ECLI:NL:RBNHO:2025:3303

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
10768230 \ CV EXPL 23-7040
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers van vertraagde vlucht tegen vervoerder

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Tanger op 2 juli 2022. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming aangekomen. De vervoerder heeft niet betwist dat de passagiers met vertraging zijn aangekomen, maar stelt dat hij rauwelijks is gedagvaard. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers onvoldoende hebben aangetoond dat de vervoerder de aanmaningen heeft ontvangen, waardoor het verweer van de vervoerder slaagt. De kantonrechter wijst de gevorderde hoofdsom van € 1.600,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.W. Koenis op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10768230 \ CV EXPL 23-7040
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]3. [eiser 3]4. [eiser 4]

eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca, Marokko
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. Omdat de vervoerder niet heeft weersproken dat de passagiers met een vertraging van drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, wordt de gevorderde hoofdsom toegewezen. De vervoerder stelt echter dat hij rauwelijks is gedagvaard. Dit verweer slaagt omdat de passagiers onvoldoende hebben onderbouwd dat de vervoerder de door hen verzonden aanmaningen heeft ontvangen. Daarom worden de proceskosten gecompenseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens vermindering van eis;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 2 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Tanger, Marokko, met vlucht AT1643 (hierna: de vlucht).
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen, na vermindering van eis, dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 435,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagiers Yource B.V. (geldig) hebben gemachtigd om hen in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij voert aan dat de handtekeningen op de overgelegde volmachten afwijken van de handtekeningen in de paspoorten van de passagiers.
4.3.
De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat de handtekeningen op de volmachten digitaal zijn gezet en daarom kunnen afwijken van de ‘natte’ handtekeningen op de paspoorten. Daarnaast hebben zij verklaringen overgelegd waarin de passagiers sub 1, sub 2 en sub 3 (nogmaals) verklaren Yource B.V. te hebben gemachtigd om namens hen te procederen.
4.4.
Het betoog van de vervoerder slaagt niet. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers met het overleggen van de boekingsbescheiden, de kopieën van de paspoorten van de passagiers en de verklaringen van de passagiers sub 1, sub 2 en sub 3, en omdat de vervoerder niet heeft betwist dat de passagiers een bevestigde boeking hadden voor de vlucht, voldoende hebben onderbouwd dat zij Yource B.V. hebben gemachtigd om namens hen te procederen.
4.5.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de door de passagiers gevorderde hoofdsom. Daarom zal deze worden toegewezen.
4.6.
Voor de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. De passagiers hebben de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade terstond opeisbaar is. [2] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van de passagiers – waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 2 juli 2022. Dat is de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
4.7.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. Bij de dagvaarding zijn aanmaningen in briefvorm gevoegd. De vervoerder stelt echter dat hij deze brieven niet voorafgaand aan de procedure ontvangen heeft.
4.8.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat zij de aanmaningen als bijlage per e-mail aan de vervoerder hebben verzonden. Omdat de vervoerder dit e-mailadres ook in andere procedures heeft gebruikt, mochten zij erop vertrouwen dat dit e-mailadres in gebruik was, aldus de passagiers. Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder daar tegenin gebracht dat deze e-mails hem ook niet bereikt hebben. Het e-mailadres dat de passagiers zouden hebben gebruikt, verzendt altijd een automatisch antwoord en hij heeft geen automatisch antwoord op deze vermeende e-mails gevonden, aldus de vervoerder.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat een verklaring, om haar werking te hebben, de geadresseerde moet hebben bereikt. [3] De vervoerder heeft betwist dat hij de e-mails met de daarbij gevoegde aanmaningen heeft ontvangen. Weliswaar stellen de passagiers dat zij er redelijkerwijs vanuit mochten gaan dat de vervoerder op het betreffende e-mailadres kon worden bereikt, maar zij hebben onvoldoende onderbouwd dat de e-mails ook daadwerkelijk op dat adres zijn aangekomen. Dit had wel op hun weg gelegen. Daarom staat niet vast dat de vervoerder de aanmaningen heeft ontvangen.
4.10.
De kantonrechter oordeelt dat de passagiers door hun werkwijze en proceshouding, waarbij zij onvoldoende hebben getracht om eerst op minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid hebben gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte af te kunnen doen. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 juli 2022 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW).
3.Artikel 3:37 lid 3 BW.