ECLI:NL:RBNHO:2025:3317

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11369638 \ CV EXPL 24-3577
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor reparatiewerkzaamheden aan een auto

In deze zaak vordert Automotive, een eenmanszaak die zich bezighoudt met het repareren van personenauto's, betaling van twee facturen van in totaal € 1.075,29 van gedaagde. De facturen zijn gedateerd op 5 juni 2022 en 23 juni 2022 en hebben betrekking op reparatiewerkzaamheden aan een Mini Cooper S. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij een BMW 5 serie rijdt en dat de vordering is verjaard. De kantonrechter oordeelt dat er voldoende bewijs is dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, gebaseerd op facturen en WhatsApp-communicatie. De kantonrechter kwalificeert de overeenkomst als een overeenkomst van aanneming van werk en niet als een consumentenkoop. De vordering is niet verjaard, aangezien de verjaringstermijn van vijf jaar nog niet is verstreken. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de facturen toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 1.075,29, vermeerderd met rente en kosten.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11369638 \ CV EXPL 24-3577 TB
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Automotive,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Automotive heeft een eenmanszaak. Hij repareert personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
Automotive heeft bij factuur van 5 juni 2022 aan [gedaagde] een bedrag van € 648,67 in rekening gebracht, waarvan nog een bedrag van € 598,67 openstaat en bij factuur van 23 juni 2022 een bedrag van € 476,62. Beide facturen zien op het verrichten van reparatiewerkzaamheden en gebruikte materialen aan een Mini Cooper S met kenteken [kenteken] , met een betalingstermijn van veertien dagen.

3.Het geschil

3.1.
Automotive vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 1.075,29, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag in deze zaak is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de facturen van Automotive van totaal € 1.075,29. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] die facturen inderdaad moet betalen. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
4.2.
Automotive legt aan de vordering ten grondslag dat hij uitvoering heeft gegeven aan de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. Automotive heeft reparatiewerkzaamheden aan de auto verricht, waarvoor [gedaagde] een bedrag moet betalen ter hoogte van de facturen. [gedaagde] betwist de vordering en voert – kort samengevat – aan dat hij een BMW 5 serie rijdt en geen Mini Cooper, dat hij niets weet van de door Automotive overgelegde Whatsapp gesprekken en dat de vordering is verjaard.
Tussen partijen is een overeenkomst tot stand gekomen
4.3.
De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde] dat hij betwist dat tussen hem en Automotive een overeenkomst tot stand is gekomen. Automotive heeft ter onderbouwing van zijn vordering facturen en WhatsApp gesprekken overgelegd met een persoon genaamd ‘ [gedaagde] ’. De stelling van [gedaagde] dat de WhatsApp correspondentie hem niet bekend is volgt kantonrechter niet. Hij heeft zijn stelling niet verder toegelicht of onderbouwd. Hiermee wordt voorbijgegaan aan die blote stelling en gaat de kantonrechter ervan uit dat de ‘ [gedaagde] ’ in de WhatsApp correspondentie met Automotive en [gedaagde] , gedaagde partij in deze zaak dezelfde persoon zijn. [gedaagde] voert bij conclusie van dupliek nog aan dat de WhatsApp correspondentie vervalst zou kunnen zijn, maar dat is te laat.
4.4.
Of er een overeenkomst tot stand is gekomen, hangt af van de bedoeling van partijen en van wat partijen over en weer tegenover elkaar hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval van beslissende betekenis. Vast staat dat [gedaagde] een afspraak heeft gemaakt met Automotive om de auto langs te brengen. Uit de WhatsApp correspondentie blijkt vervolgens dat [gedaagde] met de auto bij Automotive is geweest en dat hij daarvoor via WhatsApp een factuur heeft gestuurd aan [gedaagde] . Partijen communiceren vervolgens nog over betaling hiervan. De kantonrechter is van oordeel dat Automotive hiermee voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft in dat kader nog gesteld dat hij een BMW 5 serie rijdt en geen Mini Cooper. Ook deze stelling heeft hij niet toegelicht of onderbouwd. Bovendien doet dit niets af aan de mogelijkheid dat [gedaagde] in 2022 wel een Mini Cooper reed en dit ook aannemelijk is omdat [gedaagde] het in de WhatsApp correspondentie veelvuldig heeft over een “
mini” en onder andere schrijft: “
Hey [naam] we hebben momenteel 3 autos”, gevolgd door “
De polo heeft plaatst gemaakt voor de volvo maar gaat in de verkoop”.
De overeenkomst kwalificeert als een overeenkomst van aanneming van werk
4.5.
Partijen verschillen daarnaast nog van mening over de kwalificatie van de overeenkomst. Automotive stelt dat sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk en de kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] lijkt te stellen dat sprake is van een consumentenkoopovereenkomst.
4.6.
Van belang hiervoor is of deze overeenkomst tussen Automotive en [gedaagde] valt onder het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW. Dit artikel regelt de samenloop van aanneming van werk (artikel 7:750 e.v. BW) en koop van een roerende zaak. In artikel 7:5 lid 4 BW staat dat als een te leveren roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht en de overeenkomst op grond waarvan deze zaak moet worden geleverd voldoet aan de omschrijving van artikel 7:750 BW, de overeenkomst mede als een consumentenkoop aangemerkt moet worden wanneer er sprake is van een overeenkomst tussen een aannemer die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en (kort gezegd) een consument. Volgens dit artikel zijn de bepalingen van consumentenkoop en aanneming van werk naast elkaar van toepassing, maar bij tegenstrijdigheid tussen die de bepalingen, gaan de regels van consumentenkoop voor. Of een overeenkomst binnen het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW valt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
4.7.
In deze zaak heeft [gedaagde] met Automotive een overeenkomst gesloten voor reparatiewerkzaamheden aan zijn auto. Het enkele feit dat voor de reparatiewerkzaamheden ook de daarvoor benodigde materialen geleverd zijn, is onvoldoende om deze overeenkomst onder het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW te brengen. Voor de toepassing van dat artikel is vereist dat de overeenkomst betrekking heeft op een voor de consument individueel of op maat te maken (roerend) goed, maar [gedaagde] heeft niets gesteld waaruit blijkt dat daarvan sprake is. Dat bij de uitvoering van de werkzaamheden gebruik wordt gemaakt van materialen en dat deze in rekening worden gebracht, doet er niet aan af dat het hier gaat om een overeenkomst van aanneming van werk en niet (mede) om een consumentenkoop.
De informatieplichten zijn niet geschonden en er zijn geen oneerlijke bedingen
4.8.
Zoals hiervoor overwogen is de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk. Automotive handelde in het kader van zijn bedrijfsactiviteit en [gedaagde] is een natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten een bedrijfsactiviteit. Dit betekent dat de kantonrechter (zo nodig ambtshalve, dus ook als de consument daar niet om vraagt), moet toetsen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen uit het Europese en Nederlandse recht is nageleefd. In dit geval gaat het om de bepalingen over informatieplichten en oneerlijke bedingen.
4.9.
De kantonrechter stelt vast dat in dit geval de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn. Uit de processtukken leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst moet hebben beschikt over alle essentiële informatie, omdat die uit de context bleek, dan wel op duidelijke en begrijpelijke wijze door Automotive aan [gedaagde] was verstrekt. [gedaagde] heeft ook niet iets anders gesteld.
4.10.
De kantonrechter constateert verder dat er in dit geval geen algemene voorwaarden van toepassing zijn op de koopovereenkomst. Er zijn aldus geen bedingen overeengekomen die getoetst moeten worden.
De vordering is niet verjaard
4.11.
[gedaagde] voert verder aan dat sprake is van verjaring van de vordering omdat de onderdelen producten zijn. Gelet op wat hiervoor is overwogen betreft de tussen partijen gesloten overeenkomt geen consumentenkoop, maar een overeenkomst van aanneming van werk. Omdat artikel 7:5 lid 4 BW niet van toepassing is, geldt dus ook niet de voor consumentenkoop geldende verjaringstermijn van twee jaar. De vordering van Automotive, die ziet op betaling voor werkzaamheden, verjaart na verloop van vijf jaar nadat deze opeisbaar is geworden, behalve als die verjaring wordt gestuit. Stuiting vindt plaats door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.
4.12.
De facturen zijn gedateerd 5 juni 2022 en 23 juni 2022. Sinds 5 juni 2022 respectievelijk 23 juni 2022 is tot aan de dag van de dagvaarding nog geen vijf jaar verstreken. Dit verweer slaagt dus niet.
[gedaagde] moet de facturen betalen
4.13.
Automotive vordert betaling van de factuur van 5 juni 2022 van € 648,67 en betaling van de factuur van 23 juni 2022 van € 476,62, totaal € 1.125,29. Automotive heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] nog een betaling van € 50,00 heeft verricht zodat een totaal te betalen bedrag resteert van € 1.075,29. De kantonrechter constateert dat [gedaagde] de door Automotive uitgevoerde reparatiewerkzaamheden en de (juistheid en de hoogte van de) facturen van Automotive op zichzelf niet betwist, zodat dit bedrag voor toewijzing gereed ligt.
4.14.
De overige verweren hoeven verder niet meer besproken te worden, omdat deze niet tot een ander oordeel leiden.
De hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten worden toegewezen
4.15.
De vordering tot betaling van de hoofdsom van € 1.072,29 zal de kantonrechter, gelet op wat hiervoor is overwogen, toewijzen.
4.16.
Automotive stelt dat [gedaagde] wettelijke rente over de hoofdsom aan hem verschuldigd is vanaf 7 juli 2022. Hoewel [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, wijst de kantonrechter niet de volledig gevorderde rente toe. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat de door Automotive gestelde datum van verzuim niet juist is. Omdat onduidelijk is met ingang van welke datum [gedaagde] met de betaling van de aan de hoofdsom onderliggende facturen in verzuim is, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
4.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Automotive worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,94
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
669,44

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Automotive te betalen een bedrag van € 1.075,29, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf 17 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 669,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.