ECLI:NL:RBNHO:2025:3034

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
: C/15/362506 / JU RK 25-287
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met gedragsproblematiek

Op 11 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], die onder toezicht is gesteld en in een open jeugdhulp groep verblijft. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft verzocht om een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp, omdat [de minderjarige] zich niet aan de afspraken houdt en risicovol gedrag vertoont, waaronder weglopen en bedreigingen uiten. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de toename van het risicovolle gedrag van [de minderjarige] en de zorgen van de ouders en hulpverleners. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de veiligheid van [de minderjarige] en anderen te waarborgen en om hem de benodigde diagnostiek en behandeling te bieden. De machtiging is verleend voor de duur van drie maanden, met ingang van 11 maart 2025. De kinderrechter heeft benadrukt dat zodra de gesloten setting niet meer noodzakelijk is, er weer kan worden overgegaan naar een open plaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/362506 / JU RK 25-287
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat mr. M.J. Bouwman, kantoorhoudende te Zaandam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
hierna tezamen ook te noemen: de ouders.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 28 februari 2025 en de daarin vermelde stukken;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, [gedragswetenschapper] , van 11 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
Ook is [gedragswetenschapper] , de desbetreffende gedragswetenschapper, telefonisch ter zitting gehoord als informant.
1.4.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de partner van de moeder om als toehoorder aanwezig te zijn ter zitting.
1.5.
[de minderjarige] heeft voorafgaand aan de zitting, in bijzijn van zijn advocaat, afzonderlijk met de kinderrechter gesproken.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft op een open jeugdhulp groep van [verblijfplaats] in [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Almelo van 20 maart 2012 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is vervolgens definitief uitgesproken endaarna steeds verlengd tot 20 januari 2026.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland
van 8 januari 2020 is een machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een
accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Deze machtiging is daarna steeds verlengd en duurtnog voort tot 20 juli 2025.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 28 februari 2025 is een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken, onder de voorwaarde dat op de eerste werkdag nadat [de minderjarige] op grond van voornoemde beschikking gesloten is geplaatst, een instemmingsverklaring wordt overgelegd van een gedragswetenschapper, die [de minderjarige] kort van tevoren heeft onderzocht. Ook is onderhavige zitting bepaald waarop de belanghebbenden gehoord kunnen worden. Voor het overige is de beslissing aangehouden tot onderhavige zitting.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. Daarnaast verzoekt de GI om aansluitend een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden.
3.2.
De GI heeft de verzoeken als volgt toegelicht. [de minderjarige] verblijft al meerdere jaren bij open jeugdhulp groepen, maar sinds een aantal maanden is er een toename te zien in zijn risicovolle gedrag. Sinds 13 januari 2025 is deze toename exponentieel. [de minderjarige] loopt nu bijna dagelijks weg van [accommodatie jeugdhulpaanbieder] in [plaats] en van school. Op 21 februari 2025 is het gelukt om een woonplek in [plaats] te vinden voor [de minderjarige] op een locatie dichter bij de moeder, zoals [de minderjarige] graag wilde. Toch lukt het [de minderjarige] ook daar direct al niet om zich aan de afspraken te houden, waaronder de tijdsafspraken over het binnen- en terugkomen bij de groep. Op 25 februari 2025 ontstond er een zodanig dreigende situatie dat de moeder zich genoodzaakt voelde om de politie in te schakelen. [de minderjarige] heeft de moeder en haar partner met de dood bedreigd, waarbij [de minderjarige] met een machete voor hun deur stond. Daar komt bij dat [de minderjarige] ook bij de groepsleiding dreigingen heeft geuit, zoals dat hij mensen gaat neersteken en van plan is een vuurwapen te kopen. Tijdens het gesprek met de hulpverlening op 27 februari 2025 liep [de minderjarige] boos weg toen hij werd aangesproken op zijn gedrag. Volgens de GI is het dan ook niet mogelijk om [de minderjarige] daarop aan te spreken en bovendien houdt [de minderjarige] zich niet aan de afspraken. Daardoor kan de veiligheid niet gewaarborgd worden en kan er niet gewerkt worden aan de nodige diagnostiek en behandeling van [de minderjarige] . Het is dan ook noodzakelijk dat [de minderjarige] geplaatst wordt in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Het spoedeisend belang is erin gelegen dat [de minderjarige] op straat rondloopt en weigert te vertellen waar hij heen gaat, zodat het onduidelijk is waar hij is en wat hij doet. De GI wil na de periode van gesloten jeugdhulp weer richting een open plaatsing werken, wanneer [de minderjarige] in staat is zich te houden aan afspraken en waarbij zijn schoolgang wordt opgepakt.
3.3.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de hulpverlening geprobeerd heeft om [de minderjarige] zo goed mogelijk te begeleiden. Als [de minderjarige] wegloopt van de open jeugdhulp groep(en), gaat hij vaak naar (voor hem) onveilige buurten of situaties. De GI vindt het bovendien zorgelijk dat [de minderjarige] erg beïnvloedbaar is en dat hij niet inziet wat de invloed van zijn gedrag is op zichzelf en op anderen. Het gedrag van [de minderjarige] komt voort uit hechtingsproblematiek. Hoewel de moeder haar best doet, lukt het haar nog niet om [de minderjarige] voldoende te ondersteunen. Naast diagnostiek en hulp voor de hechtingsproblematiek dient er daarom ook systemische hulp te worden ingezet. De GI is met twee jeugdhulp groepen in gesprek, met als voorkeur [gesloten accommodatie voor jeugdhulp] , waarbij de GI wil oefenen tussen een gesloten en een open plaatsing van [de minderjarige] . De GI heeft inmiddels geprobeerd om via de partner van de vader contact met de vader te krijgen.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder begrijpt dat [de minderjarige] voor nu in een gesloten jeugdhulp groep moet worden geplaatst, al vindt zij een periode van drie maanden erg lang en heeft zij grote zorgen over de invloed daarvan op [de minderjarige] . Gelet op de heftige gebeurtenissen van de afgelopen tijd, waaronder het incident tussen [de minderjarige] en zijn broertje [broertje] en de incidenten waarbij de politie werd betrokken, heeft de moeder geen andere keuze. De moeder staat open voor alle vormen van hulpverlening en zij heeft ook al eerder zelf systeemtherapie ingezet. Daarnaast meent de moeder dat [de minderjarige] psychologische hulp nodig heeft. Verder meent de moeder dat het van belang is dat er een belmoment plaatsvindt tussen [de minderjarige] en de vader. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] en [de minderjarige] heeft recht op contact met zijn beide ouders. De moeder heeft geen direct contact met de vader en zij weet niet waar en waarvoor de vader in detentie zit. Het voorgaande neemt niet weg dat de moeder het de GI en de hulpverleners kwalijk neemt dat zij veel fouten hebben gemaakt, die het gedrag van [de minderjarige] negatief hebben beïnvloed en waarvoor zij media-aandacht wil. De moeder uit al zes maanden lang haar zorgen over de groep waar [de minderjarige] verblijft, maar de GI en de hulpverleners ondernemen onvoldoende actie.

5.De informant

5.1.
De gedragswetenschapper heeft telefonisch aangegeven dat zij [de minderjarige] kort voor de zitting heeft kunnen zien en spreken. Zij blijft bij haar eerdere instemmingsverklaring van 28 februari 2025 (opgesteld op basis van de stukken), al wil zij daarbij benadrukken dat [de minderjarige] mogelijk veel behoefte heeft aan duidelijkheid. Situaties worden al snel te druk voor hem. [de minderjarige] heeft rust nodig. Ook wenst de gedragswetenschapper aan de instemmingsverklaring van 28 februari 2025 toe te voegen dat [de minderjarige] niet beseft wat zijn uitspraken voor hemzelf en voor anderen kunnen betekenen. Hij heeft niet door dat hij bedreigend kan zijn richting anderen. Hoewel [de minderjarige] zelf aangeeft niet snel boos te worden, blijkt hij wel geprobeerd te hebben om een ruit kapot te maken om weg te komen. De gedragswetenschapper vreest dat [de minderjarige] zeer beïnvloedbaar is, waardoor hij mogelijk benaderd wordt door personen die hem foute handelingen (willen) laten verrichten. De gedragswetenschapper heeft in haar verklaring van 11 maart 2025 geconcludeerd dat binnen de open setting de veiligheid en gezondheid van [de minderjarige] onvoldoende kunnen worden gewaarborgd door onvoldoende begrenzing en bescherming. [de minderjarige] loopt weg, is enorm kwetsbaar en beïnvloedbaar, heeft onvoldoende zicht op de gevolgen van zijn gedrag en er zijn grote risico’s dat hij slachtoffer wordt of ingezet wordt voor delinquente of criminele activiteiten. Ook zijn er grote risico’s op middelengebruik (misbruik wellicht) en niet duidelijk is wat hij ervoor moet doen om aan de middelen te komen. Er zijn dus grote risico’s dat hij in situaties terechtkomt waar het ongezond is en waar sprake is van onveiligheid.

6.Het standpunt van de minderjarige

6.1.
[de minderjarige] wil het liefst bij een andere open jeugdhulp groep verblijven, omdat hij geen aansluiting heeft met de jongeren bij de huidige groep in [plaats] . Bovendien hebben twee jongens van de huidige groep hem mishandeld en wordt [de minderjarige] genegeerd door de begeleiders. Mede daardoor loopt hij weer vaak weg van de groep. [de minderjarige] wil dat hij soms de mogelijkheid heeft om kort in zijn eentje buiten te staan. [de minderjarige] verkoopt wiet, maar gebruikt dit zelf niet. Hij rookt alleen. Door de advocaat van [de minderjarige] is naar voren gebracht dat er -mede door de telefonische verklaring van de gedragswetenschapper ter zitting- inmiddels is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor toewijzing van de verzoeken. Er zijn grote zorgen over [de minderjarige] . De advocaat van [de minderjarige] is het met de moeder en de GI eens dat [de minderjarige] hopelijk niet de volledig verzochte periode gesloten hoeft te worden geplaatst. Het is aan de vader van [de minderjarige] om [de minderjarige] te informeren over zijn detentieadres.

7.De beoordeling

7.1.
Op basis van de stukken en in wat ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 28 februari 2025 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking wordt dan ook gehandhaafd.
7.2.
Wat betreft het aangehouden deel van het verzoek tot een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, overweegt de kinderrechter als volgt.
7.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend als deze jeugdhulp naar het oordeel van de kinderrechter noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dienen de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
7.4.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat aan de hiervoor genoemde gronden is voldaan. Daarom machtigt de kinderrechter de GI om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [de minderjarige] is een veertienjarige jongen met persoonlijke problematiek, waaronder een reactieve hechtingsstoornis, een licht verstandelijke beperking, ADHD, het XYY-syndroom en PTSS. [de minderjarige] is al meerdere jaren uit huis geplaatst bij verschillende open jeugdhulp groepen, waarvan hij geregeld wegloopt. In de afgelopen maanden neemt zijn gedragsproblematiek in sterke mate toe, waarbij het de hulpverlening en de ouders niet meer lukt om [de minderjarige] te begrenzen of te sturen. [de minderjarige] is niet alleen verbaal en fysiek agressief richting de groepsleiding maar ook jegens de moeder. Daarnaast loopt hij bijna dagelijks weg van de groep en van zijn school, waarbij er grote zorgen zijn over waar en met wie hij dan is. Het is zorgelijk dat [de minderjarige] erg beïnvloedbaar is en geen inzicht heeft in de betekenis van zijn handelen/uitspraken voor hemzelf en voor anderen. Het is van belang dat er spoedig diagnostiek plaatsvindt bij [de minderjarige] , dat zijn hechtingsproblematiek wordt onderzocht en dat er systemische hulpverlening wordt ingezet, maar dit is bij de open jeugdhulp groep(en) tot op heden niet gelukt. Gelet op de problematiek van [de minderjarige] , de in te zetten diagnostiek en behandeling en gelet op de zorgen over zijn veiligheid en de veiligheid van anderen, is de kinderrechter van oordeel dat gesloten jeugdhulp voor [de minderjarige] noodzakelijk is. Het spreekt voor zich dat zodra de gesloten setting niet meer noodzakelijk is voor [de minderjarige] , wordt afgeschaald naar een open groep.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verleent een machtiging om
[de minderjarige]te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang 11 maart 2025 tot 11 juni 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025 door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. F.G. van der Erve als griffier, en op schrift gesteld op 20 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.