ECLI:NL:RBNHO:2025:3156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
15/201048-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal door middel van babbeltruc

Op 25 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gevallen van oplichting en diefstal. De verdachte heeft, samen met medeverdachten, gebruik gemaakt van een babbeltruc om oudere en alleenwonende slachtoffers te misleiden. De slachtoffers werden telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als bankmedewerker, met de mededeling dat hun bankrekening het doelwit was van fraudeurs. Vervolgens werd hen verteld dat iemand van de bank of politie langs zou komen om hun pinpas en bijbehorende pincodes op te halen. In sommige gevallen gaven de slachtoffers ook contant geld en sieraden af, onder het mom dat deze veiliggesteld moesten worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal vijfmaal heeft meegewerkt aan deze oplichtingen en de daaropvolgende diefstallen, waarbij aanzienlijke bedragen zijn buitgemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 235 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en verplichte behandeling. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/201048-22 (P)
Uitspraakdatum: 25 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 maart 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.A. Huibers, en van hetgeen de verdachte en haar raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De in de nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, weergegeven verdenking komt erop neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1, telkens medeplegen van oplichting van:
zaak a: [slachtoffer 1] op 17 februari 2022 te Alkmaar, strekkende tot afgifte van een geldbedrag van € 4.500,- en een creditcard en pinpassen en pincodes,
zaak b: [slachtoffer 2] op 15 juni 2022 te Oudorp, gemeente Alkmaar, strekkende tot afgifte van een pinpas en de pincode,
zaak c: [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op 11 juli 2022 te Alkmaar, strekkende tot afgifte van pinpassen, pincodes en een telefoon,
zaak d: [slachtoffer 5] op 28 juli 2022 te Heerhugowaard, strekkende tot afgifte van de pinpas en de pincode,
zaak e: [slachtoffer 6] op 9 augustus 2022 te Den Helder, strekkende tot afgifte van de pinpas en de pincode
;
Feit 2, telkens medeplegen van diefstal met een valse sleutel van geldbedragen van:
zaak a: [slachtoffer 1] op 17 februari 2022 te Alkmaar een geldbedrag van € 15.200,-;
zaak b: [slachtoffer 2] op 15 juni 2022 te Alkmaar een bedrag van € 1.833,49;
zaak c: [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] op 11 en/of 12 juli 2022 te Alkmaar, Amsterdam en/of Haarlem een geldbedrag van € 9.890,-;
zaak d: [slachtoffer 5] op 28 juli 2022 te Heerhugowaard en Schagen een geldbedrag van
€ 3.669,-;
zaak e: [slachtoffer 6] op 9 augustus 2022 te Den Helder, een geldbedrag van € 400,-.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, ten aanzien van het bewijs voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten (zaken a, d en e) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de van de onder 1 en 2 ten laste gelegde oplichtingen en diefstallen op 15 juni 2022 te Ouddorp (zaak b) en 11 juli 2022 te Alkmaar (zaak c) heeft de raadsman vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de
bijlage IIbij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Deze zaak gaat over meerdere gevallen van oplichting waarbij, telkens met gebruikmaking van een zogenaamde ‘babbeltruc’, het de bedoeling was om de pinpassen met bijbehorende pincodes, maar ook geld en/of sieraden te verkrijgen van de slachtoffers. Deze oplichtingen werden telkens, dan wel veelal gevolgd door diefstal doordat met de buitgemaakte pinpassen geld werd opgenomen van de rekeningen van de slachtoffers.
De modus operandi (de werkwijze) in de vijf gevallen van oplichting was nagenoeg identiek. De slachtoffers, dikwijls van gevorderde leeftijd, werden gebeld door een persoon die zich voordeed als een medewerker van de bank, met de mededeling dat fraudeurs het op de bankrekening of waardevolle spullen van het slachtoffer hadden voorzien. De ‘bankmedewerker’ gaf te kennen dat er iemand van de bank en/of de politie bij het slachtoffer langs zou komen om te helpen door de pinpas en -code op te halen, of om waardevolle goederen (geld en/of sieraden) mee te nemen om zogenaamd veilig te stellen in een kluis. Vervolgens verschenen er een of twee personen bij de woning van het slachtoffer die zei van de bank, dan wel de politie te zijn. Het slachtoffer werd zo bewogen pinpas(sen) en -code(s) af te geven en in enkele gevallen ook een grote hoeveelheid sieraden, een geldbedrag en een telefoon. Kort hierna werden met de afgegeven pinpassen geldbedragen opgenomen.
De verdachte heeft drie gevallen van oplichting (feit 1, zaken a, d en e) en ook de hierop gevolgde diefstallen (feit 2, zaken a, d en e) bekend. Over de zaken van aangever [slachtoffer 2] (zaak b) en [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (zaak c) heeft zij verklaard dat zij niet meer weet of ze daarbij betrokken was. Dat haar telefoon zendmasten in de buurt van de woningen van de slachtoffers aanstraalde kan volgens haar zijn, omdat zij in Alkmaar woont en zij herkent zichzelf niet op de beelden als de persoon die aan het pinnen is met de passen van de slachtoffers; zij ontkent uiteindelijk haar betrokkenheid bij die zaken.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten niet kan worden vastgesteld, omdat de politie geen harde herkenning van de verdachte heeft vastgesteld op de beelden die betrekking hebben op de pintransacties, terwijl de zendmastgegevens niet doorslaggevend zijn; de verdachte woont namelijk in Alkmaar.
Het verweer slaagt niet en de rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld wordt dat alle handelingen die moesten worden verricht in het kader van de oplichtingen en de daaropvolgende diefstallen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. De rechtbank is van oordeel dat bij alle feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende daders ter uitvoering van dit plan. Zonder de rol van de ene dader had de navolgende handeling immers niet plaats kunnen vinden. Een persoon belde met het slachtoffer, een ander persoon ging naar de woning van het slachtoffer, waarbij deze werd bewogen tot de afgifte van pinpas(sen) en code(s), en er waren een of meer personen die vervolgens het geld pinde(n). Verder was er een persoon die zorgde voor het vervoer van de daders naar de woning van de slachtoffers en vervolgens naar verschillende geldautomaten en/of winkels om zo snel mogelijk en zoveel mogelijk met die pinpassen geld te pinnen of spullen te kopen (voordat de passen zouden worden geblokkeerd). Alle handelingen stonden in dienst van het uiteindelijke doel: zoveel mogelijk geld buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen binnen deze
modus operandivervulde, leverde daarmee ook een wezenlijke en essentiële bijdrage aan de overige handelingen.
Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte en haar rol in die zaken staat vast dat zij medepleger is geweest van de oplichtingen en opvolgende diefstallen in de zaken a, d en e.
De rechtbank hecht daarnaast geen geloof aan de stelling van de verdachte dat zij geen betrokkenheid heeft gehad bij de feiten 1 en 2 onder de zaken b en c. Dit blijkt uit onder meer de volgende bewijsmiddelen.
Zaak b
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] (geboren in 1936) volgt dat zij op 15 juni 2022 om 18.00 uur werd gebeld door een man die zich presenteerde als medewerker van de bank. De man vertelde dat een bedrag van € 600,- van de rekening van aangeefster was afgehaald, wat zijzelf niet gedaan kon hebben. Daarom zou een politieagent naar aangeefster toe komen om haar bankpas op te halen. Omstreeks 20.00 uur meldde zich een vrouw bij het huis van aangeefster. De vrouw vertelde dat ze werkzaam is bij de politie en stelde zich voor als Maria Groenendijk. De 'medewerker' van de politie is vertrokken met de bankpas van aangeefster. Volgens aangeefster had de vrouw donkerblond lang haar en een slank postuur en was ongeveer 1.75 meter lang. Dit signalement sluit de verdachte niet uit.
Uit bankafschriften blijkt dat nadat de vrouw de woning had verlaten tussen 20:25 uur en 21:20 uur grote bedragen van de rekening van aangeefster zijn afgeschreven/gepind in Alkmaar bij tankstations, de Albert Heijn, Mc Donald en een geldautomaat in Oudorp, gemeente Alkmaar, voor een totaalbedrag van € 1.833,49.
Uit onderzoek is komen vast te staan dat de telefoon van de verdachte op 15 juni 2022 om 20.02 uur een zendmast aanstraalde op de [adres A] te Oudorp. Dat is op 258 meter van de woning van aangeefster, [adres B] te Oudorp. Ook de telefoon van [medeverdachte A] straalde om 20:09:58 uur deze zendmast aan. [medeverdachte A] heeft (ook) over dit feit verklaard als chauffeur te hebben opgetreden; hij had drie passagiers in de auto en op de plaats van bestemming stapte dan iemand uit.
Met de pinpas van aangeefster werden vervolgens zeven frauduleuze handelingen verricht op woensdag 15 juni 2022 tussen 20:25 uur en 21:20 uur. Twee van deze handelingen werden verricht bij de Albert Heijn aan de Europaboulevard te Alkmaar. Op camerabeelden van tankstation Shell De Kooi te Alkmaar, waar ook werd gepind met de pinpas van aangeefster, werd om 20:54 uur een rode Toyota voorzien van kenteken [kentekennummer 1] waargenomen. Deze personenauto staat op naam van [medeverdachte A].
De telefoon van de verdachte straalt een zendmast in de buurt van de Albert Heijn en het Shell tankstation De Kooi aan. Daarmee lijkt de telefoon van de verdachte de route te volgen van de woning van aangeefster naar de locaties waar frauduleuze pintransacties hebben plaatsgevonden. De enkele stelling van de verdachte dat zij woonachtig is in Alkmaar biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende verklaring voor het feit dat haar telefoon tegelijk met [medeverdachte A] aanstraalt in de directe omgeving van de woning van aangeefster, waarna haar telefoon de route volgt van de pintransacties. Daar komt nog het volgende bij.
Om 20:40 en 20:46 hebben twee onrechtmatige pintransacties plaatsgevonden in de Albert Heijn aan de Europaboulevard te Alkmaar met de bankpas van aangeefster [slachtoffer 2]. Op camerabeelden van deze Albert Heijn is een vrouw met lang blond haar te zien die deze pintransacties heeft uitgevoerd. De afgebeelde vrouw toont gelijkenis met de verdachte.
De rechtbank heeft ter zitting de afbeeldingen getoond en met de verdachte besproken (afbeeldingen Map A pag 114 - 117). De verdachte heeft verklaard zichzelf niet te herkennen. De rechtbank gaat daar echter niet in mee. Op de in het dossier gevoegde afdrukken van de schermafbeeldingen ziet de rechtbank een vrouw die voldoet aan het signalement van de verdachte. De afbeeldingen zijn in kleur en duidelijk, de vrouw is zowel van de voor- als achterkant herkenbaar in beeld. De rechtbank stelt vast dat het hier om de verdachte gaat.
Gelet op al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte in de woning van aangeefster is geweest en de pintransactie in de Albert Heijn heeft verricht, waarbij zij met [medeverdachte A] en de andere daders is meegereden naar de verschillende locaties.
Zaak c
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] volgt dat hij tussen 19.30 uur en 20.00 uur werd gebeld door een man die zich voorstelde als George van Wesselt, werkzaam bij de security van de ABN-bank. Volgens deze bankmedewerker zou sprake zijn van een verdachte transactie en was de rekening geblokkeerd. George zei dat er iemand van de politie, Maria Dekker genaamd, langs zou komen. Rond 21.36 uur kwam een vrouw aan de voordeur die zich Maria Dekker noemde. Binnen werden bankpasjes van aangever doorgeknipt en deze werden door deze Maria meegenomen met de telefoon van aangever. Aangever [slachtoffer 3] heeft telefonisch de pincodes van de bankpasjes aan George doorgeven. George vroeg of er ook geld en sieraden in huis waren en dat er iemand langs zou komen om dit op te halen om veilig te stellen in een kluis van de ABN-bank. Er zou iemand van de politie, een vrouw genaamd Linda van Velde, langskomen om waardevolle spullen op te halen. Tussen 23:00 en 23:30 uur kwam een meisje aan de deur. Volgens aangever had het meisje lang blond haar tot over haar schouders. Aangever heeft grote hoeveelheden sieraden aan deze Linda meegegeven.
[medeverdachte B] heeft bij de politie verklaard dat zij in de woning van aangever is geweest en de bankpasjes en telefoon van aangever heeft meegenomen en dat zij buiten deze pasjes heeft doorgegeven aan iemand anders.
Vervolgens hebben er diverse frauduleuze pintransacties plaatsgevonden in Alkmaar. Omstreeks 22.14 uur vindt er een frauduleuze pintransactie plaats met de pinpas van [slachtoffer 3] bij Geldmaat Muiderwaard 410 te Alkmaar. Op de gevorderde beelden is een jonge, blanke, slanke vrouw te zien met blond haar tot over haar schouders. Zij droeg een zwarte of donkerblauwe baseballpet van New York Yankees. De afgebeelde vrouw toont volgens de verbalisant overeenkomsten met de verdachte.
Uit onderzoek is komen vast te staan dat de telefoon van de verdachte op 11 juli 2022 om 22.54 uur een zendmast heeft aangestraald op Helderseweg 30 te Alkmaar, op 2,10 kilometer van de woning van aangever [slachtoffer 3].
In de telefoon van [medeverdachte C] werden in de applicatie Snapchat chatberichten gevonden die op 11 juli 2022 tussen 21.00 en 23.30 uur waren verstuurd. Hierin wordt rondom het tijdstip dat [medeverdachte B] naar de woning van aangever [slachtoffer 3] is gegaan onder meer gesproken over ‘[voornaam B]’, ‘aanbellen en ‘binnen’. Ook wordt het getal ‘130’ genoemd. Het perceelnummer van de woning van aangever [slachtoffer 3] is 130 en [voornaam B] is de voornaam van [medeverdachte B].
Om 21:58 uur worden de berichten ‘Ben buiten’ en ‘Kom eraan’ en ‘tochtwaard’ verstuurd.
Op de camerabeelden van de woning tegenover de woning van aangever [slachtoffer 3] werd gezien dat om 21:57 een vrouw ([medeverdachte B]) de woning van [slachtoffer 3] verlaat. Vanaf 22.00 uur wordt in de berichten gesproken over ‘Oke ik ga nu plek pakke’, ‘Kleine’ en ‘[voornaam verdachte ]’ en ‘Ik ga’ en ‘Ik ben ook klein’.
De rechtbank stelt vast dat deze berichten betrekking hebben op de oplichting op 11 juli 2022 van aangever en dat de namen die in de chatgesprekken worden genoemd betrekking hebben op de verdachte en [medeverdachte B].
Gelet op al het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien gaat de rechtbank er vanuit dat zowel de verdachte als [medeverdachte B] in de woning van aangever [slachtoffer 3] zijn geweest en dat de verdachte in ieder geval de pintransactie bij de Geldmaat Muiderwaard 410 heeft verricht.
ConclusieHet vorenstaande betekent dat de verdachte – net als in de andere aan haar ten laste gelegde zaken – ook medepleger is geweest van de oplichtingen en opvolgende diefstallen in de zaken b en c, gelet op haar rol in deze zaken. Er was immers sprake van een gezamenlijk plan, een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten en de bijdrage van de verdachte was van voldoende gewicht. De conclusie is dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van alle zaken in beide ten laste gelegde feiten.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1zij in de periode van 17 februari 2022 tot en met 9 augustus 2022, te Alkmaar en Den Helder en Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, en Oudorp, gemeente Alkmaar, althans in Nederland, te weten,
op 17 februari 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1], heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van €4.500,- aan contanten en de creditcard en de pinpassen en de pincodes van [slachtoffer 1], door
- zich voor te doen als bankmedewerker, en
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat er criminelen bezig waren geweest met zijn creditcardgegevens, en
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat er iemand (van de bank) langskomt om zijn creditcard en pinpassen op te halen,
en
op 15 juni 2022 te Oudorp, gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met ,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpas en de pincode van [slachtoffer 2], door
- zich voor te doen als bankmedewerker, en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat er een bedrag van € 600,- van haar rekening was afgeschreven, en
- tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat er een politieagent naar haar woning zou komen om haar pinpas op te halen, en
- aan de deur/naar de woning van [slachtoffer 2] te komen en zich voor te stellen als politieagent,
en
op 11 juli 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpassen en de pincodes en een telefoon van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], door
- zich voor te doen als bankmedewerker/medewerker van de security van de bank, en
- tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te zeggen dat een geldbedrag van haar/hun/zijn rekening naar een buitenlandse rekening is overgemaakt, en
- tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te zeggen dat er iemand (van de politie) langskomt om de pinpassen en pincodes op te halen, en
- aan de deur/naar de woning van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te komen,
en
op 28 juli 2022 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5], heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpas en de pincode van [slachtoffer 5], door
- zich voor te doen als bankmedewerker, en
- tegen [slachtoffer 5] te zeggen dat er een cyberaanval is geweest op haar rekening, en
- tegen [slachtoffer 5] te zeggen dat er iemand (van de bank) langskomt om haar pinpas en pincode op te halen,
en
op 9 augustus 2022 te Den Helder, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6], heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de pinpas en de pincode van die [slachtoffer 6], door
- zich voor te doen als bankmedewerker, en
- tegen [slachtoffer 6] te zeggen dat dat iemand heeft geprobeerd om een geldbedrag van haar rekening(en) af te halen/schrijven, en
- tegen [slachtoffer 6] te zeggen dat er iemand (van de bank) langskomt om haar pinpas en pincode op te halen;
feit 2zij in de periode van 17 februari 2022 tot en met 9 augustus 2022 te Alkmaar en Amsterdam en Den Helder en Haarlem en Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, en Waarland, gemeente Schagen, althans in Nederland, te weten,
op 17 februari 2022 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van dat toebehoorde aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader(s) zich dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpassen - pintransacties te verrichten/geld op te nemen/pinnen met de pinpassen van [slachtoffer 1],
en
op 15 juni 2022 te Alkmaar en Oudorp, gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging anderen, een geldbedrag van € 1.833,49, dat toebehoorde aan [slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader(s) zich dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpas - pintransacties te verrichten/geld op te nemen/pinnen met de pinpas van [slachtoffer 2],
en
op 11 juli 2022 en 12 juli 2022 te Alkmaar en Amsterdam en Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van € 9.890,00, dat toebehoorde aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader(s) zich dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpassen - pintransacties te verrichten/geld op te nemen/te pinnen met de pinpassen van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4],
en
op 28 juli 2022 te Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard, en Waarland, gemeente Schagen, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van € 3.669,00, dat
toebehoorde aan [slachtoffer 5], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader(s) zich dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpas - pintransacties te verrichten/geld op te nemen/pinnen met de pinpas van [slachtoffer 5],
en
op 9 augustus 2022 te Den Helder, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag van € 400,00, dat toebehoorde aan [slachtoffer 6], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en haar mededader(s) zich dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - onbevoegd tot het gebruik van de pinpas - pintransacties te verrichten/geld op te nemen/pinnen met de pinpas van [slachtoffer 6].
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, waarvan 235 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten (kort gezegd) een meldplicht, een verplichte ambulante behandeling en dagbesteding. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft gepleit dat gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn volstaan dient te worden met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht met daarnaast een lager dan geëist deel voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder gaat het volgens de raadsman te ver om ook nog een taakstraf op te leggen. Indien en voor zover dat nog nodig is volstaat een taakstraf van 120 uren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met haar medeverdachten schuldig gemaakt aan oplichting van vijf op leeftijd zijnde en/of alleenwonende personen met een babbeltruc. De slachtoffers zijn telefonisch benaderd door een van de verdachten, die zich voordeed als bankmedewerker. In het gesprek werd de slachtoffers verteld dat hun bankrekening het doelwit was van fraudeurs en dat de bank daarom iemand langs zou sturen om hun pinpas op te halen. De slachtoffers hebben door dit geraffineerde en listige verhaal in goed vertrouwen hun pinpas(sen) en bijbehorende pincode(s) afgestaan. Enkele slachtoffers hebben daarnaast contant geld, een telefoon en/of sieraden afgegeven, omdat hen door de (mede)verdachte(n) was wijsgemaakt dat deze beter in de kluis van de bank konden worden opgeslagen. Met de afhandig gemaakte pinpassen zijn vervolgens geldbedragen opgenomen, in sommige gevallen duizenden euro’s.
Dit zijn ernstige feiten. In de eerste plaats is de slachtoffers financiële schade berokkend en bij sommigen zodanig dat zij hun vaste lasten niet meer konden betalen. Daarnaast geldt voor het slachtoffer van wie de sieraden zijn meegenomen dat het vooral om erfstukken gaat, die niet alleen in geldelijke zin kostbaar zijn, maar die ook een grote emotionele waarde met zich brengen.
Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat zij en haar medeverdachten kennelijk doelbewust alleenstaande en/of veelal oudere slachtoffers hebben uitgekozen. De verdachte en haar medeverdachten hebben op doortrapte en schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hen dachten te mogen hebben. Extra kwalijk is dat de oplichting telkens bij het slachtoffer thuis heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. De verdachte heeft haar eigen gewin voorop gesteld, zonder zich te bekommeren om de uitwerking van haar daden op de slachtoffers.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een flinke onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het strafblad
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 12 februari 2025, waaruit blijkt dat zij éénmaal eerder voor een vermogensdelict onherroepelijk is veroordeeld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 7 maart 2025, opgemaakt door [naam medewerker] (als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland). Dit rapport houdt onder meer in dat de reclassering bij betrokkene risico’s ziet op gebieden als sociaal netwerk, financiën en psychosociaal functioneren. Betrokkene heeft een bewogen jeugd gehad, waarbij zij traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt en uit huis is geplaatst. Er zijn signalen van negatieve beïnvloeding vanuit haar netwerk en instabiliteit op het gebied van wonen. Vanuit haar jeugd zouden er vermoedens van een borderline persoonlijkheidsstoornis, ADHD, PTSS en een dwangstoornis zijn geweest, maar door het NIFP werden enkel kenmerken gezien passend bij een oppositionele gedragsstoornis. Zij voldeed echter niet aan de criteria om een diagnose te stellen. Het reclasseringstoezicht vanwege onderhavige feiten is voortijdig negatief beëindigd omdat de betrokkenen de bijzondere voorwaarden onvoldoende naleefde. Betrokkene stond niet meer open voor verdere begeleiding, omdat zij andere dingen wilde dan dat de reclassering nodig achtte. Inmiddels ziet zij in dat zij hulp nodig heeft bij het op de rit brengen van haar leven en staat zij open voor verdere begeleiding en eventuele behandeling.
Gezien haar bereidheid tot begeleiding, haar jonge leeftijd en de aanwezige risico’s is de reclassering bereid om de betrokkene opnieuw een kans te geven. De reclassering schat het risico op recidive op dit ogenblik in als gemiddeld.
Bij veroordeling wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen en een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling;
- dagbesteding.
Overschrijding van de redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Het aanvangstijdstip van de redelijke termijn in deze zaak wordt bepaald op 10 augustus 2022, te weten de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Gelet op de datum van dit vonnis (25 maart 2025), is de redelijke termijn met bijna acht maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn niet aan de verdachte valt toe te rekenen en dat ook anderszins niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot een andere berekening van de redelijke termijn. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
Op te leggen straf
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, maken dat de rechtbank het evenals de officier van justitie op dit moment niet meer passend vindt om een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een vrijheidsbenemende straf van 365 dagen opleggen en bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten: 235 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Vanwege de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen aanleiding om een kortere proeftijd op te leggen.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door Reclassering noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank, ter beperking van recidiverisico en zoals geadviseerd, een aantal bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling en het hebben van een dagbesteding, zolang als de reclassering dat nodig acht.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden is.

7.Beslag

7.1
Vermogensmaatregel: onttrekking aan het verkeer (36d Sr)
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een politiebroek en -shirt, dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Die voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door haar begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen in strijd met de wet of het algemeen belang.
7.2
Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Tijdens het onderzoek zijn bij de verdachte geldbedragen van € 40,20 en € 3.460,- aangetroffen en in beslag genomen.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben ter zitting aangegeven dat het geld waarop beslag is gelegd in beginsel moet worden uitgewonnen ten behoeve van de vordering benadeelde partij of mogelijk op te leggen ontnemingsmaatregel.
De rechtbank stelt voorop dat uit de beslaglijst blijkt dat er zowel klassiek als conservatoir beslag ligt op het in beslag genomen geld. Artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) verplicht de rechter een beslissing te nemen over alle voorwerpen waarop klassiek beslag ex artikel 94 Sv ligt en waarvan (nog) geen last tot teruggave is gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst, formeel dient te worden teruggeven aan de verdachte nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet. Gelet op het conservatoire beslag, zullen de geldbedragen in geval van een beslissing tot teruggave aan de verdachte feitelijk niet aan de verdachte worden teruggegeven.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1
Benadeelde [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 11.386,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade betreft geld dat met behulp van de door oplichting is verkregen en geld dat met bankpassen en creditcards van de rekening van de benadeelde partij is opgenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 9.486,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft rechtbank bepleit dat de benadeelde partij de vordering onvoldoende duidelijk heeft onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van
€ 9.386,00rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit bedrag is opgebouwd uit het contante geldbedrag van € 4.500,- dat door oplichting is afgegeven én het totaal van de geldopnames met de bankpassen en de creditcard (verhoogd met de kosten voor de creditcardopname ter hoogte van € 36,-) ten bedrage van in totaal
€ 14.786,- minus het bedrag (€ 9.900,-) dat door de bank is vergoed.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: oplichting en gekwalificeerde diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.769,00ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade betreft geld dat met behulp van de door oplichting verkregen bankpas en pincode van de rekening van de benadeelde partij is opgenomen vermeerderd met € 100,- kosten voor de diensten van haar financieel deskundige.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 3.669,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De schade (ter hoogte van € 100,-) geleden als gevolg van het inschakelen van een financieel deskundige staat volgens de officier van justitie in onvoldoende rechtstreeks verband met het handelen van verdachte, zodat dit bedrag moet worden afgewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de kosten van de financieel deskundige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij haar vordering onvoldoende duidelijk heeft onderbouwd en daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat deze schade ten bedrage van
€ 3.769,00rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is opgebouwd de geldbedragen die door diefstal van de rekening van de benadeelde partij zijn opgenomen vermeerderd met € 100,- kosten voor de diensten van haar financieel deskundige. De kosten van de financieel deskundige zien volgens de gegeven onderbouwing op het assisteren van de benadeelde partij, toen 86 jaar oud, bij het doen van aangifte en bij de communicatie met de bank, politie en het Openbaar Ministerie. Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw menen, bestaat voldoende verband tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en deze schade.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gekwalificeerde diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.3
Benadeelde [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 400,- ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade betreft geld dat met behulp van de door oplichting verkregen bankpas en pincode van de rekening van de benadeelde partij is opgenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering, met toekenning van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft rechtbank gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Hoofdelijkheid
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien (een van) de mededaders het toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Proceskosten
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt (tot op heden begroot op nihil) en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gekwalificeerde diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.4
Benadeelde [slachtoffer 3]/[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] (echtgenote van [slachtoffer 3]) heeft een formulier strekkende tot vergoeding van schade ingediend, maar daarin heeft zij geen bedragen opgenomen om te vorderen van de verdachte. Wel heeft zij daarin duidelijk willen maken dat zij als gevolg van de onder 1 en/of 2 laste gelegde feiten schade zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij haar schade onvoldoende heeft onderbouwd en dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om die onderbouwing ter terechtzitting alsnog te doen. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat een aanhouding van de zaak om een nadere onderbouwing van de benadeelde partij te krijgen een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, zodat de benadeelde partij niet in haar vordering zal kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
365 dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 235 dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Gelet op de opgelegde straf betekent dit dat de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk is aan het voorarrest.
Stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
  • zich gedurende proeftijd op afspraak zal blijven melden bij reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren, waarbij veroordeelde mee werkt aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
  • zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur..
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Onttrekt aan het verkeer:
  • 1 STK Broek (Omschrijving: _732530 Politie uniform, Blauw)
  • 1 STK Shirt (Omschrijving: _732532 Jako politieshirt)
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 9.386,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) / de medeverdachte(en) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 9.386,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 91 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) / de medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ € 3.769,00als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) / de medeverdachte(en) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3,769,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) / de medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 400,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(en) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 400,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(en) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de verdachte van geldbedragen van € 40,20 en € 3.460,-
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Buiskool, voorzitter,
mr. M. Ramondt en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2025.