In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen British Airways Plc, vertegenwoordigd door mr. J.J.O. Zandt, wegens compensatie voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De kantonrechter heeft op 12 maart 2025 geoordeeld dat de vervoerder reeds bevrijdend heeft betaald aan de passagier, waardoor de vordering van AirHelp werd afgewezen. De procedure omvatte een dagvaarding, conclusie van antwoord, repliek en dupliek, waarna het vonnis werd bepaald.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Londen naar Johannesburg en vervolgens naar Port Elizabeth op 2 en 3 februari 2023. De vlucht van Londen naar Johannesburg was vertraagd, waardoor de passagier meer dan drie uur later op de eindbestemming aankwam. De passagier droeg haar vorderingsrecht over aan AirHelp, die compensatie van € 600,00 eiste op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder op 20 mei 2023 een bedrag van € 600,00 aan de passagier heeft overgemaakt. AirHelp betwistte dat deze betaling bevrijdend was, omdat de passagier haar vorderingsrecht had gecedeerd. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet op de hoogte was van de cessie, omdat de aanmaning van AirHelp niet was ontvangen. Hierdoor werd geconcludeerd dat de betaling aan de passagier bevrijdend was, en werd de vordering van AirHelp afgewezen. AirHelp werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 270,00 werden vastgesteld, plus nakosten van € 67,50, vermeerderd met wettelijke rente.