Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 18 februari 2025 een verzoekschrift ingediend voor de afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder een paranoïde toestandsbeeld en cannabisafhankelijkheid. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 gehouden, waarbij betrokkene en zijn advocaat, mr. R. Polderman, aanwezig waren. Tijdens de zitting is betrokkene bijgestaan door sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en zijn moeder.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene in het verleden ernstig nadeel heeft veroorzaakt voor zichzelf en anderen, en dat de positieve ontwikkeling die hij recentelijk heeft doorgemaakt, nog te pril is om te concluderen dat er geen ernstig nadeel meer is. De rechtbank heeft het verweer van de advocaat van betrokkene verworpen, die stelde dat er geen sprake meer was van ernstig nadeel. De rechtbank oordeelde dat de onafhankelijke psychiater had vastgesteld dat betrokkene wilsonbekwaam is, en dat zonder een andersluidend medisch oordeel, de rechtbank niet kon afwijken van dit oordeel.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er op dit moment onvoldoende mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 6 september 2025, met specifieke vormen van verplichte zorg zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.