweerder heeft een veel lager schadebedrag in aanmerking genomen en heeft daarvoor verwezen naar het rapport van DRZ.
12. De rechtbank overweegt dat zowel op de door eiser overgelegde foto’s als op de foto’s bij het rapport van DRZ duidelijk is te zien dat sprake is van meer schade dan gebruiksschade. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat bij een auto van deze prijsklasse alle schade moet worden hersteld. De rechtbank overweegt dat wanneer een koper inderdaad wenst dat alle schade, ook de gebruiksschade wordt hersteld, hij daartoe opdracht zal geven en de kosten daarvan zal moeten dragen. Dit heeft echter geen invloed op de waarde van de auto voor eiser. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de stukken naar voren komt dat eiser de auto heeft gekocht voor € 30.000, exclusief Bpm en omzetbelasting. Ook hierom acht de rechtbank niet aannemelijk dat de auto niet meer waard was dan € 15.099. Niettemin is ook op de foto’s bij het rapport van DRZ duidelijk te zien dat sprake is van meer schade dan alleen gebruiksschade, zoals forse krassen in het lakwerk en verbogen en loslatend plaatwerk. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de daardoor opgetreden waardevermindering niet meer is dan € 683.
13. Nu geen van beide partijen de door hen gestelde waardevermindering wegens schade aannemelijk heeft gemaakt stelt de rechtbank, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, de in aanmerking te nemen schade in goede justitie vast op € 7.000.
14. Met inachtneming van al het bovenstaande dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot € 2.923, welk bedrag als volgt kan worden gespecificeerd:
historische bruto-Bpm
€
19.474,00
historische nieuwprijs
€
68.374,00
handelsinkoopwaarde
€
32.397,00
schade -/-
-
7.000,00
-
25.397,00
€
42.977,00
Afschrijvingspercentage
62,86
afschrijving 62,86% van € 19.474,00
-
12.241,00
berekende Bpm
€
7.233,00
Bpm volgens aangifte
-
4.310,00
naheffing
€
2.923,00
15. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond verklaard.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 616 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 647 en wegingsfactor 0,125, alsmede 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,25).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
Een afschrift van dit proces-verbaal is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op: