ECLI:NL:RBNHO:2025:3329

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
15/208808-24, 15/187685-24 en 13/125734-24, 15/078750-23 en 15/205088-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in jeugdstrafrecht wegens afpersing en geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere geweldsdelicten en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 256 dagen, gelijk aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing in vereniging en diefstal met geweld, waarbij hij samen met anderen een minderjarig slachtoffer heeft bedreigd en gedwongen zijn telefoon en geld af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en bedreiging met zware mishandeling van politieambtenaren tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de afpersing, toegewezen tot een bedrag van € 1.720,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft verder vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met medeverdachten, om de maatschappij te beschermen en herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 15/208808-24, 15/187685-24 en 13/125734-24, 15/078750-23 (tul) en 15/205088-23 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 14 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 28 februari 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [land] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
nu gedetineerd in Forensisch Centrum [forensisch centrum] .
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[de OvJ] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
Op de zitting is verder het woord gevoerd door [vertegenwoordiger van de raad] van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) en [vertegenwoordiger van de William Schrikker] van de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna te noemen: WSJ).
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij
[de benadeelde partij 1] .

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/208808-24
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon van wiens naam op dit moment nog onbekend is, te weten de zoon van [de benadeelde partij 1] , heeft
gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon en/of één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan voornoemd persoon en/of een derde toebehoorde(n) door
- voornoemd persoon te achtervolgen en/of
- tegen voornoemd persoon te roepen 'hé' en/of voornoemd persoon op de
schouder te tikken en/of tegen voornoemd persoon te zeggen dat hij moest meelopen en/of
- aan voornoemd persoon te vragen of hij iets bij zich had en/of
- voornoemd persoon te sommeren zijn telefoon te overhandigen en/of
- tegen voornoemd persoon te zeggen dat hij zijn bankierenapp moest openen en/of
- tegen voornoemd persoon te zeggen dat hij moest doen wat zij zeiden en daarbij voornoemd persoon te omsingelen en/of
- tegen voornoemd persoon te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben en/of
- voornoemd persoon te dwingen zijn bankierenapp te openen en/of
- de telefoon van voornoemd persoon voor zijn gezicht te houden om de bankierenapp middels Face-ID te ontgrendelen en/of
- door een betalingsverzoek (Tikkie) verstuurd vanaf de telefoon van verdachte(n) te accepteren en/of
- ( opnieuw) tegen voornoemd persoon te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben en/of
- daarbij een dreigende (stekende) beweging te maken,
en/of
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon en/of één of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [de benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen invullen2, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door
- aan voornoemd persoon te vragen of hij iets bij zich had en/of
- voornoemd persoon te sommeren zijn telefoon te overhandigen en/of
- tegen voornoemd persoon te zeggen dat hij zijn bankierenapp moest openen en/of
- tegen voornoemd persoon te zeggen dat hij moest doen wat zij zeiden en daarbij voornoemd persoon te omsingelen en/of
- tegen voornoemd persoon te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben en/of
- voornoemd persoon te dwingen zijn bankierenapp te openen en/of
- de telefoon van voornoemd persoon voor zijn gezicht te houden om de bankierenapp middels Face-ID te ontgrendelen en/of
- door een betalingsverzoek (Tikkie) verstuurd vanaf de telefoon van verdachte(n) te accepteren en/of
- ( opnieuw) tegen voornoemd persoon te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben en/of
- daarbij een dreigende (stekende) beweging te maken.
Ten aanzien van parketnummer 15/187685-24
Feit 1:hij op of omstreeks 25 april 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, openlijk, te weten in winkelcentrum [het winkelcentrum] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [de benadeelde partij 2] en/of [de benadeelde partij 3] , door hen
- een of meermaals te slaan en/of
- een of meermaals te duwen;
Feit 2:hij op of omstreeks 7 juni 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 april 2024, gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland door in strijd met het daarin omschreven locatieverbod het winkelcentrum [het winkelcentrum] te betreden;
Feit 3:hij op of omstreeks 7 juni 2024 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer [de benadeelde partij 4] (Aspirant politie Noord-Holland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [de benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen
- dat als hij de handboeien af zou doen dat hij hem een stoot op zijn kaak zou geven en
- “ laat jouw gezicht zien jij bent de lul, Hulpagentje, uit welke buurt kom je dan ben je de lul, Kankervent”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 13/125734-24
Feit 1:hij op of omstreeks 27 april 2023 te Amsterdam openlijk, te weten, in het [plaats] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [de benadeelde partij 5] en/of [de benadeelde partij 6] door die [de benadeelde partij 5] en/of [de benadeelde partij 6] :
- te slaan
- te schoppen
- te steken met een kam
- te duwen en/of
- vast te pakken;
Feit 2:hij op of omstreeks 27 april 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [de benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [de benadeelde partij 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [de benadeelde partij 5] vast te pakken, te slaan, te schoppen, te duwen en/of te steken met een kam.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder parketnummers 15/208808-24, 15/187685-24 en 13/125734-24 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 15/187685-24 ten laste gelegde feit 3 partieel moet worden vrijgesproken van de woorden: “dat als hij de handboeien af zou doen dat hij hem een stoot op zijn kaak zou geven”, nu dit volgens de officier van justitie geen bedreiging met zware mishandeling oplevert.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummers 15/208808-24, 15/187685-24 en 13/125734-24 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsmotiveringen
Ten aanzien van parketnummer 15/208808-24
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niks te maken heeft met de geldbedragen die van het slachtoffer zijn weggenomen door middel van Tikkies. Hij heeft hierbij aangegeven dat zijn bankrekening op zijn eigen telefoon geblokkeerd is en zijn bankrekening op de telefoon van een vriend staat.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het dossier en wat op de zitting is behandeld leidt de rechtbank af dat er sprake is van de navolgende feiten en omstandigheden. Op 24 juni 2024 gaat het slachtoffer met de bus van [plaats] naar [plaats] . In de bus zit ook een groep van ongeveer acht jongens. Dit heeft de verdachte op de zitting ook bevestigd. Bij een bushalte in [plaats] stapt het slachtoffer uit waarna ook de groep jongens uitstapt. De groep loopt achter het slachtoffer aan en er wordt gezegd dat hij mee moet lopen. Vervolgens gaan de verdachten om het slachtoffer heen staan en wordt hem gevraagd of iets bij zich heeft. Dan wordt hij gesommeerd tot het geven van zijn telefoon. Een van de jongens die de telefoon krijgt, ziet een ING applicatie en sommeert het slachtoffer deze te openen. Op de lopende betaalrekening staat een bedrag van ongeveer € 900,00 en op de spaarrekening een bedrag van € 22.000,00 . (Naar later blijkt, betreft dit de bankrekening van de vader van het slachtoffer.) Vervolgens wordt de telefoon voor het gezicht van het slachtoffer gehouden, waarna de applicatie wordt geopend door middel van face-ID. Een van de jongens maakt daarna via een telefoon door middel van een Tikkie QR-code drie keer een geldbedrag van in totaal € 1.720,00 over van de geopende rekening.
De vader van het slachtoffer heeft later op het betaaloverzicht van zijn bankrekening gezien dat de geldbedragen zijn overgeschreven op een bankrekening ter name van [de verdachte] , zijnde de verdachte.
Uit de opgevraagde historische transactiegegevens van de bankrekening van de verdachte is gebleken dat, na het ontvangen van het geld van het slachtoffer, diverse bedragen worden overgemaakt van de bankrekening naar de spaarrekening van de verdachte. Uit de gegevens van de mobiele telefoon van de verdachte blijkt verder dat ten tijde van het gepleegde feit meerdere keren gebruik is gemaakt van de applicatie Tikkie en de GPS gegevens van de telefoon tonen aan dat het toestel van de verdachte zich ten tijde van het delict in de directe omgeving van de plaats delict bevond.
De rechtbank stelt concluderend vast dat de verdachte constant onderdeel heeft uitgemaakt van de groep die zich bedreigend heeft opgesteld tegenover het slachtoffer waarbij zijn telefoon en geldbedragen afhandig zijn gemaakt. Verder wordt op een bankrekening op naam van de verdachte meerdere keren een geldbedrag overgeschreven van de bankrekening van het slachtoffer en worden kennelijk via de telefoon van de verdachte, welke telefoon bovendien constant in de buurt is van het incident, Tikkies met dezelfde geldbedragen verstuurd.
Gelet op al het voorgaande in onderling verband en onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niks te maken heeft met de geldbedragen die van het slachtoffer zijn weggenomen door middel van Tikkies, en dat zijn bankrekening op de telefoon van een vriend staat omdat zijn bankrekening op zijn eigen telefoon geblokkeerd is, als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Daar komt bij dat de verdachte niet wil verklaren hoe die vriend heet, zodat deze verklaring niet geverifieerd kan worden.
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een afpersing van een telefoon en een diefstal met bedreiging van geweld van meerdere geldbedragen.
Ten aanzien van parketnummer 15/187685-24, feit 3
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij wel boos was tijdens zijn aanhouding en daarbij ook lelijke dingen heeft gezegd maar dat hij de verbalisant niet heeft bedreigd.
De rechtbank gaat op grond van het dossier en wat op de zitting is besproken uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 7 juni 2024 zien verbalisanten [de benadeelde partij 4] en [verbalisant ] de verdachte lopen in het winkelcentrum [het winkelcentrum] in [plaats] . De verdachte heeft op 30 april 2024 een gedragsaanwijzing, zijnde een gebiedsverbod voor de betreffende locatie, gekregen. De verbalisanten houden de verdachte aan wegens overtreding van dit verbod. Deze aanhouding gaat gepaard met licht verzet waarbij de verdachte ook bepaalde uitlatingen doet. Op de zitting heeft de verdachte hierover aangegeven dat hij boos was en tegen verbalisant [de benadeelde partij 4] onder meer heeft gezegd dat “als hij hem de handboeien af zou doen hij hem een stoot op zijn kaak zou geven” en “ik onthoud jouw gezicht wel”. Zowel verbalisant [de benadeelde partij 4] als [verbalisant ] horen de verdachte daarbij ook zeggen: “laat jouw gezicht zien jij bent de lul, hulpagentje, uit welke buurt kom je dan ben je de lul, kankervent”.
De bodycambeelden van de aanhouding zijn bekeken en daarop zijn soortgelijke bewoordingen te horen. De verklaring van de verdachte dat hij laatstgenoemde bewoordingen niet heeft gebruikt, wordt daarom door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven.
De rechtbank is van oordeel dat, voornoemde bewoordingen in onderling verband en onderlinge samenhang bezien in combinatie met de vijandige sfeer ten tijde van de aanhouding van de verdachte, als bedreiging met zware mishandeling kunnen worden opgevat en aldus bij verbalisant [de benadeelde partij 4] de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte hem iets zou aandoen. Zoals [de benadeelde partij 4] in zijn aangifte heeft benoemd voelde hij zich ook daadwerkelijk bedreigd. De rechtbank acht alles bij elkaar wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling van verbalisant [de benadeelde partij 4] door de hierna in de bewezenverklaring vermelde woorden.
Ten aanzien van parketnummer 13/125734-24
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij niet bij de daadwerkelijke vechtpartij op 27 april 2023 betrokken was en niet wist van de bedoeling om het slachtoffer te beroven van zijn telefoon.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier en wat op de zitting is besproken leidt de rechtbank af dat er sprake is van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 27 april 2023 bevinden het slachtoffer [de benadeelde partij 5] en zijn vriendin, het slachtoffer [de benadeelde partij 6] , zich samen met, onder meer, de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , op het [plaats] in [plaats] . Aldaar is ook een andere groep jongeren aanwezig waaronder de verdachte. Dit is op de zitting ook door de verdachte bevestigd.
De beide groepen begeven zich op een gegeven moment richting het [plaats] . Als [de benadeelde partij 6] terugkomt van het toilet hoort ze van de getuige [getuige 1] dat de jongens van de andere groep van plan zijn om [de benadeelde partij 5] te beroven. [getuige 1] verklaart bij de politie dat één van de jongens uit de groep tegen haar heeft gezegd: “Zorg dat [de benadeelde partij 5] (waarmee wordt bedoeld: [de benadeelde partij 5] ) diep het [plaats] in gaat, want dan kunnen wij hem racen”. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dit beroven betekent. [de benadeelde partij 6] geeft dit door aan [de benadeelde partij 5] en zij begeven zich vervolgens samen naar de uitgang van het park. Vlak voordat zij het [plaats] uitlopen, wordt [de benadeelde partij 5] aangevallen door de andere groep jongens, waaronder de verdachte. [de benadeelde partij 5] wordt door de jongens geschopt, geslagen, geduwd en gestoken met een afrokam.
De verdachte heeft hierover op de zitting verklaard dat hij [de benadeelde partij 5] heeft gevloerd. Na afloop blijkt dat [de benadeelde partij 5] ook is beroofd van zijn telefoon.
Vast staat dat de verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van de groep die geweld heeft
gepleegd tegen [de benadeelde partij 5] . Dit is door de verdachte op de zitting ook toegegeven. De
rechtbank is van oordeel dat ook vast staat dat de verdachte zich aldus tezamen en
in vereniging schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld en openlijke geweldpleging. Immers, de verdachte is vanaf het begin van het incident op het [plaats] tot aan de daadwerkelijke aanval op [de benadeelde partij 5] in het [plaats] onderdeel geweest van de aanvallende groep. Duidelijk is ook dat de verdachte in ieder geval (mede) betrokken is geweest bij het tegen [de benadeelde partij 5] uitgeoefende geweld bij de uitgang van het [plaats] waarbij de telefoon van [de benadeelde partij 5] is weggenomen. Zowel door [de benadeelde partij 5] als door [de benadeelde partij 6] is verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte [de medeverdachte 1] als een van de eersten van de groep die [de benadeelde partij 5] begon te stompen, steken en slaan, en aan zijn vest begon te trekken, af kwam rennen.
Zoals hiervoor is aangegeven blijkt uit de afgelegde getuigenverklaringen verder dat binnen
de groep van de verdachte het plan was ontstaan om [de benadeelde partij 5] te beroven.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet bij de daadwerkelijke vechtpartij betrokken was en niet wist van de bedoeling om het slachtoffer te beroven van zijn telefoon niet aannemelijk en schuift deze terzijde.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat er bij het door de verdachte
uitgeoefende geweld sprake is geweest van dusdanig nauwe en bewuste samenwerking dat
bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig heeft
gemaakt aan een diefstal met geweld en openlijke geweldpleging.
3.3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15/208808-24, 15/187685-24 en 13/125734-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/208808-24
hij op 24 juni 2024 te Hoofddorp tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld de zoon van [de benadeelde partij 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van zijn telefoon door
- voornoemd persoon te achtervolgen, en
- te roepen 'hé' en voornoemd persoon op de schouder te tikken en te zeggen dat hij moest meelopen, en
- te vragen of hij iets bij zich had, en
- te sommeren zijn telefoon te overhandigen, en
- te zeggen dat hij moest doen wat zij zeiden en daarbij voornoemd persoon te omsingelen, en
- te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben, en
- te dwingen zijn bankierenapp te openen, en
- de telefoon van voornoemd persoon voor zijn gezicht te houden om de bankierenapp middels Face-ID te ontgrendelen, en
- door een betalingsverzoek (Tikkie) verstuurd vanaf de telefoon van verdachte te accepteren, en
- opnieuw te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben, en
- daarbij een dreigende stekende beweging te maken,
en
hij op 24 juni 2024 te Hoofddorp tezamen en in vereniging met anderen, meerdere geldbedragen, die aan [de benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemd persoon te achtervolgen, en
- te roepen 'hé' en voornoemd persoon op de schouder te tikken en te zeggen dat hij moest meelopen, en
- te vragen of hij iets bij zich had, en
- te sommeren zijn telefoon te overhandigen, en
- te zeggen dat hij moest doen wat zij zeiden en daarbij voornoemd persoon te omsingelen, en
- te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben, en
- te dwingen zijn bankierenapp te openen, en
- de telefoon van voornoemd persoon voor zijn gezicht te houden om de bankierenapp middels Face-ID te ontgrendelen, en
- door een betalingsverzoek (Tikkie) verstuurd vanaf de telefoon van verdachte te accepteren, en
- opnieuw te zeggen dat als hij aangifte zou doen, hij een probleem zou hebben, en
- daarbij een dreigende stekende beweging te maken.
Ten aanzien van parketnummer 15/187685-24
Feit 1:hij op 25 april 2024 te Hoofddorp, openlijk, te weten in winkelcentrum [het winkelcentrum] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [de benadeelde partij 2] en [de benadeelde partij 3] , door hen
- meermaals te slaan en
- meermaals te duwen;
Feit 2:hij op 7 juni 2024 te Hoofddorp opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 30 april 2024, gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland door in strijd met het daarin omschreven locatieverbod het winkelcentrum [het winkelcentrum] te betreden;
Feit 3:hij op 7 juni 2024 te Hoofddorp [de benadeelde partij 4] (Aspirant politie Noord-Holland) heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [de benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen
- dat als hij de handboeien af zou doen hij hem een stoot op zijn kaak zou geven, en
- “ laat jouw gezicht zien jij bent de lul, Hulpagentje, uit welke buurt kom je dan ben je de lul, Kankervent”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 13/125734-24
Feit 1:
hij op 27 april 2023 te Amsterdam openlijk, te weten, in het [plaats] , in elk geval op de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [de benadeelde partij 5] en [de benadeelde partij 6] door die [de benadeelde partij 5] en/of [de benadeelde partij 6] :
- te slaan
- te schoppen
- te steken met een kam
- te duwen, en
- vast te pakken;
Feit 2:
hij op 27 april 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon, die aan [de benadeelde partij 5] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van
geweld tegen die [de benadeelde partij 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door die [de benadeelde partij 5] vast te pakken, te slaan, te schoppen, te duwen en te steken met een kam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/208808-24
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en,
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf/andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van parketnummer 15/187685-24
Feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.
Feit 3:
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 13/125734-24
Feit 1:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 2:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf en maatregelen

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van negen maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede tot een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (verder te noemen PIJ-maatregel) met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad in zijn rapport van 24 februari 2025. Daarnaast heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te bevelen.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr worden opgelegd, inhoudende dat de verdachte zich gedurende een periode van zes maanden niet bevindt in [plaats] , alsmede dat de verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de medeverdachte [de medeverdachte 1] opneemt, zoekt of heeft, op straffe van één week vervangende hechtenis bij elke overtreding hiervan, tot een maximum duur van zes maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en kan zich voor het overige vinden in het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De verdachte is ook bereid zich aan alle voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad, te houden. De raadsman heeft geen bezwaar gemaakt tegen het gevorderde contactverbod met de medeverdachte [de medeverdachte 1] in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, maar wel tegen het locatieverbod in die vorm. De verdachte heeft veel redenen om in [plaats] aanwezig te zijn, onder andere omdat zijn moeder en zussen daar woonachtig zijn en hij aldaar naar de orthodontist moet. De raadsman heeft voorgesteld alleen het winkelcentrum onder het locatieverbod te laten vallen en in ieder geval een uitzondering te maken voor het woonadres van de moeder van de verdachte.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf en maatregelen die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Strafwaardigheid van het handelen van de verdachte
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten zoals straatroven en openlijk geweld. Op 27 april 2023 in [plaats] worden de (destijds) minderjarige slachtoffers door meerdere jongens, waaronder de verdachte, geslagen, geschopt en gestoken met een afrokam, waarbij ook de telefoon van het slachtoffer [de benadeelde partij 5] is gestolen. Dan vindt op 25 april 2024 in Hoofddorp een vechtpartij plaats, waarbij de verdachte wederom geweld uitoefent op minderjarige slachtoffers. Zelfs nadat het slachtoffer [de benadeelde partij 2] gewond op de grond ligt, krijgt hij nog een klap in zijn gezicht van de verdachte. Het handelen van de verdachte en zijn mededaders heeft pijn bij de slachtoffers veroorzaakt en hun lichamelijke integriteit aangetast. Dit gewelddadige optreden in het openbaar wordt bovendien in de samenleving als schokkend ervaren en brengt sterke gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Vervolgens overtreedt de verdachte een naar aanleiding van laatstgenoemde vechtpartij opgelegde gedragsaanwijzing door zich op 7 juni 2024 in het winkelcentrum [het winkelcentrum] in [plaats] te begeven. Als de politie de verdachte aanhoudt, maakt hij zich schuldig aan bedreiging met zware mishandeling van een politieambtenaar.
Tot slot heeft de verdachte zich, terwijl hij in een schorsing van zijn voorlopige hechtenis liep, op 24 juni 2024 te Hoofddorp schuldig gemaakt aan afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging van weer een minderjarig slachtoffer. Het slachtoffer is achtervolgd door een groep jongens, waaronder de verdachte. Op enig moment is tegen het slachtoffer gezegd dat hij mee moest lopen en is hij omsingeld door de groep. Onder bedreiging van geweld wordt het slachtoffer vervolgens gedwongen zijn telefoon te geven en wordt via zijn telefoon een geldbedrag van € 1.720,00 overgemaakt naar de bankrekening van de verdachte via zogenoemde Tikkies. Uiteindelijk is de groep weggegaan met de telefoon van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen voor angst bij het slachtoffer gezorgd, maar ook aangetoond geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
De rechtbank rekent bovenstaande de verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van soortgelijke delicten (diefstal met geweld) is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 20 februari 2025 (hierna te noemen: de Forca rapportage), opgesteld door [psychiater] , kinder- en jeugdpsychiater en [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in dat bij de verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Daarnaast bevindt het niveau van sociaal-adaptief functioneren (wat iemand met zijn intelligentie kan in het dagelijks leven) zich op een zwakbegaafd niveau. Hij heeft moeite in situaties passende oplossingsstrategieën toe te passen. Ook zijn er ook zorgen over antisociale cognities, gevoeligheid voor krenking en egocentrische denkstijl en gebrekkige gewetensontwikkeling. Daarbij kiest hij geweld als middel om problemen op te lossen. Ook wordt de context waarin hij zich begeeft van antisociale jongeren als risico factor gezien. Er is nauwelijks sprake van beschermende factoren. Ingeschat wordt dat er sprake is van een hoog risico op herhaling van gewelddadig gedrag. Factoren die daarbij meespelen zijn de vastgestelde psychopathologie, de cognitieve beperking, de antisociale cognities, de beperkte gewetensontwikkeling (bij stressvolle situaties), gevoeligheid voor (narcistische) krenking en de egocentrische denkstijl. Een andere factor die genoemd wordt is de context waarin hij zich begeeft, namelijk antisociale leeftijdsgenoten.
De vastgestelde pathologie, en de daarmee gepaard gaande forensische disfuncties, waren ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig en beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen. Er is enerzijds sprake van problematiek (zwakbegaafdheid) die vanaf de geboorte reeds aanwezig is en anderzijds sprake van een patroon van normoverschrijdende gedragingen en bijpassende overtuigingen die zich vanaf de start van de adolescentie hebben ontwikkeld. Er wordt geadviseerd het ten laste gelegde onder alle drie de parketnummers in een
verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met het advies van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over, maakt deze tot de hare en acht de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De Forca rapportage houdt verder in dat behandeling nodig is gericht op het aanleren van nieuwe vaardigheden rondom het hanteren van boosheid en emoties en het veranderen van de antisociale overtuigingen. Ook wordt het van belang geacht dat de verdachte leert dat anderen, volwassen opvoeders, iets over hem te zeggen hebben, dat hij leert meer prosociale keuzes te maken en dat zijn zelfbeeld versterkt wordt.
De behandeling kan het best worden vormgegeven in een institutionele omgeving met een stevig pedagogisch klimaat waarbij kennis is van de forensische aspecten van de behandeling. De behandeling moet plaatsvinden binnen een professionele context waarbinnen de verdachte 24 uur per dag kan verblijven, naar school of werk kan gaan en zijn vrije tijd kan besteden. Een poliklinische behandeling waarbij hij thuis zou verblijven volstaat niet, omdat bij de ouders onvoldoende pedagogische vaardigheden en reguleringsmogelijkheden van het gedrag van de verdachte worden gezien. Het heeft de voorkeur dat het verblijf en de behandeling buiten de directe invloed van de criminogene leefomgeving, zo mogelijk ver genoeg van zijn huidige officiële woonplaats plaatsvindt. Er wordt ingeschat dat een behandelduur van twee jaar nodig is gezien de ernst van de psychopathologie en de cognitieve beperking, waarbij de verdachte kan leren door te doen en te ervaren.
Gezien het gebrekkige probleeminzicht en het gebrek aan (prosociaal) sturend vermogen, is bij de behandeling een voorwaardelijke straf nodig, om deze behandeling te borgen. Om de verdachte de kans te bieden dit op basis van eigen motivatie vorm te geven, wordt geadviseerd om de behandeling binnen het kader van een
voorwaardelijke PIJ-maatregelop te leggen.
Voorts heeft de rechtbank gelet op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Raad van 24 februari 2025 (verder te noemen het raadsrapport). Dit rapport houdt onder meer in dat de Raad zich aansluit bij het advies zoals wordt gegeven in de Forca rapportage. Ook de Raad acht gezien de ernst van de psychopathologie en de hoge kans op herhaling van gewelddadig gedrag een langdurige en intensieve behandeling van de verdachte nodig om de kans op herhaling van strafbare feiten te voorkomen De effecten van de begeleiding en behandeling zullen niet meteen merkbaar zijn en het recidiverisico niet meteen verlagen, daar is tijd voor nodig. Daarbij is er mogelijk een wachttijd voordat de behandeling kan starten. Ook begint de school nog niet meteen. Het is daarom belangrijk dat er de eerste periode een begrenzing middels voorwaarden wordt gecreëerd om de voorwaardelijke PIJ goed de kans te geven. Het contact met de huidige coach loopt door en het is van belang dat dit gecontinueerd wordt. Dit contact helpt de verdachte bij het opstarten van school en het overbruggen van de tijd die nodig is om van de behandeling te kunnen profiteren. Het is daarbij belangrijk dat er met een avondklok gestart wordt, waarbij hij van 19:00 tot 07:00 uur binnen is. Dit kan gecontroleerd worden door de groepsleiding en in overleg met de jeugdreclassering afgebouwd worden als dat passend is. Er is binnen deze regio een plek gevonden die de verdachte aan wil nemen én waar hij direct terecht kan.
Er wordt geadviseerd om, in lijn met de Forca rapportage, een
voorwaardelijke PIJop te leggen, met daaraan verbonden een zestal bijzondere voorwaarden, te weten: verplichte behandeling bij de Stichting Care & Coaching of soortgelijke instelling, het zich houden aan regels die gelden bij voornoemde stichting, een avondklok van 19.00 tot 07.00 uur, gedurende maximaal drie maanden, een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers, het meewerken aan een zinvolle dagbesteding en het behouden daarvan en het meewerken aan coaching (IFA coach van Nextst3p of soortgelijke instantie). Gezien het delict patroon, waarbij sprake is geweest van herhaling van strafbare feiten en geweld gericht tegen personen, vindt de Raad het ook van belang dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
Op de zitting van 28 februari 2025 heeft [vertegenwoordiger van de raad] het advies van de Raad gehandhaafd en aangevuld dat de geadviseerde behandeling uitvoerbaar is en de verdachte hieraan wil meewerken. Hij zal op een groep terechtkomen waar 24 uurs begeleiding is die ervaring heeft met forensische cliënten. Er is overwogen een locatieverbod voor [plaats] als bijzondere voorwaarde te adviseren maar hier is niet voor gekozen, omdat het belangrijk is dat de verdachte contact kan hebben met zijn familie.
Eveneens heeft op de zitting van 28 februari 2025 [vertegenwoordiger van de William Schrikker] , vanuit de WSJ het woord gevoerd. Zij heeft aangevuld dat de verdachte al op 5 maart 2025 geplaatst kan worden bij de [de stichting] in [plaats] . Er worden die dag nog drie andere jongens geplaatst en het zou voor de verdachte goed zijn om gelijktijdig met zijn traject te starten. Op 13 maart 2025 is er bovendien een open dag van de school waar de verdachte onderwijs zal gaan volgen. Het is nog niet duidelijk waar de verdachte zich in de periode tussen 5 en 13 maart 2025 mee zal bezighouden, maar er zal goed worden gekeken hoe hier invulling aan kan worden gegeven door een gepaste dagbesteding.
Jeugddetentie
Gelet op de aard, de ernst, het aantal bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte de feiten heeft begaan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Alles overziend acht de rechtbank een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten een jeugddetentie voor de duur van 256 dagen, passend en geboden.
Voorwaardelijke PIJ-maatregel
Om te kunnen beoordelen of aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is
voldaan stelt de rechtbank met inachtneming van artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht (Sr) het volgende vast.
- Op de onder parketnummers 15/208808-24, 15/187685-24 feit 1 en 13/125734-24 bewezenverklaarde feiten is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Daarnaast behoort het onder parketnummer 15/187685-24 bewezenverklaarde feit 3 tot een misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid, Sr, zoals genoemd in artikel 77s Sr.
- Op grond van de Forca rapportage komt de rechtbank tot het oordeel dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van die misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, namelijk een normoverschrijdende gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken.
- Bij de beoordeling van de mate waarin de veiligheid van anderen dan wel de algemene
veiligheid van personen of goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eist, is van belang
dat uit zowel de Forca rapportage als het raadsrapport naar voren komt dat het risico op
herhaling zonder langdurige en intensieve behandeling als hoog wordt beschouwd. Gelet op de conclusies van deze rapportages is de rechtbank van oordeel dat aan dit criterium is voldaan.
- Tot slot acht de rechtbank de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke
verdere ontwikkeling van de verdachte en overweegt daarbij het volgende. Er is bij de verdachte sprake van forse problematiek, waarvoor hij langdurige behandeling nodig heeft. Om te voorkomen dat hij onbehandeld of onvoldoende behandeld terugkeert in de maatschappij acht de rechtbank het noodzakelijk om een langdurige en intensieve behandelverplichting te verbinden aan een PIJ-maatregel. De rechtbank is gelet op de adviezen in de Forca rapportage en het raadsrapport, alsmede de bereidheid van de verdachte om mee te werken aan de behandeling en zich te houden aan alle door de Raad geadviseerde voorwaarden, van oordeel dat oplegging van de PIJ-maatregel in voorwaardelijke vorm hierbij de passende manier is. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. De maatschappij wordt op die manier voldoende beveiligd en de verdachte kan de intensieve behandeling krijgen die hij nodig heeft, waardoor het recidiverisico vermindert en zijn ontwikkelingsperspectief verbetert.
Dit alles dient te gebeuren in het strakke kader, zoals voorgesteld door de Pro Justitia rapporteurs, de Raad en de Jeugdreclassering. De rechtbank zal daarom alle door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van een contactverbod met medeverdachten (welke in het kader van een maatregel ex artikel 38v Sr aan de verdachte zal worden opgelegd), overnemen en deze aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel verbinden. De rechtbank bepaalt dat de begeleiding van de verdachte en het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de [de stichting] in [plaats] wordt uitgevoerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten (kort gezegd) openlijke geweldpleging en diefstal met geweld in vereniging.
Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico dat door de Pro Justitia rapporteurs en de Raad als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v Sr
De rechtbank is, anders dan de Raad heeft geadviseerd, maar overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat het locatieverbod, dat de verdachte zich gedurende zes maanden niet in [plaats] mag begeven, alsmede een contactverbod van de verdachte met zijn medeverdachten gedurende de periode van twee jaar, niet als bijzondere voorwaarden maar als maatregel meer passend zijn en besluit daarom als volgt.
Locatieverbod
De rechtbank is in aansluiting bij de eis van de officier van justitie van oordeel dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten de maatregel dat de verdachte voor de duur van zes maanden zich niet zal ophouden in [plaats] moet worden opgelegd. Dit omdat uit de inhoud van het dossier blijkt dat het merendeel van de delicten in die plaats zijn gepleegd en ook het antisociale netwerk van de verdachte zich daar bevindt. De rechtbank zal daarbij bepalen dat met toestemming van de Jeugdreclassering en onder professionele begeleiding van een hulpverlener (te weten de IFA coach of een coach van de Stichting Care & Coaching) van dit locatieverbod kan worden afgeweken.
De rechtbank bepaalt dat de duur van de vervangende jeugddetentie zeven dagen bedraagt per overtreding, met een maximum van zes maanden, zodat de verdachte elke keer dat hij het locatieverbod overtreedt direct wordt afgestraft en de consequentie van zijn handelen ervaart.
Contactverbod
De rechtbank is eveneens van oordeel dat ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten de maatregel dat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [de medeverdachte 1] en [de medeverdachte 2] moet worden opgelegd.
De rechtbank bepaalt dat de duur van de vervangende jeugddetentie zeven dagen bedraagt per overtreding, met een maximum van zes maanden, zodat de verdachte elke keer dat hij het contactverbod overtreedt direct wordt afgestraft en de consequentie van zijn handelen ervaart.
Dadelijke uitvoerbaarheid vrijheidsbeperkende maatregelen
Gelet op de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het recidiverisico dat door de Pro Justitia rapporteurs en de Raad als hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de straf die de rechtbank aan de verdachte zal opleggen, zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 15/208808-24 opheffen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Vordering benadeelde partij [de benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [de benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.720,00 ingediend tegen de verdachte, bestaande uit materiële schade, die hij als gevolg van de onder parketnummer 15/208808-23 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde schade bestaat uit het totaalbedrag dat middels Tikkies via de telefoon van de zoon van [de benadeelde partij 1] , voornoemd, op de rekening van de verdachte is bijgeschreven.
7.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [de benadeelde partij 1] voor een totaalbedrag van € 1.720,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de onder parketnummer 15/208808-23 bewezen verklaarde feiten [kort gezegd: afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging], door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en in zodanig verband staat met de door de verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Deze schadepost, die door de raadsman ook niet is weersproken, zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een totaalbedrag van € 1.720,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Hoofdelijk
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: afpersing in vereniging en diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

8.1.
Vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 15/078750-23
Bij vonnis van 16 juni 2023 in de zaak met parketnummer 15/078750-23 heeft de kinderrechter te Haarlem de verdachte ter zake van (kort gezegd) diefstal met geweld in vereniging veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 5 juli 2023 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 1 juli 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke werkstraf van 30 uur alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
8.2.
Vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 15/205088-23
Bij vonnis van 30 november 2023 in de zaak met parketnummer 15/205088-23 heeft de kinderrechter te Haarlem de verdachte ter zake van (kort gezegd) diefstal met geweld in vereniging veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 30 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 20 december 2023 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 15 december 2023 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, met dien verstande dat de opgelegde jeugddetentie wordt omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren.
De raadsman heeft verzocht de opgelegde jeugddetentie om te zetten in een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, maar zal daarbij bepalen dat de opgelegde jeugddetentie zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38v, 63, 77a, 77g, 77i, 77s, 77we, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 141, 184a, 285, 312 en 317 Sr.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 15/208808-24, 15/187685-24 en 13/125734-24 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.3.3. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
256 (tweehonderdzesenvijftig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 256 (tweehonderdzesenvijftig) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op ten aanzien van de parketnummers 15/208808-24, 15/187685-24 feiten 1 en 3 en 13/125734-24 de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met bevel dat deze maatregel
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • meewerkt aan het (jeugd)reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de (jeugd)reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de (jeugd)reclasseringsinstelling dit in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk acht;
  • zal verblijven en zich onder behandeling zal stellen bij de [de stichting] of een soortgelijke instelling;
  • zich ter behandeling en begeleiding zal houden aan de regels die gelden bij de [de stichting] ;
  • zich zal houden aan een avondklok van 19.00 uur tot 07.00 uur, waarbij hij moet verblijven bij de [de stichting] , gedurende maximaal drie maanden;
  • zal meewerken aan een zinvolle dagbesteding en het behouden daarvan;
  • zal meewerken aan coaching (IFA coach van Nextst3p of soortgelijke instantie);
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken, of hebben, met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
De slachtoffers:
o de zoon van [de benadeelde partij 1] ;
o [de benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
o [de benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
o [de benadeelde partij 2] geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
o [de benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] );
o [de benadeelde partij 7] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] .
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de [de stichting] , locatie [plaats] , afdeling jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Locatieverbod
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van zes maanden zich niet zal ophouden in [plaats] , tenzij met toestemming van de Jeugdreclassering en onder professionele begeleiding van een hulpverlener (te weten de IFA coach of een coach van de Stichting Care & Coaching ).
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum duur van zes maanden.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel, gelet op artikel 77we, tweede lid, jo artikel 38v, vierde lid, Sr,
dadelijk uitvoerbaaris.
Contactverbod
Legt op de
maatregeldat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de volgende personen, waarbij de politie toezicht houdt op de naleving van dit contactverbod:
De medeverdachten:
o [de medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
o [de medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ).
Beveelt dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende jeugddetentie bedraagt zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum duur van zes maanden.
Toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de maatregel, gelet op artikel 77we, tweede lid, jo artikel 38v, vierde lid, Sr,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [de benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 1.720,00 (zegge zeventienhonderdtwintig euro), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de veroordeelde tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [de benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de veroordeelde in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt de veroordeelde als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [de benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.720,00 (zegge zeventienhonderdtwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/078750-23 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
30 (dertig) uren, subsidiair 15 (vijftien) dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Haarlem d.d. 16 juni 2023.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/205088-23, met dien verstande dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Haarlem d.d. 30 november 2023, wordt opgelegd een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
60 (zestig) uren, subsidiair 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Voorlopige hechtenis
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde in de zaak met parketnummer 15/208808-24.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. G.D. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2025.
mr. G.D. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.