In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 15 januari 2025 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen twee eisers en de gedaagde partij, Kombi Kings B.V. De eisers vorderden primair dat de kantonrechter zou verklaren dat zij de koopovereenkomst van een camper bij brief van 21 september 2023 hadden ontbonden. De kantonrechter wees deze vordering af, omdat Kombi Kings op dat moment niet in verzuim verkeerde. De eisers stelden dat de camper non-conform was, omdat deze niet veilig aan het verkeer kon deelnemen. De kantonrechter oordeelde dat de eisers Kombi Kings nooit een redelijke termijn hebben gegeven om de camper te herstellen, wat noodzakelijk is voor ontbinding van de koopovereenkomst volgens artikel 7:22 BW.
Daarnaast vorderden de eisers subsidiair dat de koopovereenkomst vernietigd zou worden op basis van dwaling. De kantonrechter overwoog dat er sprake was van wederzijdse dwaling, omdat beide partijen in mei 2023 ervan uitgingen dat de camper veilig was, terwijl dit in februari 2024 niet het geval bleek te zijn. Het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW werd ingeroepen, wat inhoudt dat bij consumentenkoop vermoed wordt dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt als de afwijking zich binnen een jaar na aflevering openbaart. De kantonrechter liet Kombi Kings toe tot tegenbewijs om aan te tonen dat de camper bij aflevering wel veilig was.
De kantonrechter hield verdere beslissingen aan en bepaalde dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken uiterlijk op de rolzitting van 29 januari 2025 moet plaatsvinden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.