ECLI:NL:RBNHO:2025:3140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
15/248089-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, afpersing, poging tot uitlokking straatroof en wapenbezit

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, afpersing, poging tot uitlokking van een straatroof en wapenbezit. De verdachte heeft zich in de periode van juni 2024 tot oktober 2024 schuldig gemaakt aan het bedreigen van verschillende slachtoffers, waarbij hij hen onder druk zette om geld te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in vereniging met anderen handelde en dat hij meerdere dreigende berichten heeft verstuurd. De verdachte heeft een gevangenisstraf van 540 dagen opgelegd gekregen, waarvan 323 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaar met betrekking tot bepaalde slachtoffers. De zaak is behandeld in tegenspraak en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van alle feiten gevolgd. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/248089-24; 15/235656-23 (tul); 15/002312-24 (gev ttz); 15/197137-24 (gev ttz)
Uitspraakdatum: 14 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ten tijde van de terechtzitting ingeschreven in de basisregistratie personen en gedetineerd
in Justitieel Complex Schiphol,
nu verblijvende in De Hooge Venne (FPA) te Heiloo.
Op de zitting van 11 november 2024 heeft de rechtbank de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De zaak met parketnummer 15/248089-24 wordt hierna aangeduid als zaak A.
De zaak met parketnummer 15/002312-24 wordt hierna aangeduid als zaak B.
De zaak met parketnummer 15/197137-24 wordt hierna aangeduid als zaak C.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.K. van Ravenzwaaij en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.E. de Boer , advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is - in zaak A na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de zitting van 3 februari 2025 – samengevat ten laste gelegd dat:
in zaak A:
feit 1: afpersing in vereniging van [slachtoffer 1] in de periode 10 juni 2024 tot en met 29 juli 2024 in Nederland;
feit 2: poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 2] in de periode 10 juni 2024 tot en met 29 juli 2024 in Nederland;
feit 3: poging uitlokking straatroof door [slachtoffer 3] op 31 juli 2024 in Nederland;
feit 4: bedreiging van [slachtoffer 4] in de periode 23 augustus 2024 tot en met 3 oktober 2024 in Badhoevedorp;
in zaak B:
bedreiging van [slachtoffer 5] op 10 september 2023 in Schagen;
in zaak C:
feit 1: wapenbezit op 25 oktober 2023 in Heerhugowaard;
feit 2: bedreiging van [slachtoffer 6] op 25 oktober 2023 in Heerhugowaard.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 in zaak C is gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4 in zaak A, het feit in zaak B en feit 1 in zaak C, heeft de raadsvrouw van de verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft in zaak A onder feit 1 vrijspraak bepleit.
Wat betreft feit 2 in zaak C, heeft de raadsvrouw primair eveneens vrijspraak bepleit en zich subsidiair op het standpunt gesteld dat sprake is van noodweer, dan wel noodweerexces. Het standpunt van de raadsvrouw ten aanzien van die feiten zal, voor zover van belang, hierna worden besproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3.1
Bewijs zaak A feiten 2, 3 en 4, zaak B en zaak C feit 1
De rechtbank komt op grond van de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten in zaak A onder 2, 3 en 4, en van de ten laste gelegde feiten in zaak B en zaak C onder 1.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van deze bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv en namens hem geen vrijspraak is bepleit. Gelet daarop zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
ten aanzien van zaak A, feit 2:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2025;
- een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 24 juni 2024 (dossierpagina 11 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2024 (dossierpagina 59 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2024 (dossierpagina 29 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2024 (dossierpagina 83 e.v.);
- een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] afgelegde verklaring van 6 augustus 2024 (dossierpagina 372 e.v.);
ten aanzien van zaak A, feit 3:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2025;
- een proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2024 (pagina 447 e.v.);
- een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] afgelegde verklaring van 13 augustus 2024 (dossierpagina 450 e.v.);
ten aanzien van zaak A, feit 4:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2025;
- een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 4] van 17 september 2024 (pagina 454 e.v.);
- een proces-verbaal van aanvullend verhoor [slachtoffer 4] van 12 oktober 2024 (pagina 457 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 3 september 2024 (pagina 463 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2024 (pagina 471 e.v.);
ten aanzien van zaak B:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2025;
- een proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 5] d.d. 10 september 2023 (pagina 9 e.v.);
ten aanzien van zaak C, feit 1:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2025;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 oktober 2023 (pagina 24 e.v.).
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.3.2
Bewijs zaak A: feit 1
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. Er zijn geen berichten die een directe dreiging richting [slachtoffer 1] ondersteunen. De bedreigende gedragingen en berichten lijken te zijn gericht tot [slachtoffer 2] en niet ook tot [slachtoffer 1] . Bovendien ontbreekt het causale verband tussen de ten laste gelegde bedreigende gedragingen en de betaling (ter hoogte van €300,-) die [slachtoffer 1] aan de verdachte heeft gedaan.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog en is van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer 1] in vereniging heeft afgeperst. De rechtbank grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de onder
bijlage IIbijgevoegde bewijsmiddelen zijn vermeld.
3.3.3
Bewijs en bespreking van de verweren in zaak C, feit 2
De verdachte wordt onder feit 2 in zaak C verweten dat hij [slachtoffer 6] met een pistool heeft bedreigd. De verdachte ontkent dit feit en heeft een alternatief scenario geschetst. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het wapen uit zijn zak is gevallen toen hij werd aangevallen door [slachtoffer 6] , de vader van zijn ex-vriendin. Het primaire verweer van de verdediging komt erop neer dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen concluderen dat de verdachte de handelingen heeft verricht zoals ten laste gelegd. De verklaringen van [slachtoffer 6] (hierna: vader), zijn echtgenote [naam 1] (hierna: moeder) en hun dochter [naam 2] (hierna: dochter) zouden op essentiële punten uiteenlopen en ook is het opvallend dat de moeder niets heeft verklaard over het overhalen van de trekker.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit en grondt deze beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelenbijlage (
II) zijn vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van vader over de wijze waarop de bedreiging heeft plaatsgevonden op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd is. Anders dan de raadsvrouw stelt, wordt zijn verklaring op essentiële punten ondersteund door de verklaringen van moeder en dochter. Zo heeft vader verklaard dat hij na het zien van het wapen in de handen van de verdachte, hem is aangevlogen en bovenop hem is gedoken, waarna zij in de struiken zijn beland. Dochter heeft verklaard te hebben gezien dat de verdachte iets uit zijn zak pakte, waarna zij zag dat haar vader de verdachte in de bosjes gooide en op hem ging zitten. Moeder heeft onder meer verklaard dat vader het wapen van de verdachte heeft afgepakt en aan haar heeft gegeven. De rechtbank vindt deze verklaringen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen draagt naar het oordeel van de rechtbank bij dat geen van drieën hun eigen aandeel in de feiten heeft gemarginaliseerd. Tegenover de aangifte staat de wisselende verklaringen van de verdachte, die tijdens de zitting iets anders heeft verklaard dan hij in eerste instantie bij de politie heeft gedaan. Bovendien vindt zijn verklaring geen steun in het dossier. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de verklaring van vader. Dat het een alarmpistool betrof en geen werkend vuurwapen, kon vader niet weten en dit doet daarom niets af aan de bij hem ontstane vrees dat hij zijn leven zou kunnen verliezen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [slachtoffer 6] met een alarmpistool heeft bedreigd.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
zaak A
feit 1
hij in de periode van 10 juni tot en met 29 juli 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere dreigende berichten te sturen, onder meer
- ' walla ik ga jou helemaal kanker kapot slaan, als ik jou te pakken heb ga je der af kanker kind, ik maak je kanker kapot, sla je hele kanker tande der uit' en
- ' je gaat nu betalen of we komen naar je huis zo' en
- ' mij blokken toch nu ga je twee doezoe betalen en als ik merk dat je me blokkeer heb je een heel kk groot probleem' en
- ' jij gaat ze echt krijgen, aangifte toch, nu heb je een nog groter probleem dan datje ooit' en
- ' je nummer is al gelekt en je staat op snap met je hoofd adres en je nummer’, althans woorden van gelijke strekking;
feit 2
hij in de periode van 10 juni tot en met 29 juli 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, die [slachtoffer 2] meerdere dreigende berichten heeft gestuurd, onder meer
- ' walla ik ga jou helemaal kanker kapot slaan, als ik jou te pakken heb ga je der af kanker kind, ik maak je kanker kapot, sla je hele kanker tande der uit' en
- ' je gaat nu betalen of we komen naar je huis zo' en
- ' mij blokken toch nu ga je twee doezoe betalen en als ik merk dat je me blokkeer heb je een heel kk groot probleem' en
- ' jij gaat ze echt krijgen, aangifte toch, nu heb je een nog groter probleem dan dat je ooit' en
- ' je nummer is al gelekt en je staat op snap met je hoofd adres en je nummer', en
- ‘ dan wordt het alles wat er te halen valt pik, dus kies maar voor donderdag netjes betalen of alles weg. Neef heb je het geld. 20:30 uur station Heiloo parkeerplaats. Is het geld niet daar, allebei kanker groot probleem’
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op 31 juli 2024 in Nederland, heeft gepoogd om [slachtoffer 3] door beloften en inlichtingen te bewegen een misdrijf te begaan, namelijk het misdrijf van artikel 312 of artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht, jegens een persoon, immers heeft verdachte voornoemde [slachtoffer 3] meerdere berichten gestuurd en die [slachtoffer 3] informatie verstrekt over
- ( het plan/voorstel) dat iemand moest worden beroofd (geraced) en
- een persoon uit Daalmeer en
- de wijze waarop het moet worden uitgevoerd (te weten samen met een ander, waarbij het wapen door de ander moet worden meegebracht en gebruik moet worden gemaakt van een fictieve naam) en in welke berichten verdachte die [slachtoffer 3] een geldbedrag in het vooruitzicht heeft gesteld.
feit 4
hij in de periode van 23 augustus 2024 tot en met 3 oktober 2024 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met verkrachting, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen
  • ‘je kan niet meer veilig over straat. Ik kom naar je huis en sla je tanden uitje mond. Ik ga je doodmaken. Ik ga [naam 3] en [naam 4] doodmaken. Ik ga je broertje en je moeder klappen. Ik ga hun tanden uit hun bek slaan. Ik ga je naaktfoto’s en video’s online zetten’ en
  • 'ik ga je helemaal de teringtyfus in slaan wanneer ik je zie met je één van je redene’ en
  • 'verwacht dan ook niet dat er niet wat door je ruit gaat vliegen en dat er wat gaat ontploffen bij je slaapkamer’ en
  • ‘ik ga je echt komen halen hea [naam 5] . Je hebt echt de duivel in mijn wakker gemaakt hea [naam 5] . Dit is de grootste fout die je ooit in je leven kan hebben. Want ik rust niet tot ik jou in mijn eigen handen heb’ en
  • ‘kleine kankerhoer. Ik ga je helemaal kapot neuken als ik buiten ben’ en
  • ‘ik ga jou zo keihard neuken dat je niet eens meer zou kunnen lopen. Ik ga je hele kut laten bloeden en die kont van je ook, vieze kechbe. Ik stop mijn lul zover in je bek, dat je niet kan ademen en dan stomp ik je moer’
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zaak B
hij op 10 september 2023 te Schagen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes te tonen;
zaak C
feit 1
hij op 25 oktober 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op 25 oktober 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een alarmpistool te tonen en dat pistool op die [slachtoffer 6] te richten en hierbij de trekker over te halen.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Strafbaarheid van de feiten en kwalificatie

4.1
Standpunt van de officier van justitie – noodweer (zaak C feit 2)
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging met betrekking tot feit 2 van zaak C (de bedreiging van [slachtoffer 6] met een alarmpistool) omdat de verdachte een beroep op noodweer toekomt. De verdachte werd eerst in de steeg door moeder vastgehouden, terwijl dochter en zij op hem insloegen en schopten. Hij wist zich uit deze situatie te onttrekken, maar kwam toen vader tegen. Vader dook direct bovenop hem de bosjes in en begon hem ook te slaan. De verdachte heeft zich verdedigd door het dreigen met een wapen. Deze verdediging was proportioneel ten opzichte van de aanval van de vader, omdat de verdachte wist dat het om een alarmpistool ging.
4.2
Standpunt van de verdediging – noodweer (zaak C feit 2)
Ook de raadsvrouw van de verdachte heeft, bij wijze van subsidiair standpunt, bepleit dat de verdachte een beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. De verdachte is fysiek aangevallen door zowel moeder, dochter en vader. Volgens de raadsvrouw werd de verdachte eerst tegen de grond gewerkt en geslagen door de vader en heeft hij zich vervolgens met het alarmpistool proberen te beschermen tegen deze aanval.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Juridisch kader noodweer
Voor een geslaagd beroep op noodweer moet sprake zijn van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een daartoe onmiddellijk dreigend gevaar, waartegen de verdachte zich noodzakelijkerwijs moest verdedigen (noodweersituatie). Dit betekent dat een beroep op noodweer niet kan worden aanvaard als de gedraging van degene die zich hierop beroept in de kern bezien niet kan worden aangemerkt als verdedigend maar als aanvallend.
Beroep op noodweer slaagt niet
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting leidt de rechtbank het volgende af. Tijdens een eerste confrontatie tussen de verdachte enerzijds en moeder en dochter anderzijds, is de verdachte door hen geschopt en geslagen. Op dat moment bestond wellicht een noodweersituatie waarin de verdachte mogelijk een recht op zelfverdediging toekwam. Hierna is de verdachte echter weggerend, waardoor aan die (mogelijke) noodweersituatie een eind kwam. Vervolgens is een nieuwe confrontatie ontstaan, namelijk met vader die de verdachte op straat tegenkwam. Vader zag toen dat de verdachte een wapen vasthield, dat duidelijk op een pistool leek. Omdat vader de verdachte niet de kans wilde geven om te schieten, is vader bovenop de verdachte gedoken en heeft hij hem een paar klappen gegeven.
Gelet op het voorgaande beschouwt de rechtbank de verdachte in de confrontatie met vader als de agressor en zijn gedraging als aanvallend. De verdachte heeft immers eerst het alarmpistool uit zijn zak gehaald waarop vader heeft gemeend zich te moeten verdedigen. Aan de verdachte komt daarom geen beroep op noodweer toe. Alle bewezenverklaarde feiten zijn dan ook strafbaar.
4.4
Kwalificatie van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
zaak A, feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
zaak A, feit 2:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
zaak A, feit 3:
poging tot uitlokking van afpersing of diefstal, vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
zaak A, feit 4:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met verkrachting
zaak B:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
zaak C, feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
zaak C, feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Ook het namens de verdediging gedane beroep op noodweerexces faalt. Een geslaagd beroep op noodweerexces vergt immers het bestaan van een noodweersituatie. Hiervoor is vastgesteld dat de verdachte zich in de confrontatie met vader niet in een dergelijke situatie bevond. Er kan dan ook geen sprake zijn van noodweerexces.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht waarvan het onvoorwaardelijk deel van die gevangenisstraf gelijk is aan de tijd dat de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (tot aan zijn voorgestane schorsing per 4 maart 2025) en waarvan de overige tijd voorwaardelijk dient te worden opgelegd met een proeftijd van drie jaren. Daarbij is gevorderd om de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering en te bepalen dat deze dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] en met [slachtoffer 4] en te bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Voor iedere overtreding van deze maatregel door de verdachte moet vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen worden toegepast met een maximum van zeventig dagen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ook heeft de raadsvrouw verzocht om, bij een bewezenverklaring van feit 1 in zaak A en/of feit 2 in zaak C, bij de strafmaat rekening te houden met de contextuele omstandigheden.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
In totaal heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan maar liefst zeven strafbare feiten. Op 10 september 2023 heeft hij op het station van Schagen een meisje van 17 jaar bedreigd door haar een mes te tonen. Een ruime maand later heeft de verdachte in Heerhugowaard opnieuw een slachtoffer bedreigd, te weten de vader van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft een alarmpistool, dat geschikt was om knalpatronen mee te schieten, op het hoofd van het slachtoffer gericht en tweemaal de trekker overgehaald. Gelukkig bleek het wapen niet geladen. Het spreekt voor zich dat op dat moment het slachtoffer voor zijn leven vreesde en ook nadien heeft de gebeurtenis nog grote impact op hem gehad.
Daarnaast heeft de verdachte omstreeks juni/juli 2024 samen met twee anderen geprobeerd om van twee slachtoffers geldbedragen af te persen. Dit deed de verdachte naar eigen zeggen omdat zijn toenmalige vriendin zou zijn uitgescholden door de slachtoffers en omdat hij in geldnood zat. Door en namens de verdachte zijn verschillende dreigende berichten aan de slachtoffers gestuurd, waarna één van hen ook een geldbedrag heeft betaald om ‘ervan af te zijn’. Omdat het andere slachtoffer weigerde te betalen, heeft hij gedurende langere tijd diverse (doods-)bedreigingen ontvangen. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding blijkt dat deze afpersing enorme impact op dit slachtoffer heeft gehad. De verdachte heeft achteraf verklaard het niet zo bedoeld te hebben, maar duidelijk is dat hij gedurende langere tijd geen enkel moment heeft stilgestaan bij de gevoelens van zijn slachtoffers.
Ook heeft de verdachte zich op 31 juli 2024 in Alkmaar schuldig gemaakt aan een poging tot uitlokking. Hij heeft een minderjarig neefje van hem benaderd en gezegd dat een stadsgenoot moet worden beroofd, daarbij een financiële beloning in het voorzichtzicht stellend.
Tot slot heeft de verdachte zelfs vanuit detentie nog een strafbaar feit gepleegd. De verdachte heeft wekenlang diverse doods- en geweldsbedreigingen geuit richting zijn ex-vriendin en aan personen in haar omgeving. Op sommige dagen sprak hij wel dertig keer per dag bedreigende berichten met zeer grof taalgebruik op haar voicemail in. Uit de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer blijkt dat zij hierdoor continu in angst leefde, nachtmerries had en het gevoel had dat zij door (bekenden van) de verdachte in de gaten werd gehouden en achtervolgd.
Voor de slachtoffers zijn dit bijzonder nare feiten, die gevoelens van onrust en onveiligheid aanwakkeren bij de slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op zijn strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 5 februari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging, wat de rechtbank in het nadeel van de verdachte zal meewegen.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten van GGZ Reclassering Fivoor van 4 oktober 2024, 7 november 2024 en 13 februari 2025, geschreven door reclasseringswerkers [naam 6] , [naam 7] en [naam 8] . Geadviseerd is om bij veroordeling aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, in combinatie met een aantal bijzondere voorwaarden. Uit het advies blijkt dat diagnostisch onderzoek noodzakelijk is om een passend plan van aanpak op te stellen. Omdat ambulante behandeling tot nu toe niet succesvol is gebleken, is een klinisch traject noodzakelijk. De verdachte heeft zich hiervoor ook gemotiveerd getoond. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis is de verdachte kort na de zitting, op 4 maart 2025, opgenomen in een kliniek zodat zo spoedig mogelijk kan worden gestart met een passende behandeling.
Op te leggen straf
Gelet op de hierboven beschreven ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de rechtbank het beroep op noodweer niet honoreert, zal ook een hogere straf worden opgelegd dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank acht het echter ook van groot belang dat het inmiddels opgestarte klinische traject niet wordt doorkruist, zodat de verdachte uiteindelijk een blijvende gedragsverandering kan bewerkstelligen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan de verdachte een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf moet worden opgelegd die het voorarrest niet te boven gaat. Daar staat tegenover dat de verdachte wel een stevige druk moet voelen om niet opnieuw strafbare feiten te plegen en zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. Eerder heeft een voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren voor bedreiging de verdachte er immers niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 540 dagen moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest van 217 dagen en waarvan 323 dagen voorwaardelijk. Het voorwaardelijke deel dient mede als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van drie jaren.
Gelet op het handelen van de verdachte en wat ter zitting is besproken moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De verdachte is bekend met agressie- en emotieregulatieproblematiek, wat er naar zijn eigen zeggen ook toe leidde dat hij regelmatig overreageerde wanneer hij het gevoel had onheus te zijn behandeld. Het werd dan zwart voor zijn ogen. Het inmiddels gestarte klinische behandeltraject bevindt zich nog in de beginfase en de verdachte heeft nog een lange weg te gaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vrijheidsbeperkende maatregel: contactverbod

De rechtbank zal aan de verdachte gedurende drie jaren een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Sr opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten en ter beveiliging van de maatschappij. Oplegging van deze maatregel is naar het oordeel van de rechtbank passend en geboden.
Deze maatregel houdt in:
- een contactverbod, inhoudende dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of
indirect - contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 4] , geboren [datum en plaats] .
Voor iedere keer dat de verdachte dit verbod overtreedt, zal vervangende hechtenis van zeven dagen worden toegepast, tot een maximum van zes maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid Sr, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Immers is de verdachte zelfs na ontvangst van de gedragsaanwijzing van de officier van justitie, waarin hem een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer 4] werd opgelegd, haar en mensen in haar omgeving blijven lastigvallen en bedreigen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] op te leggen, nu niet is gebleken van recent contact tussen hen en de verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 960,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade (smartengeld) die hij als gevolg van de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de benadeelde partij een smartengeldvergoeding kan worden toegekend. De benadeelde partij heeft onderbouwd dat sprake is van een aantasting in de persoon, mede gezien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen die hij hiervan heeft ondervonden en nog ondervindt. Het gevorderde bedrag is ook billijk. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de gevorderde immateriële schade betwist en niet-ontvankelijkheid bepleit wegens onvoldoende onderbouwing. Voor zover de rechtbank wel zou oordelen dat sprake is van een aantasting in de persoon in de zin van artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW), heeft de raadsvrouw verzocht om het gevorderde bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend als de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank is van oordeel dat van dit laatste sprake is geweest. De aard en ernst van de normschending brengt in dit geval met zich dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. [slachtoffer 2] heeft immers wekenlang berichten ontvangen waarin is gedreigd dat de daders hem zouden komen opzoeken en gewelddadige handelingen zouden uitvoeren. [slachtoffer 2] heeft daarnaast de gevolgen voor hem toegelicht, waaronder paniekaanvallen, eet- en slaapproblemen door stress en angst en een opname bij de crisisdienst.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de feiten, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, vergoeding van de gevorderde immateriële schade € 960,00 billijk voor.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
8.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 750,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade (smartengeld) die de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de benadeelde partij een smartengeldvergoeding kan worden toegekend. In de vordering is goed onderbouwd waarom er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De hoogte van het gevorderde bedrag is billijk en kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toekenning van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betwist dat de benadeelde partij recht heeft op een schadevergoeding en heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze niet is onderbouwd met stukken. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar het hiervoor geschetste kader voor het toewijzen van immateriële schadevergoeding, oordeelt de rechtbank dat de aard en ernst van de normschending met zich brengt dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De dader heeft gedurende een langere periode en zeer frequent ronduit gewelddadige en grove bedreigingen richting [slachtoffer 4] en haar omgeving geuit. Dit hield zelfs nog aan na het door de officier van justitie opgelegde contactverbod. [slachtoffer 4] heeft toegelicht dat zij zo angstig is geworden door de bedreigingen dat zij en haar familie enkele maanden bij anderen hebben verbleven. Ze had en heeft het gevoel dat ze continu in de gaten wordt gehouden en wordt achtervolgd waardoor zij steeds meer in een sociaal isolement is geraakt. Ze heeft last van nachtmerries en staat onder continue spanning. Zij heeft zich zelfs ziekgemeld op haar werk, omdat zij bang was om alleen in het donker te reizen.
De rechtbank komt daarom gelet op de aard en ernst van het feit, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, vergoeding van de gevorderde immateriële schade € 750,00 billijk voor.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
8.3
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6]
Door de benadeelde partij [slachtoffer 6] is een vordering tot schadevergoeding van € 2.920,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade (smartengeld) die de benadeelde partij als gevolg van het in zaak C onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat ten aanzien van dit feit is gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op het bepleite ontslag van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is tot bewezenverklaring van het feit gekomen en heeft geoordeeld dat sprake is van een strafbaar feit en strafbare dader. Ten aanzien van de aantasting van de benadeelde partij in zijn persoon ‘op andere wijze’ overweegt de rechtbank in deze zaak dat de aard en de ernst van de normschending met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 6] zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Er is sprake van een bedreiging met een pistool, waarbij de dader dit pistool op [slachtoffer 6] heeft gericht en daarbij zelfs de trekker heeft overgehaald. Gelukkig bleek het pistool niet geladen, maar dat doet niets af aan de vrees die op dat moment bij [slachtoffer 6] is ontstaan. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 6] hierdoor nog altijd last heeft van gevoelens van angst, herbelevingen en verhoogde alertheid op straat, wat een grote impact heeft op zijn leven. De gedachte dat het ook anders had kunnen aflopen, spookt nog dagelijks door zijn hoofd.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de bedreiging, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,00 billijk voor.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De vordering zal voor het overige deel worden afgewezen.
8.4
Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6]
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: een (poging) afpersing en twee bedreigingen) aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
Tot slot wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken. De tot op heden gemaakte kosten worden voor elke benadeelde partij begroot op nihil.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 20 december 2023 in de zaak met parketnummer 15/235656-23 heeft de politierechter te Alkmaar de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, wegens bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 3 januari 2024.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank is bevoegd over de vordering te oordelen en de officier van justitie is ontvankelijk. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 46a, 57, 63, 285, 312, 317 Sr;
26, 55 Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4.4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
540 (vijfhonderdveertig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
323 (driehonderddrieëntwintig) nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Gelet op de opgelegde straf betekent dit dat de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk is aan het voorarrest.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
Meldplicht bij reclassering:
De verdachte moet zich melden bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Stationsplein 21 te Heerhugowaard. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Opname in een zorginstelling:
De verdachte heeft zich per 4 maart 2025 laten opnemen in de Forensische Kliniek De Hooge Venne (FPA) te Heiloo. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Ambulante behandeling:
De verdachte laat zich behandelen door GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang:
De verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan middelencontrole:
De verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering of de kliniek kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering of de kliniek bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Dagbesteding:
De verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod.
Het contactverbod houdt in dat de veroordeelde gedurende drie jaren zich onthoudt van
- direct of indirect - contact met:
[slachtoffer 4] , geboren op [datum en plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan tot een maximum van zes maanden in totaal. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
Bepaalt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Benadeelde partijen
[slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade van een bedrag van
960,00 (negenhonderdzestig) euro, als vergoeding voor immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van 960,00 (negenhonderdzestig) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 19 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade van
750,00 (zevenhonderdvijftig) euro, als vergoeding voor immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van 750,00 (zevenhonderdvijftig) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 6]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
1.000,00 (duizend) euro, als vergoeding voor immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Wijst het meer gevorderde af.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van 1.000,00 (duizend) euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/235656-23 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 50 (vijftig) uren taakstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Alkmaar van 20 december 2023.
De taakstraf wordt vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis als deze niet goed wordt uitgevoerd.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mr. M. Ramondt en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2025.
Bijlage I: de tenlastelegging
zaak A
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 10 juni tot en met 29 juli 2024 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , althans een ander, toebehoorde(n), door [slachtoffer 1] en/of (via) [slachtoffer 2] één of meerdere dreigende berichten te sturen, onder meer
- ' walla ik ga jou helemaal kanker kapot slaan, als ik jou te pakken heb ga je der af kanker kind, ik maak je kanker kapot, sla je hele kanker tande der uit' en/of
- ' je gaat nu betalen of we komen naar je huis zo' en/of
- ' mij blokken toch nu ga je twee doezoe betalen en als ik merk dat je me blokkeer heb je een heel kk groot probleem' en/of
- ' jij gaat ze echt krijgen, aangifte toch, nu heb je een nog groter probleem dan datje ooit' en/of
- ' je nummer is al gelekt en je staat op snap met je hoofd adres en je nummer’,
althans woorden van gelijke strekking;
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juni tot en met 29 juli 2024 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , althans een ander, toebehoorde(n), die [slachtoffer 2] één of meerdere dreigende berichten heeft gestuurd, onder meer
- ' walla ik ga jou helemaal kanker kapot slaan, als ik jou te pakken heb ga je der af kanker kind, ik maak je kanker kapot, sla je hele kanker tande der uit' en/of
- ' je gaat nu betalen of we komen naar je huis zo' en/of
- ' mij blokken toch nu ga je twee doezoe betalen en als ik merk dat je me blokkeer heb je een heel kk groot probleem' en/of
- ' jij gaat ze echt krijgen, aangifte toch, nu heb je een nog groter probleem dan dat je ooit' en/of
- ' je nummer is al gelekt en je staat op snap met je hoofd adres en je nummer', en/of
- ‘ dan wordt het alles wat er te halen valt pik, dus kies maar voor donderdag netjes betalen of alles weg. Neef heb je het geld. 20:30 uur station Heiloo parkeerplaats. Is het geld niet daar, allebei kanker groot probleem’
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op of omstreeks 31 juli 2024 te Alkmaar, in ieder geval in Nederland, heeft gepoogd om [slachtoffer 3] door giften en/of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te bewegen een misdrijf te begaan, namelijk het misdrijf van artikel 312 en/of artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing jegens een persoon genaamd Guyki, althans een persoon, immers heeft verdachte voornoemde [slachtoffer 3] een of meerdere (Snapchat)bericht(en) gestuurd en/of die [slachtoffer 3] informatie verstrekt over
- ( het plan/voorstel) dat iemand moest worden beroofd (geraced) en/of
- de identiteit van die persoon (te weten een persoon genaamd Guyki uit Daalmeer) en/of
- de wijze waarop het moet worden uitgevoerd (te weten samen met een ander, waarbij het wapen door de ander moet worden meegebracht en/of gebruik moet worden gemaakt van een fictieve naam) en/of in welke berichten en/of waarbij verdachte die [slachtoffer 3] een bedrag van € 3.000,- en/of € 10.000,-, althans een geldbedrag in het vooruitzicht heeft gesteld.
feit 4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 augustus 2024 tot en met 3 oktober 2024 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen
  • ‘je kan niet meer veilig over straat. Ik kom naar je huis en sla je tanden uitje mond. Ik ga je doodmaken. Ik ga [naam 3] en [naam 4] doodmaken. Ik ga je broertje en je moeder klappen. Ik ga hun tanden uit hun bek slaan. Ik ga je naaktfoto’s en video’s online zetten’ en/of
  • 'ik ga je helemaal de teringtyfus in slaan wanneer ik je zie met je één van je redene’ en/of
  • 'verwacht dan ook niet dat er niet wat door je ruit gaat vliegen en dat er wat gaat ontploffen bij je slaapkamer’ en/of
  • ‘ik ga je echt komen halen hea [naam 5] . Je hebt echt de duivel in mijn wakker gemaakt hea [naam 5] . Dit is de grootste fout die je ooit in je leven kan hebben. Want ik rust niet tot ik jou in mijn eigen handen heb’ en/of
  • ‘kleine kankerhoer. Ik ga je helemaal kapot neuken als ik buiten ben’en/of
  • ‘ik ga jou zo keihard neuken dat je niet eens meer zou kunnen lopen. Ik ga je hele kut laten bloeden en die kont van je ook, vieze kechbe. Ik stop mijn lul zover in je bek, dat je niet kan ademen en dan stomp ik je moer’
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
zaak B
hij op of omstreeks 10 september 2023 te Schagen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes te tonen;
zaak C
feit 1
hij op of omstreeks 25 oktober 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een, alarm- c.q. startpistool voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 25 oktober 2023 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een (alarm- c.q. start)pistool te tonen en/of dat pistool op die [slachtoffer 6] te richten en/of hierbij de trekker over te halen;