In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder van een winkelruimte. De verhuurder, [eiser], vorderde dat de huurder, [gedaagde], zou meewerken aan een voorgenomen verbouwing van het gehuurde pand, wat zou leiden tot een verkleining van de winkelruimte. De huurovereenkomst bevatte een bepaling (artikel 13.7) waarin stond dat de huurder medewerking moest verlenen aan wijzigingen in de indeling van het gehuurde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurder onvoldoende had aangetoond dat er een andere uitleg van deze bepaling mogelijk was. De rechter concludeerde dat de huurder op de hoogte was van de verbouwingsplannen van de verhuurder en dat de medewerking aan de verbouwing noodzakelijk was voor de uitvoering van deze plannen. De vordering van de verhuurder werd toegewezen, en de huurder werd veroordeeld tot medewerking aan de verbouwing door de winkel gedurende maximaal vier weken te sluiten. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de huurder niet aan de veroordeling voldeed. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten.