ECLI:NL:RBNHO:2025:3018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11210581
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door passagiers tegen vervoerder

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Austrian Airlines AG, voor een geannuleerde vlucht van Wenen naar Amsterdam op 11 juli 2022. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Schiphol. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder voldoende tijd had om de annulering te voorkomen en dat het beroep op buitengewone omstandigheden niet opging. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.000,00 per persoon, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter wees de vordering toe, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die niet te vermijden waren. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie en dat de vervoerder de proceskosten moest vergoeden. Het vonnis werd uitgesproken op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11210581 \ CV EXPL 24-4956
Uitspraakdatum: 19 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Austrian Airlines AG
gevestigd te Schwechat (Oostenrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J. Nooij (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsreductie op Schiphol. De vervoerder heeft echter voldoende tijd gehad om eventuele verstoringen te minimaliseren, zodat het beroep op buitengewone omstandigheden faalt. De vordering van de passagiers wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 11 juli 2022 moest vervoeren van Vienna International Airport (Oostenrijk) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht OS373 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van annulering van de vlucht, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 150,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De passagiers betwisten niet dat er op 11 juli 2022 sprake was van een capaciteitsreductie op Schiphol, maar wel dat het buiten de macht van de vervoerder lag dat zij daar hinder van hebben ondervonden. De capaciteitsreductie is op 17 juni 2022 bekendgemaakt. Dat is ruim drie weken voor aanvang van de vlucht in kwestie. De kantonrechter volgt de passagiers in hun betoog dat het aan de vervoerder is om in de planning van zijn vluchten op de capaciteitsreductie te anticiperen. De vervoerder heeft voldoende tijd gehad om eventuele verstoringen te minimaliseren. Het is niet gebleken dat er een noodzaak was om de vlucht minder dan een week van te voren te annuleren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beroep op buitengewone omstandigheden faalt.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder onvoldoende aangetoond dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering dan wel vertraging ten gevolge van de annulering te voorkomen. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar, met dien verstande dat deze toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagiers schade hebben geleden, zijnde de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade terstond opeisbaar is. [3] Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 11 juli 2022.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft dit (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief (inclusief btw), zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kunnen maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.000,00 vanaf 11 juli 2022 en over € 150,00 vanaf 18 juni 2024 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Artikel 6:83 sub b BW.