Uitspraak
1.De procedure
- de akte van DGB Energie.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Holland, heeft DGB Energie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft misleidende handelspraktijken zoals bedoeld in artikel 6:193b lid 3 sub a jo. 6:193c lid 1 sub d BW. De procedure begon met een tussenvonnis op 20 november 2024, waarin DGB Energie werd gevraagd om toelichting te geven over de geschatte verbruiksgegevens die in de offerte waren opgenomen. DGB Energie had de schattingen van het gasverbruik op 200 m³ per jaar en het stroomverbruik op 350 kWh per jaar gebaseerd, maar kon niet toelichten hoe deze schattingen zich verhouden tot het gemiddelde verbruik van een eenpersoonshuishouden in 2022. In de daaropvolgende akte heeft DGB Energie weliswaar informatie verstrekt over de kosten van gas en elektriciteit, maar niet over de basis van de schattingen. De kantonrechter oordeelde dat DGB Energie zich schuldig had gemaakt aan misleidende handelspraktijken, omdat zij niet kon uitleggen waarom de gefactureerde kosten veel hoger waren dan de geschatte kosten in de offerte. Hierdoor werd de overeenkomst vernietigbaar verklaard op basis van artikel 6:193j lid 3 BW. De kantonrechter wees de vorderingen van DGB Energie af en stelde deze in het ongelijk, waarbij DGB Energie werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die voor de gedaagde op nihil werden vastgesteld.