ECLI:NL:RBNHO:2025:3577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11405131
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht op basis van Europese Verordening

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met EasyJet Europe Airline GmbH, een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland. De passagiers dienden hun verzoek in naar aanleiding van de annulering van hun vlucht EC7940 van Kopenhagen naar Amsterdam op 27 juli 2023. De passagiers vroegen compensatie van de vervoerder, die deze had geweigerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht niet was onderbouwd door de vervoerder met bewijs van buitengewone omstandigheden. Hierdoor was de vervoerder verplicht om compensatie te betalen aan de passagiers. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 1.437,50, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De beslissing is genomen op 26 maart 2025 en is openbaar uitgesproken. De kantonrechter heeft ook een certificaat aan de beschikking gehecht, zoals vereist door de Europese Verordening voor geringe vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11405131 \ CV FORM 24-8101
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]allen wonende te [plaats 1]
4. [verzoeker 4]wonende te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. C.E. Dupain (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 november 2024;
  • het antwoordformulier (formulier C) en het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 19 februari 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 27 juli 2023 moest vervoeren van Kopenhagen Airport (Denemarken) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EC7940 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
Passagier sub 4 heeft het vermeende vorderingsrecht van haar minderjarige kind aan zichzelf gecedeerd.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 187,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren hun verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft in zijn verweerschrift uiteengezet dat vlucht EZY7939 van Amsterdam naar Kopenhagen is geannuleerd. De passagiers hebben echter compensatie verzocht voor vlucht EC7940 van Kopenhagen naar Amsterdam. Nu de vervoerder niets heeft gesteld over de vlucht, kan de kantonrechter niet vaststellen of de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden. Daarom zal de door de passagiers verzochte hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom verzochte wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
4.4.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het verzochte bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
4.6.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.
5. De beslissingDe kantonrechter:
5.1. veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.437,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.250,00 vanaf 27 juli 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2. veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 218,00 aan griffierecht en € 204,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kleij, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.