ECLI:NL:RBNHO:2025:3260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11216427
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Ćulafić
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor levering van plastic maalgoed

In deze zaak vordert eiseres, vertegenwoordigd door Koning en de Raadt B.V. Incassospecialisten, betaling van een factuur van € 4.058,34 voor de levering van een container LDPE plastic scrap aan gedaagde, AV Import & Export B.V. Gedaagde betwist echter dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en stelt dat er geen container is geleverd. De kantonrechter heeft de procedure op 31 januari 2025 behandeld, waarbij eiseres haar vordering heeft onderbouwd met een factuur en een vrachtbrief. Gedaagde heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van eiseres, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst is en dat de onderbouwing van eiseres onvoldoende is om aan te tonen dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de vordering te onderbouwen. Daarom heeft de kantonrechter de vordering afgewezen en eiseres veroordeeld in de proceskosten van € 677,00.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer: 11216427 \ CV EXPL 24-2053
Vonnis van 20 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Koning en de Raadt B.V. Incassospecialisten,
tegen
AV IMPORT & EXPORT B.V.,
te Zaandam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: AV Import & Export,
gemachtigde: mr. F. Ayar.
De zaak in het kort
Eiseres stelt dat er een overeenkomst tussen haar en gedaagde tot stand is gekomen inzake de levering van plastic maalgoed. Gedaagde betwist dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De onderbouwing van eiseres is onvoldoende, wat leidt tot afwijzing van haar vordering tot betaling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 2 producties;
  • de conclusie van antwoord met 6 producties;
  • 7 aanvullende producties van de zijde van [eiser] ;
  • de mondelinge behandeling van 31 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 28 december 2023 een factuur opgesteld voor de levering van een container LDPE plastic scrap op 24 april 2023. De factuur is gericht aan AV Import & Export. Het factuurbedrag bedraagt € 4.058,34, inclusief 21% btw.
2.2.
Tussen partijen is discussie over de verplichting tot betaling van de factuur.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter AV Import & Export veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 4.058,34, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, een bedrag van € 530,83 aan buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten. [eiser] legt aan haar vordering ten grondslag dat partijen een overeenkomst hebben gesloten op basis waarvan [eiser] een container LDPE plastic scrap heeft geleverd aan AV Import & Export, en dat AV Import & Export niet heeft voldaan aan haar daaruit voortvloeiende betalingsverplichting.
3.2.
AV Import & Export voert verweer. AV Import & Export concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Zij betwist dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, en dat aan haar een container met LDPE plastic scrap is geleverd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bestaat een overeenkomst tussen partijen?
4.1.
In haar dagvaarding stelt [eiser] dat er sprake is van een koopovereenkomst tussen partijen, en dat zij op basis daarvan een container met LDPE plastic scrap aan AV Import & Export heeft geleverd. In reactie op de betwisting door AV Import & Export van het bestaan van de overeenkomst heeft [eiser] eerst ter zitting toegelicht dat de overeenkomst niet rechtstreeks tussen haar en AV Import & Export is gesloten, maar tot stand zou zijn gekomen door vertegenwoordiging van een relatie van [eiser] , Plasticorp. Ook dit betwist AV Import & Export. Aan de kantonrechter ligt daarom de vraag voor of op basis wat [eiser] heeft gesteld voldoende is komen vast te staan dat een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen door middel van vertegenwoordiging. Hiervoor is het nodig dat voldoende vast komt te staan dat AV Import & Export haar akkoord heeft gegeven aan een overeenkomst met [eiser] en dus dat zij ook wist dat zij contracteerde met [eiser] , en niet met Plasticorp. Aangezien [eiser] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde koopovereenkomst, moet zij voldoende feiten stellen en draagt zij de bewijslast hiervan.
4.2.
Vast staat dat tussen partijen geen schriftelijke overeenkomst is gesloten. Er zouden alleen mondeling afspraken zijn gemaakt, waarbij [eiser] stelt dat de voormalig bestuurder van de (inmiddels failliete) onderneming Plasticorp namens haar de container met LDPE plastic scrap aan AV Import & Export heeft verkocht. [eiser] onderbouwt deze stelling met een email die de betreffende bestuurder heeft verstuurd aan [eiser] op 16 januari 2025, waarin de voormalig bestuurder verklaart dat hij goederen aan AV Import & Export heeft verkocht in opdracht van [eiser] . Ook verklaart de bestuurder dat hij aan AV Import & Export heeft verteld dat de goederen eigendom waren van [eiser] , en niet van Plasticorp. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat dit telefonisch is gebeurd.
4.3.
Dit is niet genoeg. Anders dan het overleggen van de verklaring van de bestuurder van Plasticorp die is opgesteld in het kader van onderhavige procedure, heeft [eiser] geen concrete feiten gesteld aan de hand waarvan ze onderbouwt dat AV Import & Export een overeenkomst met haar sloot (al dan niet door vertegenwoordiging) en die dateren van rond de tijd dat de overeenkomst zou zijn gesloten. Concrete informatie over bijvoorbeeld hoe, waar en wanneer de overeenkomst tot stand is gekomen ontbreekt.
4.4.
De enkele verklaring achteraf van de voormalig bestuurder van Plasticorp is in het licht van de betwisting niet voldoende. Nergens blijkt uit dat AV Import & Export daadwerkelijk heeft ingestemd met de koop van de container van [eiser] . Daarbij is ook van belang dat tussen Plasticorp en AV Import & Export eerder wél een zakelijk relatie bestond. Zij deden al voor 2023 zaken en handelden onder meer in plastic maalgoed. De vertegenwoordiging door Plasticorp van [eiser] zou daarom een afwijking zijn van de normale gang van zaken. In zo’n geval geldt te meer dat voldoende duidelijk moet blijken dat AV Import & Export daarvan niet alleen op de hoogte was, maar ook uitdrukkelijk mee heeft ingestemd. Dat is niet het geval.
4.5.
Nu [eiser] niet aan de op haar rustende stelplicht heeft voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen, nog daargelaten dat er geen concreet bewijsaanbod is gedaan.
4.6.
De kantonrechter zal reeds hierom de vordering afwijzen.
Heeft [eiser] een container geleverd aan AV Import & Export?
4.7.
Daarnaast zal de kantonrechter ingaan op de vraag of voldoende is komen vast te staan dat [eiser] een container LDPE plastic scrap aan AV Import & Export heeft geleverd. Ook hier slaagt [eiser] er niet in haar stelling, tegenover de betwisting door AV Import & Export, voldoende te onderbouwen. [eiser] heeft een vrachtbrief overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat op 24 april 2024 een container LDPE plastic scrap is geleverd aan AV Import & Export. Echter, deze vrachtbrief bevat geen specifieke en concrete aanwijzing dat AV Import & Export bij deze levering betrokken was. Zo staat in de vrachtbrief een vervoerder en plaats van bestemming aangegeven, maar heeft [eiser] geen gegevens overgelegd die een verband aantonen tussen de vervoerder of de plaats van bestemming met AV Import & Export. Ook wijst [eiser] erop dat het gewicht dat volgens deze vrachtbrief vervoerd is, overeenkomt met het gewicht dat aangegeven staat op de factuur. Ook dit is niet genoeg, waarbij in aanmerking wordt genomen dat de factuur acht maanden na de vermeende levering is gedateerd.
4.8.
Ook hierom moet de vordering worden afgewezen.
Conclusie
4.9.
Nu de overeenkomst en levering niet zijn komen vast te staan, wordt de vordering afgewezen. AV Import & Export hoeft de factuur dus niet te betalen.
4.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van AV Import & Export B worden begroot op:
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
677,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 677,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Ćulafić en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.