6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en aan gekwalificeerde bedreigingen. In oktober 2023 heeft hij zijn ex-vriendin (tevens de moeder van zijn zoontje) en haar moeder bedreigd met de dood en zware mishandeling. Hij heeft op twee opeenvolgende nachten post op het adres van moeder bezorgd. Dit betroffen een babyboekje met daarin een dreigende tekst en een aardappelschilmesje en een brief met verschillende dreigementen aan hen beiden. Gelet op de gewelddadige en bedreigende voorgeschiedenis die de slachtoffers hadden met de verdachte, hebben de slachtoffers deze gedragingen als zeer beangstigend ervaren. Ook heeft de verdachte op 12 september 2023 zonder enige aanleiding zijn buurman met de vuist in het gezicht gestompt. De buurman heeft pijn en letsel gekregen en is door het gedrag van de verdachte angstig geworden. Dit zijn ernstige feiten waar de slachtoffers veel nadeel van ondervinden. De verdachte heeft voor angst en overlast gezorgd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 15 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, namelijk in 2023 en 2018, wegens huiselijk geweld feiten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Ook heeft hij een onherroepelijke veroordeling voor verboden vuurwapenbezit op zijn naam staan (2021). Bovendien liep de verdachte in een proeftijd in verband met een eerdere veroordeling. Dit heeft hem er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de onder 5. genoemde Pro Justitia-rapportages, waaruit onder meer blijkt dat bij de verdachte sprake is van een schizofreniestoornis, zwakbegaafdheid en stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten waren deze stoornissen aanwezig bij de verdachte. De kans op herhaling van gewelddadig gedrag en acuut dreigend fysiek geweld is ingeschat op hoog tot zeer hoog. Ook is ingeschat dat sprake is van escalatiegevaar, vanwege de uitlatingen die de verdachte heeft gedaan over zijn vastberadenheid om omgang met zijn zoontje desnoods met geweld af te dwingen. Om de recidiverisico’s te beperken is geadviseerd om de verdachte een langdurige gedwongen behandeling op te leggen waarin nadere diagnostiek kan plaatsvinden en een delictscenario kan worden opgesteld. Op die manier kan toegewerkt worden naar een stabiele situatie in de toekomst waarin de verdachte zich blijft houden aan de opgelegde maatregelen. Dit moet plaatsvinden binnen de beveiligde omgeving van een forensische kliniek. De deskundigen adviseren concluderend aan de verdachte een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages – ook op dit punt – op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden ondersteund door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 11 oktober 2024 van GGZ Reclassering Fivoor, opgesteld door [naam] en zijn aanvullende rapportage die is opgesteld ten behoeve van de zitting van 28 februari 2025. Hieruit blijkt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, omdat de verdachte niet wenst mee te werken aan een klinische behandeling. Om dezelfde reden ziet de reclassering ook geen meerwaarde in een regulier toezicht als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. De reclassering conformeert zich aan het advies van de psychiater en de psycholoog om aan de verdachte een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege op te leggen.
De op te leggen maatregel
Op grond van de Pro Justitia rapportages en die van de reclassering overweegt de rechtbank dat behandeling van de verdachte dringend noodzakelijk is om de als (zeer) hoog ingeschatte kans op herhaling in de toekomst te voorkomen.
Bij de vraag in welke vorm de behandeling moet plaatsvinden, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Een zorgmachtiging of een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden zijn te kortdurend en bieden volgens de deskundigen onvoldoende structuur om effectief recidive te voorkomen. De verdachte is niet in staat om zich aan voorwaarden te houden en hij wil dat ook niet. In gesprekken met zowel de GZ-psycholoog als de psychiater en reclassering is hij niet in staat gebleken over zijn agressieregulatieproblemen te praten. Hij heeft geen ziekte-inzicht, bagatelliseert zijn middelengebruik en wil zich niet onder behandeling laten stellen. Het is eerder niet goed mogelijk gebleken om de verdachte ambulant te begeleiden en te behandelen. De rechtbank neemt bovendien in aanmerking dat de verdachte eerder is veroordeeld voor partnermishandeling en dat hij zich niet heeft gehouden aan de toen opgelegde bijzondere voorwaarden en contact- en locatieverbod.
Dat de verdachte heeft aangegeven dat zijn leven nu (na het overlijden van zijn moeder) in rustiger vaarwater is geraakt en dat hij zijn leven min of meer op de rit heeft met ondersteuning van het ACT-team van GGZ inGeest, neemt niet weg dat zonder juiste behandeling het recidivegevaar reëel blijft. Juist het gebrek aan ziektebesef en -inzicht maakt dat de verdachte zelf niet inziet dat de ondersteuning die hij nu van het ACT-team krijgt en als helpend ervaart, onvoldoende is om ook in de toekomst te waarborgen dat hij minder gevaarlijk wordt voor zijn omgeving. De rechtbank benadrukt daarbij dat de begeleiding van het ACT-team geen behandeling voor zijn stoornissen inhoudt.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dan ook dat de verdachte door zijn eigen houding – mede ingegeven door zijn ziektebeeld – mogelijke alternatieve en minder vergaande modaliteiten voor behandeling van zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, alsook ter vermindering van het herhalingsgevaar, onmogelijk heeft gemaakt.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van een recidivegevaar op het gebied van agressie- en geweldsdelicten, waardoor zonder behandeling gevaar voor de algemene veiligheid van personen bestaat. Gezien de noodzaak van behandeling en het gebrek aan andere afdoende mogelijkheden om het gevaar af te wenden, is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling van de verdachte moet worden gelast. De rechtbank is ook van oordeel dat verpleging van overheidswege moet worden bevolen, nu de verdachte geen bereidheid heeft getoond om zich aan (een TBS met) voorwaarden te houden. Met de huidige Pro Justitia rapporten en de rapportages van de reclassering, is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van de tbs-maatregel.
Duur van de maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr, gaat de totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot dwangverpleging een periode van vier jaar niet te boven, tenzij deze is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De onder 1 bewezenverklaarde bedreiging kan niet zonder meer worden gekarakteriseerd als een ‘geweldsmisdrijf’ zoals bedoeld in artikel 38e Sr. Gelet echter op alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval, acht de rechtbank het aannemelijk dat de bedreigingen daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd en dat de verdachte dus de daad bij het woord zou voegen. De rechtbank wijst daarvoor op onder andere de eerdere veroordelingen voor partnergeweld, de dreiging die is uitgegaan van het totaal van het feitencomplex waarop het onder 1 bewezen verklaarde feit is gebaseerd en de bewezenverklaring van de mishandeling onder feit 2. Verder blijkt uit de hiervoor aangehaalde rapportages van de psycholoog en psychiater dat sprake is van een hoge kans op recidive van gewelddadig gedrag en dat wordt aangegeven dat sprake is van acuut dreigend fysiek geweld en escalatiegevaar. Dit komt samen in de uitlating van de verdachte tegenover de psychiater dat hij “niets meer te verliezen heeft”. Daarmee is in deze zaak voldaan aan de eis van artikel 38e Sr dat de tbs-maatregel met bevel tot dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel is daarom niet gemaximeerd.
Voorwaardelijk verzoek
Aan het voorwaardelijke verzoek van de officier van justitie om de maatregelen als bedoeld in artikel 38z en 38v Sr op te leggen, wordt niet toegekomen nu de rechtbank, zoals hierboven is uiteengezet, dwangverpleging van de verdachte noodzakelijk acht.