In deze zaak heeft een passagier compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een vertraagde pushback en het afladen van bagage. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen en dat de vervoerder in beginsel moet compenseren, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vertraagde pushback geen buitengewone omstandigheid opleverde, terwijl de vertraging door het afladen van bagage wel als zodanig werd erkend. Echter, omdat de passagier zijn aansluitende vlucht ook zonder de buitengewone omstandigheden niet had kunnen halen, werd de vordering tot compensatie gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier niet voldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 12 maart 2025.