ECLI:NL:RBNHO:2025:3576

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11336910
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier na annulering vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier compensatie verzocht van de vervoerder, EasyJet Europe Airline GmbH, vanwege een geannuleerde vlucht van Malpensa Airport naar Amsterdam-Schiphol op 1 oktober 2022. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het grondpersoneel in Italië. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder onvoldoende had onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De passagier was omgeboekt naar een alternatieve vlucht meer dan 24 uur later, zonder dat de vervoerder had aangetoond dat er geen eerdere alternatieven beschikbaar waren. Hierdoor werd het verzoek van de passagier toegewezen, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 290,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de vervoerder in beginsel moet compenseren bij annulering, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen had genomen. De beslissing werd genomen op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11336910 \ CV FORM 24-7019
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. C.E. Dupain (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een staking van het grondpersoneel in Italië. De kantonrechter overweegt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. Hij heeft de passagier namelijk omgeboekt naar een alternatieve vlucht van meer dan 24 uur later en niet onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was. Het verzoek van de passagier wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 3 oktober 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C) en het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 januari 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 1 oktober 2022 moest vervoeren van Malpensa Airport (Italië) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EC2727 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Daarom moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter overweegt dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen. Het is in dat geval aan de vervoerder om te onderbouwen dat er geen enkele andere mogelijkheid voor een alternatieve vlucht bestond die op een minder laat tijdstip aankwam. [3]
4.4.
Als onbetwist staat vast dat de passagier is omgeboekt naar een vlucht op 3 oktober 2022, waarmee hij uiteindelijk met een vertraging van ruim 46 uur op de eindbestemming is aangekomen. De vervoerder heeft niet gesteld en toegelicht dat er geen eerdere alternatieve vluchten van hemzelf of van andere luchtvaartmaatschappijen beschikbaar waren. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarom heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat de alternatieve vlucht een redelijke maatregel was.
4.5.
Dit betekent dat ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder de passagier moet compenseren. Daarom zal de door de passagier verzochte hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Het verzoek heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.8.
Op verzoek van de passagier zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015, aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 290,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 250,00 vanaf 1 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op € 87,00 aan griffierecht en € 82,00 aan salaris gemachtigde;
5.3
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.