Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2025 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
€ 6.294
Geschil7. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd.
“Het Hof stelt voorop dat het ontbreken van een oordeel door de RDW over de kilometerstand in beginsel een waardedrukkende factor kan zijn, te meer omdat dit in bepaalde situaties zou kunnen duiden op tellerfraude en dit oordeel een omstandigheid is die, ook bij latere overdrachten, aan de auto blijft kleven. Met betrekking tot de onderhavige auto’s wijst evenwel niets in de richting van onregelmatigheden met betrekking tot de kilometerstand. Naar het oordeel van het Hof, heeft de Rechtbank voorts met juistheid geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in de toegepaste koerslijsten geen auto’s zijn opgenomen waarvan de RDW geen oordeel over de kilometerstand heeft gegeven en dat dit gegeven dus niet al in de koerslijsten is verwerkt. Belanghebbende heeft derhalve met betrekking tot beide auto’s niet aannemelijk gemaakt dat met een waardevermindering rekening zou moeten worden gehouden wegens het ontbreken van een oordeel over de kilometerstand.”In hetgeen door eiser in deze procedure is aangevoerd ziet de rechtbank geen reden voor een andersluidend oordeel.
“Koerslijstwaarde: Enkel een verhoging van de CO2 heeft geen enkele invloed op de koerslijstwaarde van een voertuig. Het feit dat er enkel meer BPM in de nieuwprijs zit betekent niet dat dit leidt tot hogere inkoopprijzen. Tenzij de verhoging van de CO2 veroorzaakt wordt door de toevoeging van extra (CO2) verhogende fabrieksopties. Indien deze prijsverhogende en restwaarde verhogende opties in de koerslijst op je juiste manier geselecteerd worden leidt dit tot een verhoging van de koerslijstwaarde. Indien het uitvoeringsniveau echter identiek is aan het geselecteerde referentievoertuig maar de CO2 toch afwijkt heeft dit geen enkel gevolg voor de koerslijstwaarde.”
De kern van het hierboven genoemde arrest van de Hoge Raad luidt als volgt:
“3.3.2 Wanneer bij toepassing van de koerslijstmethode dan wel de taxatiemethode ter bepaling van de afschrijving tussen de belastingplichtige en de inspecteur geen geschil (meer) bestaat over het bedrag van de catalogusprijs, bedoeld in artikel 9, lid 5, van de Wet en van de handelsinkoopwaarde respectievelijk de taxatiewaarde van het te registreren voertuig, kan de inspecteur de belastingplichtige niet tegenwerpen dat met toepassing van de Wet de werkelijke waardedaling van het te registreren gebruikte motorrijtuig niet voldoende wordt benaderd.”
€ 39.770.
In het onderhavige geval is sprake van een type-uitvoering die als zodanig niet in nieuwstaat door de fabrikant of importeur op de Nederlandse markt werd aangeboden. Uit de laatste volzin van de hierboven aangehaalde wettelijke bepaling volgt dan dat de nieuwprijs door vergelijking moet worden bepaald. Uit de rapportage van DRZ kan de rechtbank niet afleiden hoe de vereiste veergelijking is gemaakt en welke conclusies daaraan kunnen worden verbonden. Anderzijds valt wel op dat het Onderzoek Waardebepaling – anders dat het bijgevoegde SilverDat VIN-informatie Rapport waarop het Onderzoeksrapport aangeeft gebaseerd te zijn – uitgaat van een andere type-aanduiding en ten onrechte van een handgeschakelde auto. De catalogusprijs, genoemd in het onderzoeksrapport, is daarmee niet aannemelijk gemaakt. Daar staat tegenover dat het bij de aangifte overgelegde taxatierapport van eiser onder 8b gemotiveerd wordt ingegaan op het gebruik van referentie-auto’s en de consequenties daarvan. De rechtbank zal daarom eiser volgen is de door hem verdedigde historische nieuwprijs.
Beslissing
uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besteden besluit;
E.H. Mazel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.