ECLI:NL:RBNHO:2025:3258

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11347954
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Ćulafić
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op ontbinding koopovereenkomst inzake kinderbed wegens non-conformiteit en wanprestatie

In deze zaak heeft eiser 1 een kinderbed besteld bij gedaagden, maar na ontvangst bleek het bed ondeugdelijk te zijn. Eiser 1 heeft zich op 18 december 2023 beroepen op zijn herroepingsrecht en heeft het bed op 19 december 2023 teruggebracht. Gedaagden hebben echter niet adequaat gereageerd op de klachten van eiser 1, wat heeft geleid tot een geschil over de ontbinding van de koopovereenkomst. Eiser 1 vordert terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt voor het huren van een bestelbus om het bed terug te brengen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun informatieplicht en dat de vordering van eiser 1 tot ontbinding van de overeenkomst terecht is. De kantonrechter heeft de vordering tot terugbetaling van de koopprijs en de huurkosten toegewezen, terwijl de vordering tot vergoeding van de kosten voor het opstellen van de dagvaarding is afgewezen. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11347954 \ CV EXPL 24-3372
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[eiser 1],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
gemachtigde: Webshop-Juristen.nl,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2] , VENNOOT VAN DE GEDAAGDE PARTIJ SUB 1,
te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde 3] , VENNOOT VAN DE GEDAAGDE PARTIJ SUB 1,
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden]
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 22 producties binnengekomen op 7 oktober 2024;
  • de mondeling conclusie van antwoord ter zitting van 16 oktober 2024 met 25 producties;
  • de conclusie van repliek met 1 productie;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 4 december 2023 heeft [eiser 1] een bestelling geplaatst bij [gedaagden] om een kinderbed te kopen. Dit pakket is in twee delen geleverd. Het eerste deel bij [eiser 1] thuis op 8 december 2023, het tweede op 12 december 2023 bij een PostNL afhaalpunt.
2.2.
[eiser 1] heeft op 18 december 2023 contact opgenomen met [gedaagden] om zich te beroepen op zijn herroepingsrecht. [eiser 1] heeft op 19 december 2023 een bestelwagen gehuurd en daarmee het tweede deel van het pakket thuisgebracht. Op 22 december 2023 heeft [gedaagden] [eiser 1] via zijn gemachtigde gewezen op de retourvoorwaarden.
2.4.
[eiser 1] heeft het bed in zijn woning gemonteerd. Hij stuurde op 28 januari 2024 een bericht aan [gedaagden] dat, samengevat, een handleiding ontbrak, maar dat het in elkaar zetten toch gelukt was. Hierop stuurde [gedaagden] geen reactie.
2.5.
Vervolgens zijn de twee planken die de weerszijden van het bed vormen en tevens als draagbalken voor de lattenbodem fungeren, uiteen gaan zetten. Door de ontstane speling kunnen de latten van de lattenbodem niet meer rusten op deze planken, en zakt het matras door het bedframe.
2.6.
Op 15 mei 2024 heeft [eiser 1] contact opgenomen met [gedaagden] en verzocht om een vervangend exemplaar. Op 28 mei 2024 stuurde [eiser 1] een ingebrekestelling. Na uitwisseling van beeldmateriaal heeft [gedaagden] op 31 mei 2024 uiteindelijk gereageerd dat het vervormen van het bed te wijten is aan ondeugdelijke montage van het bed, en wijst garantie af. [gedaagden] biedt korting aan op het kopen van een vervangende lattenbodem. Op 31 mei 2024 roept [eiser 1] ontbinding van de overeenkomst in bij [gedaagden] op grond van weigering van de garantie.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, binnen 2 dagen na wijzen van het vonnis, [gedaagden] te veroordelen tot betaling van:
- € 60,- (huur bestelbus)
- € 286,60 (koopsom kinderbed)
- € 150,- (kosten opstellen dagvaarding)
alsmede vergoeding van de betekeningskosten van het dagvaardingsexploot en de proceskosten, waaronder griffierecht.
3.2.
Aan de vordering tot betaling van vergoeding voor de huur van de bestelbus legt [eiser 1] ten grondslag dat [gedaagden] voor die kosten verantwoordelijk is door niet mee te werken aan zijn beroep op zijn herroepingsrecht. Aan de vordering tot vergoeding van de koopsom van het kinderbed legt [eiser 1] ten grondslag dat het bed binnen een korte periode kapot is gegaan.
3.2. 3
[gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] . Ten aanzien van kosten voor de bestelbus wijst [gedaagden] op de retourvoorwaarden welke onderdeel zijn van de algemene voorwaarden die [gedaagden] gebruikt. Ten aanzien van het kapotte bed stelt zij dat [eiser 1] het kinderbed ondeugdelijk heeft gemonteerd, en dat dit de schade heeft veroorzaakt.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing (pre)contractuele informatieplicht
4.1.
[eiser 1] heeft het kinderbed besteld via de website van [gedaagden] . De bestelling van het kinderbed betreft daarom een consumentenkoop door een op afstand gesloten overeenkomst. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd.
4.2.
Onderdeel van deze verplichtingen is dat [gedaagden] [eiser 1] voor het sluiten van de overeenkomst informeert over zijn recht om de overeenkomst binnen 14 dagen na ontvangst te ontbinden - het herroepingsrecht - en hoe [eiser 1] dit kan doen. Hoewel ze stelt dat [eiser 1] akkoord is gegaan met haar algemene voorwaarden en daarmee met de retourvoorwaarden, onderbouwt ze dit niet. Ze levert namelijk geen bewijs dat duidelijk maakt of en hoe deze retourvoorwaarden aan [eiser 1] zijn verstrekt voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Daarnaast stelt [gedaagden] dat er telefoongesprekken hebben plaatsgevonden waarin ze [eiser 1] op de retourvoorwaarden heeft gewezen. Ook hiervoor geldt dat het aan [gedaagden] is om dit te onderbouwen, bijvoorbeeld met telefoongegevens. Wederom heeft ze dat niet gedaan. De kantonrechter concludeert daarom dat [gedaagden] niet aan haar informatieplicht heeft voldaan.
4.3.
Op 18 december heeft [eiser 1] zich (voor het eerst) beroepen op zijn recht tot ontbinding van de overeenkomst. Dat [gedaagden] niet aan haar informatieplicht heeft voldaan, maakt echter nog niet dat de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom van het kinderbed op grond hiervan toegewezen kan worden. Op 22 december heeft [gedaagden] alsnog op de retourvoorwaarden gewezen. [eiser 1] heeft het kinderbed toen niet teruggestuurd. Hieruit concludeert de kantonrechter dat [eiser 1] het beroep op ontbinding toen niet heeft willen doorzetten. Voor zover de vordering hierop is gegrond, strandt hij.
4.4.
Over de gevolgen van het niet voldoen aan de informatieplicht voor de vordering tot vergoeding van de kosten van de huur van de bestelbus, komt de kantonrechter terug in overweging 4.9.
Kromtrekkende draagbalken kinderbed
4.5.
Volgens [eiser 1] is het kinderbed een ondeugdelijk product, en vordert daarom ontbinding van de koop en terugbetaling van de koopsom, inclusief verzendkosten. De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiser 1] zo dat de grondslag voor de ontbinding gelegen is in artikel 7:22 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW). Om een beroep te mogen doen op dit artikel, moet aan twee voorwaarden zijn voldaan.
4.6.
De eerste voorwaarde is dat het bed niet aan de overeenkomst beantwoordt. Het niet beantwoorden aan de overeenkomst houdt in dat het bed niet voldoet aan de eigenschappen die de koper op grond van de overeenkomst van het bed mocht verwachten. Aangezien het kinderbed binnen vier maanden onbruikbaar is geworden omdat de lattenbodem door het frame zakt, wordt het bed vermoed niet aan de overeenkomst te beantwoorden op grond van artikel 7:18a lid 2 BW. [gedaagden] voert geen omstandigheden aan die tot een ander oordeel zou moeten leiden. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat het kinderbed onbruikbaar is geworden door het kromtrekken van de draagbalken van de lattenbodem. Ze verschillen alleen van inzicht over de oorzaak.
4.7.
De tweede voorwaarde voor ontbinding is dat [gedaagden] als verkoper tekort is geschoten in haar verplichting om het kinderbed te herstellen of voor vervanging te zorgen. Dit volgt uit artikel 7:22 lid 2 BW jo. artikel 7:21 lid 3 BW. [eiser 1] heeft hier uitdrukkelijk om verzocht in zijn berichten van 15 en 28 mei 2024. Op 31 mei 2024 heeft [gedaagden] het verzoek van [eiser 1] echter afgewezen. Volgens [gedaagden] mocht zij het voorstel afwijzen omdat het gebrek aan het kinderbed te wijten is aan [eiser 1] zelf, aangezien hij het bed niet volgens de handleiding gemonteerd heeft. Wel bood [gedaagden] een korting aan op een vervangende lattenbodem. De kantonrechter is het niet eens met het verweer van [gedaagden] . Hij vindt namelijk dat [gedaagden] een steek heeft laten vallen toen zij niet antwoordde op het bericht van [eiser 1] van 28 januari 2024 over het ontbreken van een handleiding. Als professionele verkoper is ze zich bewust van de mogelijke gevolgen van incorrecte montage. Ze stelt in de dupliek namelijk dat dit kan leiden tot de verkorte levensduur van het kinderbed. De wet heeft het belang van instructies bovendien onderstreept in artikel 7:18 lid 2 onder c BW. Dit artikel stelt dat een zaak gekocht bij wijze van consumentenkoop moet worden geleverd met instructies, indien van toepassing. Ook al berichtte [eiser 1] dat de montage wel gelukt was, lag het daarom alsnog op de weg van [gedaagden] om te wijzen op de handleiding zodat [eiser 1] zijn montage kon controleren.
4.8.
Dat [gedaagden] in januari 2024 niet heeft gereageerd, maakt dat ze in mei 2024 niet aan [eiser 1] mocht tegenwerpen dat hij het bed verkeerd heeft gemonteerd. De weigering om in te gaan op het voorstel van [eiser 1] was dus onterecht. Ook was het tegenvoorstel ontoereikend, aangezien het probleem met het bed de draagbalken was, en niet de lattenbodem zelf. Het voorgaande maakt dat [gedaagden] tekort is geschoten in haar verplichting in de zin van artikel 7:21 lid 3 BW. Daarom is ook aan de tweede voorwaarde voor ontbinding voldaan, wat maakt dat het beroep van [eiser 1] op ontbinding in mei terecht was. Ontbinding heeft tot gevolg dat voor partijen een zogenoemde verbintenis tot ongedaanmaking van de prestaties ontstaat. Dat betekent dat [gedaagden] de koopprijs moet terugbetalen aan [eiser 1] . De kantonrechter zal de vordering van [eiser 1] toewijzen.
Huur bestelbus
4.9.
Op 18 december 2023 stuurde [eiser 1] via WhatsApp een bericht aan [gedaagden] dat hij zich wilde beroepen op zijn herroepingsrecht omdat het pakket te groot is om in een auto mee te nemen. Het antwoordt dat [gedaagden] diezelfde dag terugstuurt, is niet helder. De tekst van het bericht luidt:
Zo stuurt de andere pakket ook terug. dat is geen reden dat u die niet kan ophalen omdat die niet in Uw auto past. Wij hebben U meerdere keeren geinformeerd over de leveringstijden , u heeft de tracktrace codes van ons gekregen om de paketten te volgen. mvg [gedaagden]
Het is begrijpelijk dat [eiser 1] dit bericht opvat als een weigering van het herroepingsrecht. In overweging 4.2 heeft de kantonrechter al vastgesteld dat [gedaagden] niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Vanwege het verzaken van de informatieplicht en het niet-heldere WhatsApp-bericht, is er op 18 december 2023 naar oordeel van de kantonrechter dan ook sprake van een tekortkoming in de nakoming van haar verbintenis aan de zijde van [gedaagden] . Dit levert wanprestatie op in de zin van 6:74 BW.
4.10.
Het is begrijpelijk en proportioneel dat [eiser 1] vervolgens een bestelbus huurt om het pakket op 19 december 2023 op te halen van het postafhaalpunt. De kosten die [eiser 1] daarvoor gemaakt heeft, kwalificeren naar oordeel van de kantonrechter als gevolgschade van de wanprestatie. Dat [gedaagden] [eiser 1] op 22 december 2023 alsnog en dan wel duidelijk wijst op de retourvoorwaarden, wijzigt dit oordeel niet. Het was op dat moment al te laat. De kantonrechter zal de vordering over de vergoeding van de huur van de bestelbus daarom toewijzen.
Kosten opstellen dagvaarding
4.11.
[eiser 1] vordert € 150,- ter vergoeding van het opstellen van de dagvaarding door een juridisch adviseur, maar onderbouwt dit niet. Daarom zal de kantonrechter deze vordering afwijzen.
Betalingsverplichting
4.12.
Vanwege de schadevergoeding van € 60,- en de terugbetaling van de koopsom van het kinderbed inclusief verzendkosten van € 286,60, bestaat de betalingsverplichting van [gedaagden] uit het betalen van het bedrag van € 346,60.
4.13. 3
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,82
- griffierecht
87,00
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
266,82

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser 1] een bedrag te betalen van € 346,60,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten tot op heden begroot op € 266,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Ćulafić en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.