6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte samen met anderen een plofkraak bij een juwelier heeft gepleegd. De – onbekend gebleven – organisatoren hebben hem en zijn mededader hiervoor apart benaderd, met de belofte dat zij zo snel geld konden verdienen. Vervolgens hebben de organisatoren een explosief geregeld en aan de verdachte en zijn mededader uitgelegd wat zij moesten doen. Verder hebben de organisatoren gezorgd voor een (gestolen) auto, waarin de verdachte met zijn mededader naar de juwelier is gereden.
Bij de juwelier aangekomen, hebben de jongens samen het explosief tegen de ruit van de winkel geplakt en het lont aangestoken, waarna ze zijn weggerend voor de explosie. De ontploffing heeft de ruit en het rolluik van de juwelierswinkel zodanig beschadigd dat de jongens door het gat horloges uit de vitrine konden pakken, waarna zij zijn gevlucht. De politie is hen op het spoor gekomen vanwege een melding van de gestolen auto in [plaats] . De jongens zijn door de politie aangehouden voordat zij de buit aan hun opdrachtgevers konden overhandigen.
De ontploffing heeft veel schade aan de juwelierswinkel veroorzaakt. Naast de kapotte ruiten en het hekwerk, was er schade aan onder andere de vloer, apparatuur en de inrichting van het pand, en aan horloges en sieraden die in de winkel lagen. Verder hebben de eigenaren verlies geleden doordat de winkel enige tijd niet open kon totdat de ruimte voldoende opgeruimd en hersteld was. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij bij het plegen van de plofkraak alleen oog heeft gehad voor het geld dat hij daarmee kon verkrijgen, en niet heeft stil gestaan bij het leed dat hij anderen daarmee toebracht. Uit het dossier blijkt dat de juwelierswinkel is gevestigd onder seniorenwoningen, waar op het moment van de explosies bewoners lagen te slapen. Er mag daarom van geluk worden gesproken dat de gevolgen niet nog ernstiger zijn geweest.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 31 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft in dit verband verder acht geslagen op de volgende rapportages.
Het rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, van 3 september 2024, wat onder meer inhoudt dat er bij de verdachte sprake is van ADHD, een matig/ernstige stoornis in cannabisgebruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte weet dat zijn handelen wederrechtelijk is, en hij lijkt niet vanuit de ADHD impulsief te hebben gehandeld. Zijn handelen lijkt wel nauw samen te hangen met zijn al geruime tijd bestaande verslavingsproblematiek. Dit werkt antisociale en onbezonnen keuzes in de hand en vertroebelt zijn moreel kompas. Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde bij bewezenverklaring in een (licht) verminderde mate toe te rekenen.
Een klinische risico-inschatting leidt tot een matig risico op toekomstige geweldsfeiten. De verdachte is vanwege zijn verslavingsproblematiek op diverse leefgebieden in de problemen gekomen. Zijn nog weinig uitgerijpte identiteit en persoonlijkheid en zijn behoefte aan erkenning maken hem voorts beïnvloedbaar.
Toepassing van het adolescentenstrafrecht wordt geadviseerd nu een pedagogische insteek wenselijk is en nog mogelijk lijkt te zijn. De verdachte heeft baat bij scholing en gedijt qua ontwikkelingsniveau in een groepsgericht klimaat met leeftijdgenoten. Gelet op het voorgaande zijn er vanuit gedragsdeskundig opzicht voldoende argumenten die pleiten voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
De psycholoog heeft verder aangegeven dat in de eerste plaats de verdachte in praktische zin zijn leven op orde moet krijgen, met (beschermd of begeleid) wonen en dagbesteding in de vorm van een leerwerktraject. De verdachte geeft aan de wens te hebben om zijn abstinentie van cannabis vol te houden, waarvoor een terugvalpreventieplan moet worden opgesteld en een psychiatrisch consult dient te worden aangevraagd voor het opnieuw starten met ADHD-medicatie. Voorts wordt geadviseerd om, als zijn leven geordend is, een (psychomotorisch) behandeltraject te starten waarin aspecten als zelfvertrouwen, omgaan met negatieve emoties en coping centraal staan. De verslavingsbegeleiding en -behandeling zou idealiter weer via Brijder kunnen lopen. Geadviseerd wordt om het bovenstaande op te leggen in het kader van een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met reclasseringstoezicht (afdeling jong volwassenen), zodat hij kan worden ondersteund in het vormgeven en volhouden van zijn goede voornemens en om zijn (sociale) functioneren te monitoren.
Met de conclusie en bevindingen van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Daarom zal zij het bewezenverklaarde in licht verminderde mate aan de verdachte toerekenen en het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de JR van
21 februari 2025 waaruit – samengevat – blijkt dat de verdachte zich in een complexe situatie bevindt, waarin meerdere risicofactoren bijdragen aan zijn kans op recidive. Hierbij is aangegeven dat de verdachte echter ook motivatie toont om te veranderen.
Zijn herstel vraagt om een focus op vier pijlers: mentale gezondheid, stabiele dagbesteding, positieve sociale relaties en een veilige woonsituatie. De verdachte heeft intensieve ondersteuning nodig om zijn doelen te bereiken en daadwerkelijk afstand te nemen van crimineel gedrag.
Op de zitting is namens de JR aanvullend naar voren gebracht dat de verdachte is geschorst met een aantal strenge voorwaarden maar dat hieraan, mede vanwege capaciteitsproblemen bij de reclassering, geen adequate uitvoering is gegeven.
Zo is het begeleid wonen niet van de grond gekomen en verblijft de verdachte op dit moment bij zijn vader die zelf drugs gebruikt. Dit is een onwenselijke situatie en biedt de verdachte onvoldoende bescherming tegen negatieve invloeden. Ook met de ambulante begeleiding van de verdachte waren problemen. Er zit een verschil in financiering van de hulpverlening in de gemeente waar de moeder woont ,en de verdachte in eerste instantie verbleef, en [plaats] , de woonplaats van de vader waar de verdachte nu verblijft. Dit bemoeilijkt de situatie. De begeleiding vanuit Zware Jongens lijkt inmiddels geregeld en de verdachte staat nu op de wachtlijst voor begeleid wonen en voor een opname bij de Brijder.
De verdachte heeft sinds kort, met behulp van de [persoon] , werk gevonden in de steigerbouw. De verdachte is verder actief in de muziek en heeft binnenkort een groot optreden. Het valt de verdachte te prijzen dat hij zich in de ingewikkelde situatie waarin hij zich bevindt staande heeft kunnen houden en niet is gerecidiveerd.
De JR heeft geadviseerd om aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verder zou zowel een werkstraf als een leerstraf passend kunnen zijn, omdat de verdachte leerbaar is.
Het zou goed zijn de verdachte daarbij een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan:
- begeleiding door de jeugdreclassering;
- begeleiding door Brijder verslavingszorg;
- begeleid wonen bij BG Wonen of Eigen Kracht of een soortgelijke woonvorm;
- ambulante begeleiding, bij voorkeur van de Zware Jongens;
- een contactverbod met de medeverdachte.
Elektronisch toezicht en een avondklok zijn naar de mening van de JR niet meer nodig. Als de verdachte wel een avondklok wordt opgelegd, is het belangrijk dat hij in elk geval de ruimte heeft om naar zijn werk als steigerbouwer te gaan en om te sporten/ muziek te maken of een andere hobby te beoefenen.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank ook meegewogen dat hij first offender is, uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven en op de terechtzitting spijt heeft betuigd, ook aan de aanwezige slachtoffers, wat op de rechtbank oprecht is overgekomen.
Tot slot heeft de rechtbank bij haar beslissing er rekening mee gehouden dat de verdachte lange tijd onder strenge voorwaarden is geschorst. Zo staat hij al zes maanden onder elektronisch toezicht. Ondanks dat de voorwaarden die aan de schorsing verbonden zijn vanuit de hulpverlening niet adequaat zijn uitgevoerd en de verdachte onvoldoende ondersteuning heeft gekregen, heeft hij zich hier wel aan gehouden en geen nieuwe strafbare feiten gepleegd.
Ook heeft de verdachte er tijdens de zitting blijk van gegeven dat hij gemotiveerd is om zijn leven een positieve richting te geven. Zo heeft hij werk gevonden en is hij bezig met een carrière in de muziek.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 10 maanden passend is. De rechtbank zal daarbij bepalen dat 6 maanden daarvan niet ten uitvoer zullen worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Dit om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gebleken is dat de verdachte zijn uiterste best heeft gedaan om zijn leven op orde te krijgen en inmiddels werk heeft. De rechtbank acht het niet wenselijk dit te doorkruisen met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer is dan de tijd die de verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere voorwaarden die de JR heeft geadviseerd noodzakelijk zijn om de verdachte de nodige structuur te geven om zijn leven de positieve richting te blijven geven die hij ook zelf voor ogen heeft. Met de JR acht de rechtbank het echter niet nodig dat de verdachte langer onder elektronisch toezicht blijft staan, zodat dit kan worden beëindigd.
In tegenstelling tot de JR acht de rechtbank het nog wel noodzakelijk dat de verdachte zich, in elk geval voorlopig, nog aan een avondklok zal houden. De rechtbank vreest namelijk dat het mis zal lopen als de verdachte in één keer teveel vrijheid krijgt. Bij het bepalen van de tijdstippen voor de avondklok, heeft de rechtbank meegewogen dat het van belang is dat de verdachte naar zijn werk kan gaan en ook tijd heeft voor constructieve vrijetijdsbesteding zoals muziek/ sport of andere hobby’s. Daarom zal de rechtbank een avondklok bepalen van 21.00 uur tot 6.00 uur, voor maximaal drie maanden, waarbij de jeugdreclassering de tijden kan aanpassen.