ECLI:NL:RBNHO:2025:3342

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
15/156901-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraak bij een juwelier met explosief en diefstal van sieraden door meerderjarige verdachte

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte die betrokken was bij een plofkraak bij een juwelier in Avenhorn op 9 mei 2024. De verdachte heeft samen met anderen een explosief tegen de ruit van de juwelier geplakt en dit tot ontploffing gebracht, wat leidde tot aanzienlijke schade aan het pand. Daarnaast heeft hij sieraden en horloges weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel net 18 jaar oud, onder het jeugdstrafrecht valt. De feiten zijn hem in licht verminderde mate toegerekend, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder ADHD en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de beslissing is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de motivatie van de verdachte om zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door jeugdreclassering en een avondklok.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/156901-24
Uitspraakdatum: 18 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 4 maart 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[de OvJ] en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, advocaat te Zandvoort, naar voren hebben gebracht.
Verder is op de zitting het woord gevoerd door [jeugdreclasseerder] , jeugdreclasseerder bij de Jeugd en Gezinsbescherming Amsterdam (hierna: de JR) en de [persoon] van de Zware Jongens.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Avenhorn, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief tegen een ruit/gevel van het pand van [de juwelier] te plakken en dit explosief vervolgens aan te steken en/of te onsteken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten onder andere de ruiten en/of de rolluiken van het pand en/of de omliggende panden te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Avenhorn, gemeente Koggenland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [de juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen
goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te Avenhorn, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse horloges, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 9 mei 2024 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto van het merk [het merk] voorzien van kenteken [het kenteken] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs behoorde(n)/ moest(en) vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, feit 2 primair en de schuldheling, zoals ten laste gelegd onder feit 3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen. Nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [persoon] van 9 mei 2024 (dossierpagina’s 79-80);
- het proces-verbaal van verhoor aangever [de aangever] van 22 mei 2024 (dossierpagina’s 81-82);
- het proces-verbaal van aangifte van [persoon] van 29 april 2024 (dossierpagina 253);
- het proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2024 (dossierpagina’s 122-123);
- het proces-verbaal van bevindingen van 15 mei 2024 (dossierpagina’s 132-135);
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) van 9 mei 2024 (dossierpagina’s 184-185);
- het proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2024 (dossierpagina’s 257-258).
De vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook verder aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
1.
hij op 9 mei 2024 te Avenhorn, gemeente Koggenland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief tegen een ruit van het pand van [de juwelier] te plakken en dit explosief vervolgens aan te steken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten onder andere de ruiten en de rolluiken van het pand en de omliggende panden te duchten was;
2. primair
hij op 9 mei 2024 te Avenhorn, gemeente Koggenland tezamen en in vereniging met anderen, diverse sieraden en/of horloges, die aan [de juwelier] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op 9 mei 2024 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto van het merk [het merk] voorzien van kenteken [het kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden redelijkerwijs moesten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feitenDe verdediging heeft ervoor gepleit aan te nemen dat er voor alle feiten sprake is van eendaadse samenloop, omdat deze met elkaar samenhangen en de verdachte slechts één wilsbesluit heeft genomen. Ook lopen de straffen die zijn gesteld op de ten laste gelegde feiten niet veel uiteen.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van eendaadse samenloop. De ten laste gelegde feiten beschermen immers andere belangen en betreffen uiteenlopende handelingen, waarvoor de verdachte telkens een apart wilsbesluit heeft genomen.
De rechtbank overweegt dat het voor het aannemen van eendaadse samenloop vooral aankomt op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend, feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt word gemaakt. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat de rechtbank de feiten als volgt zal kwalificeren.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Ten aanzien van feit 2 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van schuldheling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachteEr is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht op de verdachte moet worden toegepast en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals de JR heeft geadviseerd. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de verdachte als bijzondere voorwaarde een locatiegebod zal worden opgelegd voor het adres waar hij nu verblijft, namelijk het adres van zijn vader, voor de tijdstippen tussen 21.00 uur en 6.00 uur.
6.2.
Standpunt van de verdediging
Ook de verdediging heeft gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en daarbij aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet passend is. Het is in de visie van de verdediging niet wenselijk dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt, zodat aan hem een jeugddetentie moet worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ook heeft de verdediging gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij de bijzondere voorwaarden die de JR heeft geadviseerd. De verdediging heeft verzocht het elektronisch toezicht van de verdachte te beëindigen en hem dit niet langer als bijzondere voorwaarde op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte samen met anderen een plofkraak bij een juwelier heeft gepleegd. De – onbekend gebleven – organisatoren hebben hem en zijn mededader hiervoor apart benaderd, met de belofte dat zij zo snel geld konden verdienen. Vervolgens hebben de organisatoren een explosief geregeld en aan de verdachte en zijn mededader uitgelegd wat zij moesten doen. Verder hebben de organisatoren gezorgd voor een (gestolen) auto, waarin de verdachte met zijn mededader naar de juwelier is gereden.
Bij de juwelier aangekomen, hebben de jongens samen het explosief tegen de ruit van de winkel geplakt en het lont aangestoken, waarna ze zijn weggerend voor de explosie. De ontploffing heeft de ruit en het rolluik van de juwelierswinkel zodanig beschadigd dat de jongens door het gat horloges uit de vitrine konden pakken, waarna zij zijn gevlucht. De politie is hen op het spoor gekomen vanwege een melding van de gestolen auto in [plaats] . De jongens zijn door de politie aangehouden voordat zij de buit aan hun opdrachtgevers konden overhandigen.
De ontploffing heeft veel schade aan de juwelierswinkel veroorzaakt. Naast de kapotte ruiten en het hekwerk, was er schade aan onder andere de vloer, apparatuur en de inrichting van het pand, en aan horloges en sieraden die in de winkel lagen. Verder hebben de eigenaren verlies geleden doordat de winkel enige tijd niet open kon totdat de ruimte voldoende opgeruimd en hersteld was. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij bij het plegen van de plofkraak alleen oog heeft gehad voor het geld dat hij daarmee kon verkrijgen, en niet heeft stil gestaan bij het leed dat hij anderen daarmee toebracht. Uit het dossier blijkt dat de juwelierswinkel is gevestigd onder seniorenwoningen, waar op het moment van de explosies bewoners lagen te slapen. Er mag daarom van geluk worden gesproken dat de gevolgen niet nog ernstiger zijn geweest.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het Uittreksel Justitiële Documentatie op naam van de verdachte van 31 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft in dit verband verder acht geslagen op de volgende rapportages.
Het rapport van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, van 3 september 2024, wat onder meer inhoudt dat er bij de verdachte sprake is van ADHD, een matig/ernstige stoornis in cannabisgebruik en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte weet dat zijn handelen wederrechtelijk is, en hij lijkt niet vanuit de ADHD impulsief te hebben gehandeld. Zijn handelen lijkt wel nauw samen te hangen met zijn al geruime tijd bestaande verslavingsproblematiek. Dit werkt antisociale en onbezonnen keuzes in de hand en vertroebelt zijn moreel kompas. Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde bij bewezenverklaring in een (licht) verminderde mate toe te rekenen.
Een klinische risico-inschatting leidt tot een matig risico op toekomstige geweldsfeiten. De verdachte is vanwege zijn verslavingsproblematiek op diverse leefgebieden in de problemen gekomen. Zijn nog weinig uitgerijpte identiteit en persoonlijkheid en zijn behoefte aan erkenning maken hem voorts beïnvloedbaar.
Toepassing van het adolescentenstrafrecht wordt geadviseerd nu een pedagogische insteek wenselijk is en nog mogelijk lijkt te zijn. De verdachte heeft baat bij scholing en gedijt qua ontwikkelingsniveau in een groepsgericht klimaat met leeftijdgenoten. Gelet op het voorgaande zijn er vanuit gedragsdeskundig opzicht voldoende argumenten die pleiten voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht.
De psycholoog heeft verder aangegeven dat in de eerste plaats de verdachte in praktische zin zijn leven op orde moet krijgen, met (beschermd of begeleid) wonen en dagbesteding in de vorm van een leerwerktraject. De verdachte geeft aan de wens te hebben om zijn abstinentie van cannabis vol te houden, waarvoor een terugvalpreventieplan moet worden opgesteld en een psychiatrisch consult dient te worden aangevraagd voor het opnieuw starten met ADHD-medicatie. Voorts wordt geadviseerd om, als zijn leven geordend is, een (psychomotorisch) behandeltraject te starten waarin aspecten als zelfvertrouwen, omgaan met negatieve emoties en coping centraal staan. De verslavingsbegeleiding en -behandeling zou idealiter weer via Brijder kunnen lopen. Geadviseerd wordt om het bovenstaande op te leggen in het kader van een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met reclasseringstoezicht (afdeling jong volwassenen), zodat hij kan worden ondersteund in het vormgeven en volhouden van zijn goede voornemens en om zijn (sociale) functioneren te monitoren.
Met de conclusie en bevindingen van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Daarom zal zij het bewezenverklaarde in licht verminderde mate aan de verdachte toerekenen en het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het voorlichtingsrapport van de JR van
21 februari 2025 waaruit – samengevat – blijkt dat de verdachte zich in een complexe situatie bevindt, waarin meerdere risicofactoren bijdragen aan zijn kans op recidive. Hierbij is aangegeven dat de verdachte echter ook motivatie toont om te veranderen.
Zijn herstel vraagt om een focus op vier pijlers: mentale gezondheid, stabiele dagbesteding, positieve sociale relaties en een veilige woonsituatie. De verdachte heeft intensieve ondersteuning nodig om zijn doelen te bereiken en daadwerkelijk afstand te nemen van crimineel gedrag.
Op de zitting is namens de JR aanvullend naar voren gebracht dat de verdachte is geschorst met een aantal strenge voorwaarden maar dat hieraan, mede vanwege capaciteitsproblemen bij de reclassering, geen adequate uitvoering is gegeven.
Zo is het begeleid wonen niet van de grond gekomen en verblijft de verdachte op dit moment bij zijn vader die zelf drugs gebruikt. Dit is een onwenselijke situatie en biedt de verdachte onvoldoende bescherming tegen negatieve invloeden. Ook met de ambulante begeleiding van de verdachte waren problemen. Er zit een verschil in financiering van de hulpverlening in de gemeente waar de moeder woont ,en de verdachte in eerste instantie verbleef, en [plaats] , de woonplaats van de vader waar de verdachte nu verblijft. Dit bemoeilijkt de situatie. De begeleiding vanuit Zware Jongens lijkt inmiddels geregeld en de verdachte staat nu op de wachtlijst voor begeleid wonen en voor een opname bij de Brijder.
De verdachte heeft sinds kort, met behulp van de [persoon] , werk gevonden in de steigerbouw. De verdachte is verder actief in de muziek en heeft binnenkort een groot optreden. Het valt de verdachte te prijzen dat hij zich in de ingewikkelde situatie waarin hij zich bevindt staande heeft kunnen houden en niet is gerecidiveerd.
De JR heeft geadviseerd om aan de verdachte een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verder zou zowel een werkstraf als een leerstraf passend kunnen zijn, omdat de verdachte leerbaar is.
Het zou goed zijn de verdachte daarbij een voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan:
- begeleiding door de jeugdreclassering;
- begeleiding door Brijder verslavingszorg;
- begeleid wonen bij BG Wonen of Eigen Kracht of een soortgelijke woonvorm;
- ambulante begeleiding, bij voorkeur van de Zware Jongens;
- een contactverbod met de medeverdachte.
Elektronisch toezicht en een avondklok zijn naar de mening van de JR niet meer nodig. Als de verdachte wel een avondklok wordt opgelegd, is het belangrijk dat hij in elk geval de ruimte heeft om naar zijn werk als steigerbouwer te gaan en om te sporten/ muziek te maken of een andere hobby te beoefenen.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank ook meegewogen dat hij first offender is, uiteindelijk openheid van zaken heeft gegeven en op de terechtzitting spijt heeft betuigd, ook aan de aanwezige slachtoffers, wat op de rechtbank oprecht is overgekomen.
Tot slot heeft de rechtbank bij haar beslissing er rekening mee gehouden dat de verdachte lange tijd onder strenge voorwaarden is geschorst. Zo staat hij al zes maanden onder elektronisch toezicht. Ondanks dat de voorwaarden die aan de schorsing verbonden zijn vanuit de hulpverlening niet adequaat zijn uitgevoerd en de verdachte onvoldoende ondersteuning heeft gekregen, heeft hij zich hier wel aan gehouden en geen nieuwe strafbare feiten gepleegd.
Ook heeft de verdachte er tijdens de zitting blijk van gegeven dat hij gemotiveerd is om zijn leven een positieve richting te geven. Zo heeft hij werk gevonden en is hij bezig met een carrière in de muziek.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 10 maanden passend is. De rechtbank zal daarbij bepalen dat 6 maanden daarvan niet ten uitvoer zullen worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar. Dit om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gebleken is dat de verdachte zijn uiterste best heeft gedaan om zijn leven op orde te krijgen en inmiddels werk heeft. De rechtbank acht het niet wenselijk dit te doorkruisen met een onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer is dan de tijd die de verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de bijzondere voorwaarden die de JR heeft geadviseerd noodzakelijk zijn om de verdachte de nodige structuur te geven om zijn leven de positieve richting te blijven geven die hij ook zelf voor ogen heeft. Met de JR acht de rechtbank het echter niet nodig dat de verdachte langer onder elektronisch toezicht blijft staan, zodat dit kan worden beëindigd.
In tegenstelling tot de JR acht de rechtbank het nog wel noodzakelijk dat de verdachte zich, in elk geval voorlopig, nog aan een avondklok zal houden. De rechtbank vreest namelijk dat het mis zal lopen als de verdachte in één keer teveel vrijheid krijgt. Bij het bepalen van de tijdstippen voor de avondklok, heeft de rechtbank meegewogen dat het van belang is dat de verdachte naar zijn werk kan gaan en ook tijd heeft voor constructieve vrijetijdsbesteding zoals muziek/ sport of andere hobby’s. Daarom zal de rechtbank een avondklok bepalen van 21.00 uur tot 6.00 uur, voor maximaal drie maanden, waarbij de jeugdreclassering de tijden kan aanpassen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 45, 77a, 77c, 77g, 77i, 77p, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 311 en 417 bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
10 maanden.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van 6 maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich tijdens de proeftijd zal melden bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gedurende een periode en op tijdstippen te bepalen door deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht, en dat hij zal meewerken aan de afspraken die daaruit voortvloeien;
- zal meewerken aan begeleiding en/of behandeling van Brijder verslavingszorg;
- zal meewerken aan begeleid wonen bij BG Wonen of Eigen Kracht, of een soortgelijke instelling;
- zal meewerken aan ambulante begeleiding, bij voorkeur van de Zware Jongens, of anders van een soortgelijke organisatie;
- zich zal houden aan de avondklok, waarbij hij van 21.00 uur tot 6.00 uur aanwezig moet zijn op zijn verblijfadres, vooralsnog het adres [adres] , voor maximaal drie maanden, waarbij de jeugdreclassering de tijdstippen kan aanpassen;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachte [de medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] . De politie zal toezicht houden op dit verbod.
Geeft opdracht aan de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te [plaats] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mr. E.G. van Roest en mr. E.K.A. van den Bos, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 maart 2025.
Mr. Van den Bos en mr. Alexander zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.