ECLI:NL:RBNHO:2025:357

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
10938611
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH compensatie gevorderd van de vervoerder Finnair OYj voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht van Amsterdam naar Tokio via Helsinki. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder een tekort aan personeel bij de security check op Schiphol en het afladen van bagage door meerdere 'no-shows'. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de vertraging door deze omstandigheden was veroorzaakt. Hoewel er sprake was van drukte op Schiphol, was het niet duidelijk hoe dit de vlucht had vertraagd. De kantonrechter concludeerde dat de vertraging van 1 uur en 29 minuten door de 'no-shows' als een buitengewone omstandigheid kon worden aangemerkt, maar dat zonder deze omstandigheid de vertraging minder dan drie uur zou zijn geweest. De vervoerder had alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen, waardoor de vordering van AirHelp werd afgewezen. AirHelp werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10938611 \ CV EXPL 24-1125
Uitspraakdatum: 8 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Finnair OYj
gevestigd te Vantaa (Finland)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk het ontbreken van voldoende personeel bij de security check op Schiphol en het moeten afladen van ingecheckte bagage door meerdere ‘no-shows’. Dit laatste betoog van de vervoerder slaagt. Daarnaast heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van AirHelp wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar op 4 juli 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Helsinki-Vantaa Airport (Finland) naar Tokio Haneda Airport (Japan), met de vluchtcombinatie AY1302 en JL48.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AY1302 van Amsterdam naar Helsinki (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft haar eventuele vordering middels cessie overgedragen aan AirHelp.
2.4.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
AirHelp heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
4.3.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door drukte op Schiphol. Er was sprake van een groot tekort aan (met name) beveiligingspersoneel. Als gevolg daarvan moesten passagiers langer in de rij staan bij de security check. Dit heeft er volgens de vervoerder (onder meer) toe geleid dat de bagage van de niet (tijdig) verschenen passagiers van boord moest worden gehaald.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Hoewel de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op de datum van de vlucht sprake was van bovengemiddelde drukte op Schiphol, heeft hij niet, of althans onvoldoende, onderbouwd hoe deze drukte van invloed is geweest op de uitvoering van de vlucht. Het is de kantonrechter niet duidelijk hoe de lange(re) wachtrijen bij de security check tot de vertraging van de vlucht hebben geleid. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder als gevolg van de congestie bij de security check op passagiers heeft moeten wachten. Het ontbreken van voldoende personeel bij de security check op Schiphol levert als zodanig dan ook geen buitengewone omstandigheid op.
4.5.
De vervoerder heeft aangevoerd dat er uiteindelijk 28 passagiers niet bij de gate zijn gearriveerd, zodat hun bagage van boord gehaald moest worden. Dit heeft blijkens de overgelegde verklaring van het Operation Control Center tot een vertraging van 1 uur en 29 minuten geleid. De kantonrechter overweegt dat indien één of meerdere “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 1 uur en 29 minuten te wijten is aan een buitengewone omstandigheid. Zonder de vertraging vanwege de buitengewone omstandigheid, bedraagt de vertraging minder dan drie uur. [3]
4.6.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te beperken. De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed had op de omstandigheden op Schiphol, maar dat hij de passagier zo snel mogelijk naar de eindbestemming heeft vervoerd. AirHelp heeft dit niet betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen. De vordering van AirHelp zal daarom worden afgewezen.
4.7.
AirHelp zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken.
4.8.
De vervoerder heeft verzocht om AirHelp dan wel haar gemachtigde te veroordelen in de werkelijke proceskosten vanwege misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Hij voert aan dat partijen al eerder een procedure hebben gevoerd over de vlucht in kwestie, waarbij de vordering van AirHelp is afgewezen. Daarom is de onderhavige vordering evident ondeugdelijk, aldus de vervoerder.
4.9.
De kantonrechter overweegt dat plaats kan zijn voor integrale vergoeding van proceskosten als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. [4]
4.10.
Nu in het onderhavige geval sprake is van een andere passagier en een aansluitende vlucht is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Het verzoek van de vervoerder tot veroordeling van AirHelp dan wel haar gemachtigde in de werkelijke proceskosten wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 4 mei 2017, C-315/15, ECLI:EU:C:2017:342.
4.HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.