ECLI:NL:RBNHO:2025:3079

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11278330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van schadevergoeding na bergingswerkzaamheden door Haulo Berging B.V. voor Kennemer Wegen- en Waterbouwmaatschappij B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat centraal of de opdrachtgever, Kennemer Wegen- en Waterbouwmaatschappij B.V. (KWW), een factuur van Haulo Berging B.V. voor bergingswerkzaamheden mocht verrekenen met een door haar gestelde schade. De feiten zijn als volgt: op 13 oktober 2023 raakte een vrachtwagen van KWW in de sloot, waarna Haulo in opdracht van KWW de bergingswerkzaamheden uitvoerde. Haulo stuurde op 25 oktober 2023 een factuur van € 6.533,33, maar KWW weigerde te betalen en stelde Haulo aansprakelijk voor schade aan de vrachtwagen. De kantonrechter oordeelt dat KWW ten onrechte de factuur heeft verrekend met de gestelde schade, omdat Haulo redelijke zorg heeft betracht tijdens de berging. De rechter wijst de vordering van Haulo tot betaling van het restant van de factuur toe, inclusief rente en kosten, en wijst de tegenvordering van KWW af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij bergingswerkzaamheden en de toepassing van de Algemene Bergings- en Vervoers-Condities (ABVV).

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11278330 \ CV EXPL 24-2910
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HAULO BERGING B.V.,
te Den Helder,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Haulo,
gemachtigde: mr. M.C. Franken-Schoemaker,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KENNEMER WEGEN- EN WATERBOUWMAATSCHAPPIJ B.V.,
te Schagen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: KWW,
gemachtigde: mr. S. Hartog.
De zaak in het kort
In deze zaak staat vast dat de opdrachtgever een factuur voor bergingswerkzaamheden is verschuldigd aan de opdrachtnemer. De opdrachtgever heeft de factuur verrekend met gestelde schade. De kantonrechter oordeelt dat de opdrachtgever dat ten onrechte heeft gedaan. De opdrachtnemer is niet schadeplichtig, omdat zij redelijke zorg heeft betracht in de uitvoering van de bergingswerkzaamheden. Dit leidt tot toewijzing van de vordering van de opdrachtnemer tot betaling van het restant van de factuur, met rente en kosten en tot afwijzing van de tegenvordering van de opdrachtgever.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 augustus 2024 met producties
- de conclusie van antwoord in conventie tevens vordering in reconventie met producties
- het tussenvonnis van 6 november 2024
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2025.

2.De feiten

2.1.
Haulo houdt zich bezig met bergingswerkzaamheden en autotransporten.
2.2.
Op 13 oktober 2023 rijdt een met aarde volgeladen vrachtwagen van KWW met de rechterwielen in de berm en komt daarna op zijn kopzijde in de sloot naast de weg terecht.
2.3.
Haulo draagt in opdracht van KWW zorg voor lossing en berging van de vrachtwagen. Daartoe zet Haulo twee zware bergingsvoertuigen en een autokraan in.
2.4.
Op 25 oktober 2023 stuurt Haulo voor haar werkzaamheden een factuur naar KWW van € 6.533,33 inclusief btw.
2.5.
KWW betaalt de factuur niet en stelt Haulo op 30 november 2023 aansprakelijk voor schade aan de vrachtwagen.
2.6.
In opdracht van de verzekeraar van Haulo, Nationale Nederlanden (hierna NN), voert CED een onderzoek uit en brengt daarvan op 18 december 2023 een expertiserapport uit. CED schrijft in het rapport
“Naar aanleiding van ons technisch onderzoek alsmede de toedracht zijn wij van mening dat de beschadigingen aan de bladveren en het steuntje / lager zijn ontstaan tijdens de berging. Daarbij merken wij direct op dat deze schade, naar onze mening ook niet te voorkomen was. Het op de uitgevoerde manier bergen van dit voertuig onder extreme omstandigheden (op zijn kop volledig geladen in een sloot red.) geeft nu eenmaal nevenschade. Na het beoordelen van de foto’s en de dronebeelden op internet menen wij dat verzekerde in de gegeven omstandigheden zorgvuldig en juist heeft gehandeld.”. CED geeft als conclusie dat de schade die is veroorzaakt tijdens bergingswerkzaamheden niet te voorkomen was en daarom als bergingskosten voor KWW moet worden gezien.
2.7.
Op 18 december 2023 laat NN aan de verzekeringstussenpersoon van Haulo weten dat de verzekering geen dekking biedt, omdat Haulo niet verwijtbaar heeft gehandeld en daarom niet aansprakelijk is.
2.8.
Partijen nemen op 3 januari 2024 kennis van het expertiserapport van CED, waarna er schriftelijk en telefonisch contact is tussen partijen over de vorderingen over en weer.
2.9.
Haulo maant KWW op 12 februari 2024 opnieuw aan de factuur te betalen.
2.10.
KWW bericht op 20 februari 2024 aan Haulo dat het voorlopig schadebedrag
€ 6.248,14 is en dat zij dit bedrag verrekent met de factuur van Haulo. Het restant van
€ 285,19 inclusief btw betaalt KWW aan Haulo.
2.11.
In opdracht van de verzekeraar van KWW vindt op 28 februari 2024 een onderzoek plaats door Dekra Nederland. In het rapport van 23 april 2024 van Dekra staat:
“Tijdens bergingswerkzaamheden is er schade aan de wielophanging ontstaan. Het verenpakket van de 1e en 2e as zijn tijdens het bergen van de vrachtwagen gebroken. De schade aan de zogenaamde knikkeras en fuseepen zijn het gevolg van normale slijtage en waren voor het in het water geraken van de vrachtwagen al aanwezig. De tijdens de bergingswerkzaamheden opgetreden schade aan de veerpakketten zijn naar onze mening niet te voorkomen. Gelet op de zware en extreme omstandigheden tijdens de berging is nevenschade aan het te bergen voertuig helaas niet uit te sluiten.”. Het factuurbedrag van Haulo keert de verzekeraar als schade uit aan KWW.
2.12.
Op 8 mei 2024 laat NN aan KWW weten dat uit het expertiserapport blijkt dat Haulo de redelijke zorg heeft betracht en de wijze van berging er juist voor heeft gezorgd dat het voertijd zo goed en onbeschadigd mogelijk rechtop is gezet, alsmede dat nevenschade onder deze omstandigheden niet te voorkomen is en Haulo niet aansprakelijk is voor de schade aan de vrachtwagen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Haulo vordert - samengevat - veroordeling van KWW tot betaling van € 7.185,37, vermeerderd met wettelijke (handels)rente en proceskosten.
3.2.
Haulo legt aan de vordering ten grondslag dat zij bergingswerkzaamheden voor KWW heeft uitgevoerd, maar KWW de factuur onbetaald laat. Haulo betwist dat zij schadeplichtig is. Zij heeft in redelijkheid alles in het werk gesteld het voertuig zo goed als mogelijk te lossen en te bergen, wat is gelukt. Vanwege de extreme omstandigheden (een volgeladen vrachtwagen op zijn kop in het water, een smalle weg en hevige regenval) was het niet mogelijk om dit te doen zonder toebrenging van schade aan de vrachtwagen. Haulo heeft geen fout gemaakt, aangezien de schade niet kon worden voorkomen. Van een tekortkoming van Haulo is dus geen sprake. Dit wordt bevestigd door het expertiserapport van NN en de contra-expertise van Dekra. KWW heeft de gestelde schade onterecht verrekend met de factuur van Haulo. Zij moet daarom nog € 6.248,14 aan hoofdsom,
€ 937,22 aan buitengerechtelijke kosten en wettelijke (handels)rente betalen aan Haulo.
3.3.
KWW voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Haulo. KWW voert daartoe aan dat Haulo bij het bergen van de vrachtwagen onvoldoende zorg heeft betracht door evidente bergingsnormen zoals het verankeren van de as aan het chassis en de aanwezigheid van drie deskundige zware bergers te overtreden. Ook heeft Haulo aanwijzingen van KWW genegeerd. Haulo heeft daarom evidente fouten gemaakt tijdens de berging. De omstandigheden waaronder de berging plaatsvond waren niet extreem. De schade had relatief eenvoudig kunnen worden voorkomen. Dit blijkt ook uit het feit dat Haulo na het ontstaan van de schade haar bergingswijze heeft gewijzigd. Haulo is dus schadeplichtig. KWW heeft haar voorlopige schade verrekend met de factuur van Haulo en het restant betaald aan Haulo.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
KWW vordert - samengevat - veroordeling van Haulo tot betaling van € 1.879,03, vermeerderd met rente en kosten. KWW legt daaraan ten grondslag dat de reparatiekosten
€ 8.127,18 bedroegen en zij daarom na verrekening met de factuur nog een schadevordering heeft op Haulo van € 1.593,85. Dit betekent dat KWW ten onrechte € 285,18 heeft betaald aan Haulo en zij in totaal van Haulo € 1.879,03 heeft te vorderen.
3.6.
Haulo voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van KWW, met veroordeling van KWW in de kosten van deze procedure. Haulo voert daartoe nogmaals aan dat sprake was van extreme omstandigheden: door het gebrek aan ruimte (smalle weg), het gewicht van de vrachtwagen met lading, de slechte weersomstandigheden en de zuigende werking van de modder was het een lastige klus. Verder hadden de bergers ruime ervaring en beschikten over de vereiste opleidingen. Haulo wijst er ook op dat er niet één goede manier is van bergen en dat gaandeweg kan worden geanticipeerd op de omstandigheden. Schade ontstaat door de krachten waaraan een voertuig wordt onderworpen als deze met zijn volle gewicht te water raakt. Vastmaking van de as aan het chassis was niet mogelijk vanwege de leidingen die in het chassis liggen en had juist tot meer schade geleid. Volgens de reparateur was de vrachtwagen niet goed onderhouden en gelet op de leeftijd en de kilometerstand van meer dan 500.000 was het chassis niet meer zo goed als KWW wil doen geloven. KWW heeft een contra-expertise laten uitvoeren door Dekra en heeft in strijd met de waarheidsplicht daar geen melding van gemaakt en handelt daarmee onrechtmatig. Dit moet leiden tot verlies van de procedure.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tijdens de zitting bleek dat de juiste naam van KWW niet Kennemer Wegen- en Waterbouw B.V. is, zoals in de dagvaarding staat, maar Kennemer Wegen- en Waterbouwmaatschappij B.V. De aanhef van dit vonnis is hierop aangepast.
4.2.
Deze zaak gaat over de vraag of KWW gestelde schade aan haar vrachtwagen mocht verrekenen met de factuur van Haulo voor door haar verrichte bergingswerkzaamheden.
4.3.
KWW beroept zich in haar verweer op de Algemene Bergings- en Vervoers- Condities (ABVV). Haulo betwist de toepasselijkheid daarvan, maar tegelijkertijd staat in een door haar overgelegde verklaring van de heer Klomp (directeur van Haulo) dat KWW had kunnen weten dat er regels zijn voor berging en transport, zij eerder transporten voor KWW heeft gedaan en dat op de vrachtwagens de ABVV sticker staat. Ook staat in de factuur van Haulo dat de ABVV van toepassing zijn. KWW heeft daarop tijdens de zitting gewezen, waarna Haulo haar betwisting niet nader heeft toegelicht. Daarom wordt daaraan voorbij gegaan en wordt van de toepasselijkheid van de ABVV uitgegaan.
4.4.
Vastgesteld kan worden dat KWW de verschuldigdheid van de factuur van Haulo niet betwist. KWW is immers overgegaan tot verrekening met door haar gestelde schade. De verzekeraar van KWW heeft overigens ook het bedrag van de factuur van Haulo als schade uitgekeerd aan KWW.
4.5.
Verder kan worden vastgesteld dat schade aan de vrachtwagen is ontstaan bij de uitvoering van de bergingswerkzaamheden. Dat blijkt uit het extertiserapport van CED, waarin staat dat zij vanwege het technisch onderzoek en de toedracht van mening is dat de beschadigingen aan de bladveren en het steuntje/lager zijn ontstaan tijdens de berging. Voor zover Haulo betwist dat deze schade is ontstaan tijdens de bergingswerkzaamheden, wordt daaraan als onvoldoende onderbouwd voorbij gegaan. Dit betekent dat op grond van de toepasselijke ABVV (en ook op grond van de wet) Haulo voor deze schade aansprakelijk is, tenzij zij en haar ondergeschikten redelijke zorg hebben betracht. [1]
4.6.
Haulo heeft de stelplicht en bewijslast ten aanzien van haar standpunt dat zij in de uitvoering van haar werkzaamheden redelijke zorg heeft betracht. Zij heeft daartoe verwezen naar het expertiserapport van CED. KWW betwist dat Haulo redelijke zorg heeft betracht en voert verweer tegen de inhoud van dat rapport. Volgens KWW was zij niet betrokken bij de totstandkoming daarvan en bevat het rapport onjuistheden en onvolkomenheden. Hoewel KWW bij de totstandkoming van het rapport niet was betrokken, had zij in deze procedure de gelegenheid op de inhoud van het rapport te reageren en met inhoudelijke argumenten te bestrijden. In dat kader heeft KWW aangevoerd dat Haulo haar aanwijzingen en de richtlijnen niet heeft gevolgd; pas nadat schade was ontstaan heeft Haulo de positionering van de bergingsvoertuigen veranderd naar een positie meer haaks op de vrachtwagen en de as aan het chassis verankerd en is het gelukt de vrachtwagen rechtop te zetten zonder verdere schade. KWW onderbouwt dat met verklaringen van de vrachtwagenchauffeur en de heer [naam] (uitvoerder en transportmanager bij KWW) en de richtlijnen. Haulo heeft deze verklaringen op haar beurt gemotiveerd weersproken met verklaringen van twee van haar werknemers. Daarnaast heeft Haulo een rapport van Dekra overgelegd. Dekra merkt daarin alleen de schade aan het verenpakket van de eerste en tweede as aan als schade die tijdens de bergingswerkzaamheden is ontstaan en is van mening dat deze schade niet was te voorkomen en dus niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dit betekent dat in twee expertiserapporten staat dat Haulo redelijke zorg heeft betracht. Daarom had het op de weg van KWW gelegen haar verweer dat dit niet het geval is nader te onderbouwen en aannemelijk te maken. Dit had zij kunnen doen met een contra-expertise. Met alleen de twee verklaringen van twee partijgetuigen (de vrachtwagenchauffeur en een werknemer) heeft zij dat onvoldoende gedaan. Daarom wordt aan bewijslevering niet toegekomen en wordt in deze procedure uitgegaan van de juistheid van het standpunt van Haulo dat zij redelijke zorg heeft betracht en niet schadeplichtig is. KWW heeft dan ook ten onrechte de gestelde schade verrekend met de factuur van Haulo.
4.7.
Terzijde wordt nog overwogen dat KWW naast schade aan het verenpakket aanspraak maakt op andere schadeposten waarover in beide rapporten staat dat en waarom die schade niet in causaal verband staat tot de bergingswerkzaamheden van Haulo. Waarom Haulo toch aansprakelijk is voor deze schade heeft KWW onvoldoende onderbouwd.
4.8.
De conclusie is dat KWW het restant van de factuur van Haulo van € 6.248,14 moet betalen. Omdat KWW is verzuim is met betaling van dat bedrag is zij ook de wettelijke handelsrente aan Haulo verschuldigd vanaf de vervaldatum van de factuur.
4.9.
Haulo vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 937,22 is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 687,41 bij € 6.248,14 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 687,41 toe. De gevorderde rente over dat bedrag is toewijsbaar vanaf de datum van de dagvaarding, omdat Haulo in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en niet is gesteld of gebleken dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
4.10.
KWW is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Haulo worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.452,22
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.12.
Met het oog op deze beslissing behoeft het betoog van Haulo over schending van de waarheidsplicht en de gevolgen daarvan geen bespreking meer.
in reconventie
4.13.
KWW vordert in reconventie betaling van het restant van de schade dat na verrekening met de factuur van Haulo resteert. Haulo is zoals hiervoor overwogen niet schadeplichtig. De vordering van KWW zal daarom worden afgewezen.
4.14.
KWW is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Haulo worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
Totaal
204,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt KWW om aan Haulo te betalen een bedrag van € 6.935,55, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente [2] over € 6.248,14 vanaf de vervaldatum van de onderliggende factuur en over € 687,41 vanaf 6 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt KWW in de proceskosten van € 1.452,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als KWW niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt KWW tot betaling van de wettelijke rente [3] over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van KWW af,
5.7.
veroordeelt KWW in de proceskosten van € 204,00,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7 lid 1 ABVV.
2.Artikel 6:119a BW.
3.Artikel 6:119 BW.