In deze zaak heeft AirHelp, een rechtspersoon naar buitenlands recht, namens een passagier compensatie gevorderd van de vervoerder Royal Air Maroc vanwege een vertraagde vlucht. De vlucht, met nummer AT1681, had plaats moeten vinden op 27 juni 2022 van Amsterdam-Schiphol naar Nador, Marokko. De passagier arriveerde echter met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming. De vervoerder erkende de hoofdsom van de vordering, maar voerde verweer tegen de gevorderde proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat AirHelp de dagvaarding niet correct had onderbouwd met de juiste vluchtdatum en -gegevens, wat leidde tot verwarring over de vordering. Hierdoor werd AirHelp veroordeeld in de proceskosten, ondanks dat de hoofdsom werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de kosten die voortvloeiden uit de onduidelijkheid in de dagvaarding. Het vonnis werd uitgesproken op 26 maart 2025, waarbij de kantonrechter de vordering tot betaling van € 400,00 aan AirHelp toewijsde, vermeerderd met wettelijke rente, en AirHelp veroordeelde tot betaling van de proceskosten en nakosten.