ECLI:NL:RBNHO:2025:3023

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11082547
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagier bij vertraagde vlucht en beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier compensatie gevraagd van de vervoerder, Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een vertraagde pushback en het afladen van bagage. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen en dat de vervoerder in beginsel moet compenseren, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vertraagde pushback geen buitengewone omstandigheid opleverde, terwijl de vertraging door het afladen van bagage wel als zodanig werd erkend. Echter, omdat de passagier zijn aansluitende vlucht ook zonder de buitengewone omstandigheden niet had kunnen halen, werd de vordering tot compensatie gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan de passagier, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier niet voldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11082547 \ CV EXPL 24-2716
Uitspraakdatum: 12 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigden: mr. J. Nooij en mr. N. van der Graaf (Russell Advocaten)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk een vertraagde pushback, een langere block time en het moeten afladen van bagage. Als er geen buitengewone omstandigheid was opgetreden, had de passagier zijn overstap alsnog gemist. Dit betekent dat de uiteindelijke vertraging van de vlucht niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De vordering van de passagier wordt daarom (gedeeltelijk) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem moest vervoeren van Toronto Pearson International Airport (Canada) via Frankfurt am Main Airport (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 28 en 29 mei 2023, met de vluchtcombinatie LH471 en LH988.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht LH471 van Toronto naar Frankfurt (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert zijn vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00. [1]
3.3.
Ook verzoekt de passagier de kantonrechter om een certificaat af te geven zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening.
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Frankfurt – Toronto – Frankfurt (vluchtnummers LH470 en LH471). Deze vluchten zijn volgens de vervoerder het hetzelfde toestel uitgevoerd. Vlucht LH470 van Frankfurt naar Toronto is onder meer met 9 minuten vertraging uitgevoerd door een vertraagde pushback. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken van vlucht LH470 doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.4.
De passagier betwist dat de vertraging vanwege de vertraagde pushback een buitengewone omstandigheid oplevert en voert daartoe onder meer aan dat de vervoerder de EOBT (Estimated Off Block Time) heeft gewijzigd. De toegewezen pushback truck was daarom niet meer gereserveerd voor het toestel, aldus de passagier. De vervoerder heeft dit niet betwist, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraagde pushback als zodanig geen (doorwerking van een) buitengewone omstandigheid oplevert.
4.5.
Daarnaast stelt de vervoerder dat de vlucht vertraagd is uitgevoerd door onder meer het moeten afladen van bagage (11 minuten) en een langere block time (13 minuten). Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaken van de vlucht doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden. De passagier heeft niet betwist dat de vertraging vanwege het moeten afladen van bagage een buitengewone omstandigheid oplevert, zodat dit is komen vast te staan. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de vertraging voor de duur van 11 minuten te wijten is aan een buitengewone omstandigheid.
4.6.
De passagier betwist verder dat de langere block time het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en voert hiertoe onder meer aan dat sprake is van een doorwerking van toerekenbare vertraging. De vervoerder heeft hier tegenin gebracht dat hij vanaf het moment van vertrek bij de gate afhankelijk is van de luchtverkeerleiding. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter echter van oordeel dat de vervoerder zijn verweer op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dan ook dat de vertraging door de langere block time als zodanig eveneens niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Nu de vertraging van de vlucht deels door een buitengewone omstandigheid en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, moet er worden vastgesteld of de passagier zijn aansluitende vlucht zou hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheid. Als onbetwist staat vast dat de vlucht met een vertraging van 1 uur en 6 minuten is aangekomen te Frankfurt en dat er een buffer in het reisschema van de passagier was opgenomen van 45 minuten. Als er geen buitengewone omstandigheid (11 minuten) was opgetreden, had de passagier zijn overstap alsnog gemist. Dit betekent dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De door de passagier gevorderde compensatie zal daarom worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.8.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft dit (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagier heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten – en de daarover gevorderde rente – moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.10.
De gevorderde afgifte van het certificaat ex artikel 53 EEX-Vo 1215/2012 wordt vooralsnog bij gebrek aan belang afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.