ECLI:NL:RBNHO:2025:3009

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11323350
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers compensatie verzocht van de vervoerder, EasyJet Europe Airline GmbH, voor een geannuleerde vlucht van Hongarije naar Amsterdam op 29 september 2022. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Schiphol. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd waarom deze specifieke vlucht was geannuleerd. De passagiers hadden opgemerkt dat de capaciteitsreductie alleen betrekking had op vertrekkende vluchten en niet op de vlucht in kwestie. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet had aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden en wees het verzoek van de passagiers gedeeltelijk toe. De kantonrechter veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 590,75 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De kantonrechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar wees de vergoeding voor de meerkosten van de alternatieve vlucht af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De beslissing werd genomen op 5 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11323350 \ CV FORM 24-6698
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kortDe passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie verzocht voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Schiphol. De vervoerder heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom hij specifiek de vlucht in kwestie heeft geannuleerd. Het verzoek van de passagiers wordt daarom (gedeeltelijk) toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 19 september 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 15 januari 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 29 september 2022 moest vervoeren van Ferihegy Airport (Hongarije) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EC7916 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd. De passagiers hebben op eigen initiatief een alternatieve vlucht naar de eindbestemming geboekt.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 769,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 115,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1] Daarnaast verzoeken de passagiers de vervoerder te veroordelen tot betaling van de door hen gemaakte meerkosten, ter waarde van, in totaal, € 269,78, voor de alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Daarom moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
Volgens de vervoerder was sprake van een capaciteitsreductie waardoor de vlucht in kwestie is geannuleerd. De capaciteitsreductie werd veroorzaakt door een tekort aan luchthavenpersoneel waardoor onvoldoende capaciteit beschikbaar was om het aantal passagiers op de luchthaven van Amsterdam te verwerken. De reductiemaatregelen, zoals het verminderen van de stoelcapaciteit, werden opgelegd aan luchtvaartmaatschappijen die tussen 20 september 2022 en 29 oktober 2022 vertrekkende vluchten vanaf Amsterdam uitvoerden. Dit om het verstoren van de openbare orde op de luchthaven van Amsterdam te voorkomen.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een capaciteitsreductie kan een buitengewone omstandigheid vormen als de luchtvaartmaatschappij aantoont dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties, geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder hier niet in is geslaagd. Weliswaar heeft hij toegelicht dat de capaciteit van de luchthaven Schiphol naar beneden is bijgesteld, maar hij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd welke afwegingen ertoe hebben geleid dat onderhavige vlucht is geannuleerd. De passagiers hebben daarnaast terecht opgemerkt dat de capaciteitsreductie uitsluitend betrekking had op vertrekkende vluchten, en dus niet op de vlucht in kwestie. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beroep op buitengewone omstandigheden faalt.
4.5.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering dan wel de vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen. Daarom zal de door de passagiers verzochte hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben vergoeding verzocht van de meerkosten van de door hen zelf geboekte alternatieve vliegtickets. De kantonrechter oordeelt echter dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu de passagiers dit deel van het verzoek onvoldoende hebben onderbouwd. Het verzoek tot betaling van de meerkosten – en de daarover verzochte wettelijke rente – zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Het verzoek heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het verzochte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 90,75 (inclusief btw) en voor het overige afwijzen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze (grotendeels) ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 590,75, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 500,00 vanaf 29 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 87,00 aan griffierecht en € 135,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.