ECLI:NL:RBNHO:2025:3304

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
6455880 \ CV EXPL 17-10083
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en de verplichtingen van de vervoerder

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, voor een geannuleerde vlucht van Londen naar Amsterdam op 23 juni 2016. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de passagiers naar hun eindbestemming te vervoeren. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet had aangetoond dat hij alternatieve vluchten had aangeboden en dat hij daarom niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De vorderingen van de passagiers werden toegewezen, inclusief de wettelijke rente over het compensatiebedrag. Daarnaast werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en nakosten, met rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6455880 \ CV EXPL 17-10083
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2]wonende te [plaats 2]
3. [eiser 3]wonende te [plaats 3]

4. [eiser 4]

5. [eiser 5]beiden wonende te [plaats 4]
6. [eiser 6]wonende te [plaats 5]
7. [eiser 7], wonende te [plaats 6]
8. [eiser 8], wonende te [plaats 7]
9. [eiser 9]
10. [eiser 10]beiden wonende te [plaats 4]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff, Verenigd Koninkrijk
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Dit verweer van de vervoerder slaagt niet omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar een alternatieve vlucht. Dit mocht wel van hem worden verwacht. Daarom heeft hij niet alle redelijke maatregelen getroffen. De vorderingen van de passagiers worden toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 23 juni 2016 vervoeren van Londen, Verenigd Koninkrijk, naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht U2 3009 dan wel EZY3009 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt echter dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [3]
4.4.
De vervoerder stelt dat hij de passagiers wel vervangende vluchten heeft aangeboden. De passagiers hebben dit echter gemotiveerd betwist. Volgens hen heeft de vervoerder hen medegedeeld dat zijn eigen vluchten vol zaten voor de komende dagen en dat hij daarom niets voor hen kon regelen. Daarop hebben zij op eigen initiatief alternatief vervoer naar de eindbestemming geboekt, aldus de passagiers.
4.5.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door de passagiers heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat hij de passagiers alternatieve vluchten naar de eindbestemming heeft aangeboden. De enkele stelling dat hij dat wel zou hebben gedaan, is daartoe, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende. Daarom heeft hij onvoldoende toegelicht dat hij alle middelen heeft aangewend om alternatief vervoer beschikbaar te stellen. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarmee heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen.
4.6.
Dit betekent dat, ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagiers moet compenseren. Daarom zal de gevorderde compensatie worden toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als anderszins onbetwist toewijsbaar.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 juni 2016 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 97,31;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 476,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.