ECLI:NL:RBNHO:2025:3307

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
10656334 \ CV EXPL 23-5255
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers vanwege vertraagde vlucht en proceskostencompensatie

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een vertraagde vlucht. De passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., hebben een vervoersovereenkomst met de vervoerder gesloten voor hun reizen van Amsterdam naar respectievelijk Agadir en Conakry. De vlucht heeft een vertraging van meer dan drie uur opgeleverd, waardoor de passagiers compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 eisen. De vervoerder heeft de hoofdsom niet betwist, maar stelt dat hij rauwelijks is gedagvaard en dat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat zij de aanmaningen hebben verzonden en dat deze zijn ontvangen.

De kantonrechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op de gevorderde hoofdsom van € 1.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter wijst echter de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de passagiers niet voldoende hebben onderbouwd dat deze kosten zijn gemaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De kantonrechter wijst het verzoek om een certificaat van het vonnis af, omdat de vervoerder niet in een lidstaat is gevestigd. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter M.W. Koenis op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10656334 \ CV EXPL 23-5255
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats]eisers

hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca, Marokko
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. Omdat de vervoerder dit niet heeft weersproken, wordt de gevorderde hoofdsom toegewezen. De vervoerder stelt echter dat hij rauwelijks is gedagvaard. De passagiers hebben onvoldoende onderbouwd dat de vervoerder de door hen verzonden aanmaningen heeft ontvangen. Daarom worden de proceskosten gecompenseerd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen als volgt vervoeren:
- passagier sub 1 op 26 november 2022 van Amsterdam-Schiphol Airport, via Casablanca, Marokko, naar Agadir, Marokko, met vluchtcombinatie AT851 en AT431;
- passagier sub 2 op 26 en 27 november 2022 van Amsterdam-Schiphol Airport, via Casablanca, Marokko, naar Conakry, Guinee, met vluchtcombinatie AT851 en AT527.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AT851 van Amsterdam naar Casablanca (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op hun eindbestemmingen.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder passagier sub 1 vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- en passagier sub 2 met een bedrag van € 600,-. [1]
3.3.
Ook verzoeken de passagiers de kantonrechter om een certificaat van dit vonnis af te geven. [2]
3.4.
De vervoerder heeft geen verweer gevoerd tegen de hoofdsom, maar alleen tegen de wettelijke rente en de proceskosten. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Omdat de vervoerder geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde hoofdsom, zal deze worden toegewezen.
4.3.
Ten aanzien van de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. De passagiers hebben rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het gaat hier om een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade terstond opeisbaar is. [3] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van de passagiers – waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 26 juni 2022 over de compensatie voor passagier sub 1 en vanaf 27 juni 2022 over de compensatie voor passagier sub 2. Dat zijn de respectievelijke data waarop zij op de eindbestemming hadden moeten aankomen.
4.4.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben onvoldoende onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.5.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. Bij de dagvaarding zijn aanmaningen in briefvorm gevoegd. De vervoerder stelt echter dat hij deze brieven niet voorafgaand aan de procedure ontvangen heeft.
4.6.
De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat zij de aanmaningen als bijlage per e-mail aan de vervoerder hebben verzonden. Omdat de vervoerder dit e-mailadres ook in andere procedures heeft gebruikt, mochten zij erop vertrouwen dat dit e-mailadres in gebruik was, aldus de passagiers. Bij conclusie van dupliek heeft de vervoerder daar tegenin gebracht dat deze e-mails hem ook niet bereikt hebben. Het e-mailadres dat de passagiers zouden hebben gebruikt, verzendt altijd een automatisch antwoord en hij heeft geen automatisch antwoord op deze vermeende e-mails gevonden, aldus de vervoerder.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat een verklaring, om haar werking te hebben, de geadresseerde moet hebben bereikt. [4] De vervoerder heeft betwist dat hij de e-mails met de daarbij gevoegde aanmaningen heeft ontvangen. Weliswaar stellen de passagiers dat zij er redelijkerwijs vanuit mochten gaan dat de vervoerder op het betreffende e-mailadres kon worden bereikt, maar zij hebben onvoldoende onderbouwd dat de e-mails ook daadwerkelijk op dat adres zijn aangekomen. Dit had wel op hun weg gelegen. Daarom staat niet vast dat de vervoerder de aanmaningen heeft ontvangen.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat de passagiers door hun werkwijze en proceshouding, waarbij zij onvoldoende hebben getracht om eerst op minnelijke wijze tot beëindiging van het geschil te komen, de vervoerder niet in de gelegenheid hebben gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte af te kunnen doen. Daarom ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.9.
De gevorderde afgifte van het certificaat wordt bij gebrek aan belang afgewezen. [5] Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 26 november 2022 en over € 600,00 vanaf 27 november 2022, tot aan de dag van de betaling van deze bedragen;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
3.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.Artikel 3:37 lid 3 BW.
5.In de zin van artikel 53 van de Brussel I bis-Verordening.