ECLI:NL:RBNHO:2025:3036

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11440359 \ CV FORM 24-8628
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij meer dan drie uur vertraging van vlucht door vermeende buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers compensatie aangevraagd van de vervoerder, Easyjet Europe, vanwege een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht EJU1835 van Manchester naar Amsterdam op 17 december 2022. De vervoerder stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weeromstandigheden en het uit de uren lopen van de bemanning. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd waarom de vlucht met een nacht vertraging moest worden uitgevoerd. De passagiers betwistten de stellingen van de vervoerder en voerden aan dat de vervoerder had moeten zorgen voor een reservebemanning en dat er geen harde avondklok gold voor arriverende vluchten. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden en heeft het verzoek van de passagiers toegewezen. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 1.476,88, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11440359 \ CV FORM 24-8628
Uitspraakdatum: 19 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]

4. [verzoeker 4]

allen wonende te [plaats 1]
5. [verzoeker 5]wonende te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Europe
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht vanwege een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weeromstandigheden en het uit de uren lopen van de bemanning. Hij heeft echter onvoldoende onderbouwd waarom het noodzakelijk was om de vlucht met een nacht te vertragen. Daarom wordt het verzoek van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 17 december 2022 vervoeren van Manchester, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EJU1835 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 226,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij stelt dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen als de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen. De kantonrechter zal dit verzoek in dit geval weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt. [3]
4.3.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder aan kan tonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [4]
4.4.
Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie onderdeel van de rotatievlucht Kopenhagen – Amsterdam – Manchester – Amsterdam (vluchtnummers EJU7922, EJU1836 en EJU1835). Vlucht EJU7922 van Kopenhagen naar Amsterdam werd met 32 minuten vertraging uitgevoerd vanwege slecht zicht. Deze vertraging werkte door op vlucht EJU1836 van Amsterdam naar Manchester. Vervolgens zou vlucht EJU1836 45 minuten moeten wachten op het ijsvrij maken van het toestel (‘de-icing’). De kantonrechter begrijpt dat hij stelt dat de bemanning hierdoor uit de uren zou lopen. De inzet van een nieuwe bemanning zou dermate lang duren dat zowel vlucht EJU1836 als de vlucht in kwestie de nachtklok van Schiphol zouden schenden. Daarom zijn beide vluchten verplaatst naar de ochtend erna. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder onder meer naar vluchtrapporten.
4.5.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat Schiphol een thuisbasis is van de vervoerder. De nachtsluiting voor vertrekkende vluchten vanaf Schiphol ging pas vier uur na de geplande vertrektijd van vlucht EJU1836 in. Daarom mocht van de vervoerder verwacht worden dat hij binnen die tijd een reservebemanning beschikbaar zou hebben. Daarnaast geldt er voor arriverende vluchten geen harde avondklok op Schiphol. Daarvoor kan een verzoek voor een nachtslot worden gedaan. Dit is op 17 december 2022 ook voor een andere vlucht goedgekeurd, aldus de passagiers.
4.6.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. De kantonrechter overweegt dat het uit de uren lopen van de bemanning in beginsel een operationeel probleem is. Door bijkomende omstandigheden kan dit wel als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat de bemanning van de vlucht in kwestie uit de uren is gelopen vanwege (de doorwerking van) de vertraging vanwege het slechte zicht en het ijsvrij moeten maken van het toestel. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder echter onvoldoende toegelicht waarom dit ervoor zorgde dat de vlucht met een nacht vertraging moest worden uitgevoerd. Met name heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd waarom het niet mogelijk was om voor het ingaan van de nachtsluiting een reservebemanning in te zetten op vlucht EJU1836 of om een nachtslot aan te vragen voor de vlucht in kwestie. Gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagiers, had dit wel op zijn weg gelegen. Bij deze stand van zaken kan daarom niet worden geoordeeld dat de vervoerder geen invloed kon uitoefenen op deze vertraging. Dit betekent dat de vertraging niet het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.7.
Het verzoek van de passagiers zal worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als anderszins onweersproken eveneens toewijsbaar.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van het indienen van het vorderingsformulier. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De verzochte rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.11.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [5]

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.476,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.250,00 vanaf 17 december 2022, en over
€ 226,88 vanaf 9 december 2024, tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 218,00 aan griffierecht en € 204,00 aan salaris gemachtigde,
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Op grond van artikel 5 lid 1 van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (hierna: de EPGV-Verordening).
4.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
5.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de EPGV-Verordening.