ECLI:NL:RBNHO:2025:3319

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11279118 \ CV EXPL 24-2915
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aanneming van werk en prijs voor grondwerkzaamheden in de tuin

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vennootschap onder firma [de VOF] en de gedaagden over de prijs voor grondwerkzaamheden die [de VOF] heeft verricht in de tuin van de gedaagden. De kantonrechter oordeelt dat er geen vaste prijs of richtprijs is overeengekomen, waardoor de gedaagden een redelijke prijs verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de informatieverplichting van artikel 6:230l BW, wat leidt tot een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst en een prijsvermindering van 20%. De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een dagvaarding, conclusie van antwoord, en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de factuur van [de VOF] niet buitensporig is en dat de gedaagden gehouden zijn tot betaling van de factuur, met inachtneming van de prijsvermindering. De gedaagden zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11279118 \ CV EXPL 24-2915 TB
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[de VOF],
te Heerhugowaard,
eisende partij,
hierna te noemen: [de VOF] ,
gemachtigde: S. Baldinger,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: K.W.A. van der Meer.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om de vraag welke prijs gedaagden moeten betalen voor grondwerkzaamheden die eiseres heeft verricht in hun tuin. De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat partijen een vaste prijs of richtprijs zijn overeengekomen. Gelet hierop zijn gedaagden een redelijke prijs verschuldigd. De kantonrechter neemt hierbij de factuur van eiseres tot uitgangspunt. Er is sprake van een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte. Eisende partij heeft niet voldaan aan de informatieverplichting van artikel 6:230l sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom wordt de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, met een prijsvermindering van 20% tot gevolg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 9 augustus 2024
- de conclusie van antwoord van 25 september 2024
- het tussenvonnis van 9 oktober 2024
- de akte overlegging producties van [de VOF] van 24 februari 2025
- de akte overlegging producties van [de VOF] van 26 februari 2025
- de mondelinge behandeling van 27 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] hebben een nieuwbouwwoning gekocht op het adres [adres] in [woonplaats] . De woning stond tijdens de bouw bekend als bouwkavel nummer [nummer] , van het nieuwbouwproject [naam] . [de VOF] heeft in deze nieuwbouwwijk bij diverse woningen grondwerkzaamheden in de tuinen verricht.
2.2.
Op 19 april 2023 hebben [gedaagden] per e-mail een offerte opgevraagd bij [de VOF] voor het afgraven van 20 cm en het opvullen van straatwerk met straatzand, het afgraven van een oprijpad en het opvullen door middel van steen/puinkorrel en het straatzand en het afgraven van een trampoline gat (rond). [gedaagden] hebben ter illustratie tekeningen bijgevoegd met afmetingen.
2.3.
Op 23 april 2023 heeft [de VOF] per e-mail gereageerd dat – samengevat – zij veel aanvragen voor offertes uit dezelfde straat heeft ontvangen en daarom niet voor iedereen apart een offerte berekenen. Verder schrijft [de VOF] :
‘Hierbij sturen wij de prijzen voor de eventuele grondwerkzaamheden.
Wij hebben het berekent met stelposten omdat dan een ieder kan bereken wat hun kosten zullen worden.
Materialen:
Zand 25,00 per kuub ex btw en ex transport
Steenkorrel 20,00 per kuub ex btw
Afvoer grond 25,00 per kuub ex btw
Aanvoer teelt aarde 17,50 per kuub ex btw
Machines:
Midikraan 70,00 per uur ex btw.
Tractor + kipper 75,00 per uur ex btw.
Laser + trilplaat 100,00 per dag ex btw.
(…)
Bovengenoemde tijden kunnen alleen als er doorgang is via de achterzijde van de kavels.’
2.4.
Op 23 april 2023 volgt door [gedaagden] een reactie op de e-mail van [de VOF] :
‘(…) Echter zeggen de prijzen welke je hebt doorgegeven mij helaas weinig.
  • Ik heb geen idee hoeveel kub in mijn tuin gaat.
  • Daarnaast de prijzen voor machines: zijn al deze machines altijd nodig?
  • Betekend dit dat als mijn tuin 2 dagen kost, de prijs 70 + 75 = 145 per uur = 16 uur x 145 = 2320 euro + 200 euro (trilplaat en laser) = 2520 euro?
  • is dit inclusief arbeid of alleen machines?
  • zand is exclusief transport, hoeveel komt hier ongeveer nog bovenop?
Een richtprijs voor de werkzaamheden zou ons enorm helpen gebasseerd op de wensen in de plattegrond.’
2.5.
[de VOF] reageert vervolgens diezelfde dag:
‘Een kuub is 1 meter bij 1 meter bij 1 meter.
De machines die we genoemd hebben zijn nodig.
Klopt wat je hebt opgeschreven over de prijzen van de machines.
De manuren zitten bij de machines in.
Zand is exclusief transport maar dat hangt ervan af hoeveel kuub zand je nodig hebt.
€ 25,00 zand per kuub.
Daar kom dan €75,00 tractor + kipper bij.
Als goed is kun je nu zelf een beetje uit rekenen wat de kosten worden naar jullie ideeën van de tuin.
Wij kunnen nu ook nog niet zeggen wat het precies kost want wij kunnen nu ook nog niet bij de tuinen kijken. Want er is nog niks opgeleverd van huizen.’
2.6.
Op 25 mei 2023 hebben [gedaagden] een e-mail aan [de VOF] gestuurd:
‘Begreep dat voor de noord-kant een keer een avond is afgesproken om te kijken op locatie en van daaruit een definitieve offerte op te stellen. Is dit ook jullie plan voor de zuid-kant? En zo ja, wanneer staat dat gepland?’.In reactie op die mail schrijft [de VOF] aan [gedaagden] – samengevat – dat die avond ook voor de zuid-kant was en dat binnenkort zal worden gestart met de eerste tuinen en [de VOF] daar dan toch al is dus kan hij worden aangesproken of worden afgesproken om de wensen te bespreken.
2.7.
Op 23 augustus 2023 is [de VOF] gestart met werkzaamheden aan de tuin van
[gedaagden]
2.8.
Op 3 oktober 2023 heeft [de VOF] een factuur gestuurd aan [gedaagden] voor € 6.667,10 met omschrijving:
‘Grondwerkzaamheden tuin kavel 20
Kx042 1.040
Tractor + kipper 1.120
Laser + trilplaat 100
Wegendoek 100
Steenkorrel geleverd 400
Zand geleverd 1.050
Afvoer grond 1.700
subtotaal € 5.510
Totaal incl. 21 % btw € 6.667,10
2.9.
In reactie op de factuur mailen [gedaagden] aan [de VOF] diezelfde dag: ‘
Wij schrikken wel van deze factuur. Volgens ons klopt er iets niet in jullie berekening. Zou je voor mij per bedrag op de factuur kunnen aangeven hoe deze is opgebouwd? Ook welke dagen / uren jullie hebben gerekend voor de huur van de appratuur?’.
2.10.
Op 6 november 2023 volgt een reactie van [de VOF] met een specificatie van de factuur:
Kx042 14,85 uur x € 70,00 = € 1039,50
Tractor + kipper 14,93 uur x € 75,00 = € 1119,75
20 m3 steenkorrel x € 20,00 = € 400,00
42 m3 zand x € 25,00 = € 1050,00
68 m3 afvoer grond x € 25,00 = € 1700
2.11.
Op 16 november 2023 en op 30 november 2023 heeft [de VOF] een herinnering gestuurd voor betaling van de factuur van 3 oktober 2023.
2.12.
[gedaagden] hebben de factuur onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[de VOF] vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 7.674,60 (€ 6.667,10 aan hoofdsom, € 299,14 aan wettelijke rente en € 708,36 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[de VOF] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Tussen [de VOF] en [gedaagden] is een overeenkomst tot aanneming van werk tot stand gekomen op basis waarvan [de VOF] grondwerkzaamheden heeft verricht in de tuin van [gedaagden] zijn tekortgeschoten, omdat er tot op heden niet is betaald. [de VOF] vordert nakoming van de betalingsverplichting van [gedaagden]
3.3.
[gedaagden] voeren het volgende aan. [gedaagden] vinden dat zij geen duidelijkheid hebben verkregen over de te betalen prijs en de uit te voeren grondwerkzaamheden. Ondanks meerdere verzoeken hebben zij geen offerte van [de VOF] ontvangen. [gedaagden] hebben naar aanleiding van wat eenheidsprijzen die zij hebben gekregen van [de VOF] zelf een inschatting gemaakt van bepaalde kosten voor de grondwerkzaamheden in de tuin. Zij kwamen uit op € 2.520,00 en hebben dit aan [de VOF] voorgelegd, maar hier is geen reactie op gekomen zodat [gedaagden] in de veronderstelling zijn gelaten dat zij hiermee in de goede richting zaten. [gedaagden] betwisten de hoogte van de factuur omdat het aantal gewerkte uren niet klopt. Daarnaast zijn [gedaagden] van mening dat [de VOF] de werkzaamheden niet dan wel niet goed heeft uitgevoerd. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen zij naar een verklaring van Stratenmakersbedrijf M. Koning.

4.De beoordeling

4.1.
De essentie van dit geschil is dat [de VOF] volgens [gedaagden] onvoldoende transparant is geweest. Op de verschillende aspecten hiervan, zal de kantonrechter hierna ingaan.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagden] uiteindelijk mondeling ermee hebben ingestemd dat [de VOF] grondwerkzaamheden ging verrichten in hun tuin. Hierdoor is een overeenkomst ontstaan die is aan te merken als een overeenkomst van aanneming van werk. Dat hierbij aanvullende voorwaarden zijn overeengekomen is niet vast komen te staan.
[de VOF] heeft de overeenkomst met [gedaagden] gesloten in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten waarbij [gedaagden] als consumenten optraden. Dat betekent dat het consumentenrecht van afdeling 2b van titel 5 van Boek 6 BW van toepassing is. In deze zaak betekent dit concreet dat moet worden getoetst aan artikel 6:230l BW.
De kantonrechter legt hierna uit waarom dit de toepasselijke bepaling is en vervolgens wat het toetsingskader van artikel 6:230l BW inhoudt.
4.3.
Artikel 6:230l BW is van toepassing op overeenkomsten die geen overeenkomst op afstand zijn en ook niet buiten de verkoopruimte zijn gesloten (steeds zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e en f BW). In dit geval is geen sprake van een overeenkomst op afstand omdat – zoals tussen partijen niet in geschil is – [de VOF] meermaals met [gedaagden] per e-mail heeft gecommuniceerd over de voor [gedaagden] te verrichten grondwerkzaamheden. Ook is, gelet op de specifieke omstandigheden van dit geval, geen sprake van een overeenkomst buiten de verkoopruimte. Ter zitting is door partijen een toelichting gegeven op de situatie voorafgaand aan de start van de werkzaamheden door [de VOF] op 23 augustus 2023. Op enig moment, de dag voor of de ochtend van 23 augustus 2023 hebben [gedaagden] aan [de VOF] mondeling akkoord gegeven voor het verrichten van grondwerkzaamheden in hun tuin. Hierna is [de VOF] gestart met de grondwerkzaamheden. Hoewel de overeenkomst dus uiteindelijk mondeling buiten de verkoopruimte is gesloten, weegt de kantonrechter in belangrijke mate mee dat geruime tijd hieraan voorafgaand door partijen steeds per e-mail contact is geweest en dat het akkoord toevalligerwijs mondeling is gegeven. [gedaagden] hebben zich dus gedurende langere tijd kunnen bezinnen op de beslissing om al of niet met [de VOF] een samenwerking aan te gaan. De bescherming die een consument toekomt bij het sluiten van een overeenkomst buiten de verkoopruimte, is voorbehouden aan consumenten die onder mogelijke psychologische druk staan of te maken krijgen met een verrassingselement omdat van hen wordt gevraagd dadelijk een beslissing te nemen over het aangaan van een overeenkomst [1] . Die situatie heeft zich in dit geval niet voorgedaan. Moeilijk voorstelbaar is dat [gedaagden] waren verrast door de aanwezigheid van [de VOF] op 23 augustus 2023 in hun tuin. In de weken daarvoor had [de VOF] al bij vele tuinen in de straat werkzaamheden verricht en de dag ervoor was zij bij de buren werkzaam geweest.
4.4.
Er is dus geen sprake van een overeenkomst op afstand en ook niet van een overeenkomst die is gesloten buiten de verkoopruimte. Dat betekent dat in deze zaak moet worden getoetst aan artikel 6:230l, aanhef en onder c BW. Dit wetsartikel bepaalt – kort gezegd – dat een handelaar verplicht is om voor het aangaan van een overeenkomst met een consument op een duidelijke en begrijpelijke wijze informatie aan de consument te verstrekken over de totale prijs van de dienst die hij wil verlenen. Als dat niet goed mogelijk is, dan moet de handelaar in ieder geval inzicht geven in de wijze waarop de prijs moet worden berekend.
4.5.
[de VOF] heeft gesteld dat zij heeft voldaan aan de hiervoor genoemde precontractuele informatieplichten. [de VOF] heeft daartoe ter zitting aangevoerd dat de prijs van de werkzaamheden is weergegeven in de e-mail die op 2 april 2023 aan [gedaagden] is toegestuurd en in de e-mail van 23 april 2023. Omdat het om werkzaamheden op regiebasis gaat, heeft [de VOF] alle onderdelen van het werk en de materialen apart opgesomd met een prijs per tijdseenheid of per kubieke meter. [gedaagden] konden alles zelf berekenen met deze prijzen en kubieke meters.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat uit deze toelichting niet voldoende blijkt dat [de VOF] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst aan de informatieplicht(en) als bedoeld in artikel 6:230l onder c BW heeft voldaan. [de VOF] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij aan de informatieverplichtingen heeft voldaan, als productie vijf bij de dagvaarding een algemene prijsopgave in het geding gebracht en bij nadere akte een e-mail die de buurvrouw/contactpersoon heeft gestuurd bij wijze van een offerte voor alle tuinen. [gedaagden] stellen echter dat zij meermaals een verzoek om een offerte hebben gedaan omdat zij niet zelf in staat waren een berekening te maken. Dit blijkt ook uit de door partijen overgelegde correspondentie. De kantonrechter is van oordeel dat uit voornoemde prijsopgave en de mailberichten zoals onder 2.2 en 2.3. zijn vermeld, onvoldoende kan worden afgeleid wat de prijs voor de werkzaamheden (ongeveer) zal worden. Voor [gedaagden] was niet op voorhand duidelijk gedurende welke tijd de betreffende apparatuur zou worden ingezet voor de werkzaamheden in hun tuin en ook is het voor hen als consument lastig om te bepalen hoeveel eenheden van het opgesomde materiaal nodig zijn. Daarbij komt dat in deze prijsopgave wel per kavel een schatting is gemaakt van het aantal uren werk, maar de kavel van [gedaagden] (kavel [nummer] ) daarbij niet is vermeld. Ook is niet gebleken dat [de VOF] nadat zij in meerdere tuinen in de straat werkzaamheden had verricht, een inschatting van de prijs aan [gedaagden] heeft gegeven.
Uit deze gang van zaken volgt dan ook dat [de VOF] de informatie over de prijs voor zijn werkzaamheden niet op duidelijke wijze aan [gedaagden] heeft medegedeeld, terwijl dit wel van haar mocht worden verwacht. [de VOF] heeft daarom de precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 sub e BW geschonden.
4.7.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en onder meer het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Hieruit volgt dat de kantonrechter aan een dergelijke schending ambtshalve een sanctie moet verbinden in de vorm van een (gedeeltelijke) vernietiging van de overeenkomst. Dit is geconcretiseerd in de Richtlijn Sanctiemodel (pre)contractuele informatieverplichtingen.
4.8.
In dit geval is sprake van één schending van een essentiële informatieverplichting. Met inachtneming van voornoemde jurisprudentie en beginselen is naar het oordeel van de kantonrechter gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst in de zin van 20% prijsvermindering op zijn plaats. Waar dit toe leidt in dit geval, komt verder in dit vonnis aan de orde.
Factuurbedrag redelijk?
4.9.
[gedaagden] betogen verder dat de hoogte van de factuur niet klopt. [de VOF] betwist dit. Gelet op de e-mail van [gedaagden] van 19 april 2023 en de feitelijke situatie met uitleg bij aanvang van de werkzaamheden is de kantonrechter van oordeel dat de omvang van de werkzaamheden voor partijen voldoende duidelijk was. De vraag is of sprake is van een redelijke prijs voor die werkzaamheden. Als bij het sluiten van een overeenkomst tot aanneming van werk geen prijs is afgesproken, is de opdrachtgever namelijk een redelijke prijs verschuldigd [2] . [de VOF] heeft het factuurbedrag gespecificeerd in de opgave van 6 november 2023.
4.10.
[gedaagden] hebben aangevoerd dat [de VOF] minder uren heeft gewerkt dan de gefactureerde uren. Ter onderbouwing van hun standpunt hebben zij een staatje gemaakt op basis van gestelde waarneming door [gedaagde 2] en de buren van de duur van de werkzaamheden, en op basis van een vergelijking van hun factuur met de facturen van de buren. Deze facturen zijn niet overgelegd en betwist is dat de gestelde waarneming sluitend is.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] de factuur van [de VOF] onvoldoende gemotiveerd hebben betwist. Het aantal uren dat door [de VOF] in rekening is gebracht komt de kantonrechter, gelet op de specificatie van [de VOF] en de daarbij gegeven toelichting ter zitting niet als buitensporig voor. [de VOF] heeft toegelicht dat hij de gefactureerde uren heeft afgelezen van de GPS-trackers in zijn machines en de opgemaakte urenstaten. Dat deze onjuist zijn, is niet gebleken. De kantonrechter gaat daarom uit van het aantal uren dat door [de VOF] aan [gedaagden] is gefactureerd. Dit geldt ook voor de verrichte werkzaamheden en gebruikte materialen.
4.11.
Verder stellen [gedaagden] dat de kosten lager zouden zijn als [de VOF] voor meerdere buren tegelijk de werkzaamheden in de tuinen kon combineren. Volgens [de VOF] heeft zij scherpe prijzen gehanteerd.
Voor zover [gedaagden] hebben bedoeld om met de offerte van een ander bedrijf te onderbouwen dat de factuur te hoog is, gaat dit niet op. Dat zij een offerte van een ander bedrijf hebben ontvangen voor een lager bedrag, levert immers nog geen bewijs op voor de omstandigheid dat het bedrag dat [de VOF] heeft gefactureerd te hoog is. Ook blijkt uit deze offerte onvoldoende dat het hierbij qua omvang om dezelfde werkzaamheden gaat als de werkzaamheden die [de VOF] heeft verricht. Het bevat ook andere posten dan de factuur van [de VOF] . Afgezien daarvan is niet gebleken dat partijen een groepskorting of iets soortgelijks zijn overeengekomen,
4.12.
Ten aanzien van de klachten van [gedaagden] dat het werk niet dan wel niet goed is uitgevoerd, geldt het volgende. Afgezien van het antwoord op de vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst, geldt dat de enkele tekortkoming op zichzelf niet maakt dat de opdrachtgever daardoor is bevrijd van zijn betalingsverplichting. Daarvoor is een beroep op opschorting, ontbinding of schadevergoeding vereist. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Omdat [gedaagden] geen juridische consequenties in voormelde zin hebben verbonden aan de gestelde tekortkomingen, zijn zij gehouden tot nakoming van hun betalingsverplichting uit hoofde van de overeenkomst.
4.13.
Op de zitting hebben [gedaagden] verder aangevoerd dat het werk nog niet af was. Gelet op de toelichting van [de VOF] ter zitting over de verrichte werkzaamheden in combinatie met het feit dat niet is gebleken dat [gedaagden] [de VOF] (tijdig) hierop hebben aangesproken, is deze stelling niet komen vast te staan. De kantonrechter volgt het standpunt van [de VOF] dat op het moment dat de factuur aan [gedaagden] werd verzonden de werkzaamheden waren afgerond.
Conclusie
4.14.
Gelet op dit alles is de kantonrechter van oordeel dat [de VOF] met de specificatie van de werkzaamheden en de toelichting ter zitting voldoende gemotiveerd heeft toegelicht waarom de prijs die zij voor de verrichte werkzaamheden heeft gefactureerd een redelijke prijs in de zin van artikel 7:752 BW is. Wel is de kantonrechter van oordeel dat [de VOF] , met de door haar gevolgde werkwijze, onvoldoende transparant heeft gehandeld tegenover [gedaagden] als consument. Dit leidt ertoe dat de betalingsverplichting van [gedaagden] zal worden verminderd met 20% van de oorspronkelijk gevorderde hoofdsom.
4.15.
Gelet op het voorgaande is van de oorspronkelijke hoofdsom van € 6.667,10 een bedrag van € 5.333,68 (€ 6.667,10 x 0,80) toewijsbaar.
4.16.
[de VOF] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [de VOF] heeft aan [gedaagden] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagden] zullen worden veroordeeld. Dit bedraagt € 641,68.
4.17.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat [de VOF] die rente, gelet op de toewijsbare hoofdsom, over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
4.18.
[gedaagden] zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de VOF] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.449,37
4.19.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [de VOF] te betalen een bedrag van € 5.975,36, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.333,68, met ingang van
9 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.449,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Voetnoten

1.Zie voor deze uitleg de Memorie van Toelichting bij de Implementatiewet richtlijn consumentenrechten
2.Artikel 7:752 BW.