In deze zaak heeft eiser, een consument, een tweedehands auto gekocht van gedaagde, een bedrijf. Eiser stelt dat de auto niet voldoet aan de koopovereenkomst, omdat niet alle vooraf besproken gebreken zijn hersteld en er na de levering nieuwe gebreken zijn geconstateerd. De kantonrechter oordeelt dat de vooraf besproken gebreken te gering zijn om ontbinding van de koopovereenkomst te rechtvaardigen. Wat betreft de na levering geconstateerde gebreken, oordeelt de kantonrechter dat deze gebreken niet leiden tot verkeersonveilig gebruik en dat de auto op deze punten aan de overeenkomst beantwoordt. De vordering van eiser wordt afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 11 juli 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 13 september 2024 en een tussenvonnis op 2 oktober 2024. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 januari 2025. Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en terugbetaling van de koopprijs, maar de kantonrechter oordeelt dat de gebreken niet voldoende zijn om de ontbinding te rechtvaardigen. Eiser moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 595,00.
De kantonrechter benadrukt dat in consumentenzaken een wettelijk vermoeden bestaat dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt als zich binnen een jaar na aflevering een afwijking voordoet. Echter, in dit geval is onvoldoende gebleken dat de gebreken een gevaar voor de verkeersveiligheid opleveren. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.