ECLI:NL:RBNHO:2025:3581

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
10768201
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en geldigheid van cessieoverdracht

In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Casablanca naar Dakar op 11 en 12 februari 2023. De vlucht van Casablanca naar Dakar was vertraagd, waardoor de passagier meer dan drie uur later op de eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, en stelde dat de passagier haar vorderingsrecht aan hen had overgedragen. De vervoerder betwistte de geldigheid van deze cessie en voerde aan dat het recht op compensatie gehalveerd moest worden. De kantonrechter oordeelde dat de betwiste handtekening op de cessieovereenkomst voldoende overeenkwam met de handtekening van de passagier, en dat AirHelp voldoende bewijs had geleverd voor de overdracht van het vorderingsrecht. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe, maar veroordeelde AirHelp ook in de proceskosten wegens rauwelijks dagvaarden. Het vonnis werd uitgesproken op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10768201 \ CV EXPL 23-7037
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar het recht harer vestiging
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)
De zaak in het kort
AirHelp heeft van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder betwist dat de passagier haar vermeende vorderingsrecht geldig aan AirHelp heeft overgedragen. Daarnaast voert hij aan dat het recht op compensatie ad € 600,00 gehalveerd moet worden. Het verweer van de vervoerder slaagt niet. De kantonrechter ziet echter aanleiding om AirHelp te veroordelen in de proceskosten, omdat sprake is van rauwelijks dagvaarden. De vordering van AirHelp wordt daarom (gedeeltelijk) toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder haar moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Casablanca Mohamed V International Airport (Marokko) naar Blaise Diagne International Airport (Dakar, Senegal) op 11 en 12 februari 2023, met de vluchtcombinatie AT851 en AT501.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AT501 van Casablanca naar Dakar (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
AirHelp heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). AirHelp stelt dat de passagier haar vermeende vorderingsrecht aan haar heeft overgedragen en dat de vervoerder haar daarom en vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat de passagier haar vermeende vorderingsrecht geldig aan AirHelp heeft overgedragen. Hij betwist de echtheid van de handtekening op de door AirHelp overgelegde akte van cessie.
4.3.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de betwiste handtekening op de akte van cessie in voldoende mate overeenkomt met de handtekening van de passagier in haar paspoort. Bovendien heeft AirHelp door het overleggen van de boekingsbescheiden, kopie van het paspoort en de akte van cessie voldoende onderbouwd dat de handtekening afkomstig is van de passagier. Daarmee heeft zij eveneens voldoende onderbouwd dat de passagier haar vermeende vorderingsrecht aan haar heeft overgedragen. De stelling van de vervoerder dat de passagier de akte van cessie niet op 11 februari 2023 heeft kunnen ondertekenen omdat de vlucht een dag later zou worden uitgevoerd, kan de kantonrechter niet volgen. Niet valt in te zien waarom het onmogelijk zou zijn om een digitaal formulier tijdens (het wachten op) een vlucht in te vullen. Daarnaast is het mogelijk om toekomstige vorderingen bij voorbaat te leveren. [2]
4.4.
Als onbetwist staat vast dat de passagier met een vertraging van meer dan vier uur op de eindbestemming is aangekomen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de vervoerder niet gerechtigd is het gevorderde compensatiebedrag met 50% te verlagen. [3] Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.5.
Resteert de vraag of de vervoerder rauwelijks is gedagvaard. AirHelp stelt dat zij de vervoerder via e-mail heeft aangemaand om tot betaling over te gaan. Zij heeft deze aanmaning echter niet overgelegd. Dit had wel op haar weg gelegen. Dat de aanmaning door de vervoerder niet is ontvangen, komt daarom voor rekening en risico van AirHelp. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om niet de vervoerder maar AirHelp conform het liquidatietarief te veroordelen in de proceskosten, nu zij deze kosten nodeloos heeft veroorzaakt. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan AirHelp van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2023 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
en veroordeelt AirHelp tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 3:97 BW.
3.Artikel 7 lid 2 aanhef en sub c van de Verordening.