ECLI:NL:RBNHO:2025:3020

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
10592804
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van ticketprijzen voor vertraagde vlucht door passagiers van British Airways

In deze zaak hebben passagiers van British Airways compensatie en terugbetaling van hun ticketprijzen geëist vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar New York via Londen. De vervoerder, British Airways, voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol. De kantonrechter oordeelde echter dat het beroep op buitengewone omstandigheden niet slaagde, omdat de vervoerder niet voldoende had aangetoond hoe deze omstandigheden de vertraging hadden veroorzaakt. De passagiers hadden recht op compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij vertragingen van meer dan drie uur. De kantonrechter wees de vordering tot compensatie van € 3.000,00 toe, maar wees de vordering tot terugbetaling van de ticketprijzen af, omdat de passagiers waren omgeboekt op een andere vlucht. Daarnaast werden de proceskosten gecompenseerd, omdat de passagiers niet eerst hadden geprobeerd het geschil minnelijk op te lossen. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 5 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10592804 \ CV EXPL 23-4159
Uitspraakdatum: 5 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats 1]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]

5. [eiser 5]allen wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
British Airways Plc
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.J.O. Zandt (Ploum)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie en terugbetaling van de ticketprijzen gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel op Schiphol. Het beroep op buitengewone omstandigheden faalt. De gevorderde kosten voor de vliegtickets komen echter niet voor vergoeding in aanmerking, nu als onbetwist is komen vast te staan dat de passagiers zijn omgeboekt. Bovendien ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, nu sprake is van rauwelijks dagvaarden. De vordering van de passagiers wordt daarom (gedeeltelijk) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte eisers.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 10 juli 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Londen Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) naar John F. Kennedy International Airport (Verenigde Staten), met de vluchtcombinatie AA6435 en AA105.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AA6435 van Amsterdam naar Londen (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie en terugbetaling van de ticketprijzen van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.921,15, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 811,97, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier. [1] Daarnaast stellen zij dat de vervoerder hen de kosten van de vliegtickets moet terugbetalen. [2]
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Hij heeft in dit verband aangevoerd dat er in de zomer van 2022 sprake was van een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel op Schiphol. De vervoerder heeft als gevolg van de grote drukte op de luchthaven moeten wachten op passagiers. Dit heeft er volgens de vervoerder toe geleid dat de vlucht niet tijdig kon vertrekken.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op de datum van de vlucht sprake was van bovengemiddelde drukte op Schiphol, heeft hij niet, of althans onvoldoende, onderbouwd hoe deze drukte van invloed is geweest op de uitvoering van de vlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe de lange(re) wachtrijen tot de vertraging van de vlucht hebben geleid. De keuze van de vervoerder om op verlate passagiers te wachten, ontslaat hem niet van de verplichting om gedupeerde passagiers te compenseren. Het beroep op buitengewone omstandigheden slaagt dan ook niet. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De door de passagiers gevorderde compensatie zal daarom worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
De passagiers hebben daarnaast terugbetaling van de door hen gekochte vliegtickets gevorderd. De kantonrechter oordeelt echter dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu als onbetwist is komen vast te staan dat de passagiers zijn omgeboekt op vlucht BA113. Daarom zal dit deel van de vordering – en de daarover gevorderde wettelijke rente – worden afgewezen.
4.6.
Resteert de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hij niet bekend is met een door de passagiers gestuurde schriftelijke aanmaning. De passagiers hebben dit niet betwist. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de passagiers door hun werkwijze en proceshouding, waarbij niet is gebleken dat zij op enkele wijze hebben getracht om eerst op een minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid hebben gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten – en de daarover gevorderde wettelijke rente – zal daarom worden afgewezen en de kantonrechter ziet daarom aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.7.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt bij gebrek aan belang afgewezen. Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.000,00, te vermeerderen met de wettelijke vanaf 10 juli 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 8 van de Verordening.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.