In deze zaak heeft AirHelp Germany GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc, vertegenwoordigd door mr. T. Teke, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam via Casablanca naar Dakar op 11 en 12 februari 2023. De vlucht van Casablanca naar Dakar was vertraagd, waardoor de passagier meer dan drie uur later op de eindbestemming aankwam. AirHelp vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, en stelde dat de passagier haar vorderingsrecht aan hen had overgedragen. De vervoerder betwistte de geldigheid van deze cessie en voerde aan dat het recht op compensatie gehalveerd moest worden. De kantonrechter oordeelde dat de betwiste handtekening op de cessieovereenkomst voldoende overeenkwam met de handtekening van de passagier, en dat AirHelp voldoende bewijs had geleverd voor de overdracht van het vorderingsrecht. De kantonrechter wees de vordering van AirHelp toe, maar veroordeelde AirHelp ook in de proceskosten wegens rauwelijks dagvaarden. Het vonnis werd uitgesproken op 26 maart 2025.