ECLI:NL:RBNHO:2025:3588

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
9737595
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door slechte weersomstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, voor een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Nice op 22 december 2019. De vervoerder stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Nice. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat deze omstandigheden de annulering rechtvaardigden. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht, tenzij de vervoerder kan bewijzen dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd en dat de vervoerder niet heeft kunnen aantonen dat er geen (aankomend) vliegverkeer mogelijk was vanwege de weersomstandigheden. De passagiers hebben bewijs geleverd dat andere luchtvaartmaatschappijen op dezelfde dag wel hebben gevlogen. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers toegewezen, inclusief compensatie van € 750,00 per passagier, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder is veroordeeld in de proceskosten en nakosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9737595 \ CV EXPL 22-1514
Uitspraakdatum: 26 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
1.
[eiser 1], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige]
2. [eiser 2]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een geannuleerde vlucht. De vervoerder voert aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven te Nice. Het beroep op buitengewone omstandigheden faalt. De vordering van de passagiers wordt daarom toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de akte houdende overlegging machtiging minderjarige;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 22 december 1019 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Côte d’Azur Airport (Frankrijk), met vlucht U27925 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind te voeren.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 december 2019, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 136,13 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Voor zover passagier sub 1 in deze procedure namens haar minderjarige kind optreedt, moet zij over een machtiging van de kantonrechter beschikken. [2] Deze machtiging is onder meer bij akte van 16 maart 2022 overgelegd. Passagier sub 1 wordt daarom ontvankelijk verklaard in haar vordering.
4.3.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.4.
De vervoerder stelt in dit verband dat er op 22 december 2019 sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Nice. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft hij onder meer een METAR-rapport overgelegd. De passagiers betwisten dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden. Volgens de passagiers waren de weersomstandigheden niet dusdanig slecht dat er niet langer gevlogen kon worden. Dit blijkt volgens de passagiers onder meer uit het feit dat verschillende luchtvaartmaatschappijen verscheidene vluchten hebben uitgevoerd die zijn geland in Nice op of omstreeks de geplande aankomsttijd van vlucht U27925. De passagiers hebben in dit kader bij conclusie van repliek enkele vluchten als voorbeeld genoemd.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat er op 22 december 2019 sprake was van harde wind op de luchthaven van Nice. Uit de overgelegde stukken blijkt echter niet dat er vanwege deze weersomstandigheden geen (aankomend) vliegverkeer mogelijk was. Weliswaar heeft de vervoerder aangevoerd dat het slechte weer niet zou verbeteren, maar het is de kantonrechter gelet op het voorgaande niet duidelijk geworden op welke wijze voornoemde weersomstandigheden van invloed zijn geweest op de uitvoering van de vlucht in kwestie. Daarmee is onvoldoende vast komen te staan dat er sprake is van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter komt derhalve niet toe aan de bespreking van alle redelijke maatregelen. De door de passagiers gevorderde hoofdsom zal daarom worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft dit gemotiveerd betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
Het primair gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal de vordering daarom toewijzen tot het wettelijke tarief, namelijk € 136,13 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen.
4.7.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 886,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 750,00 vanaf 22 december 2019 en over € 136,13 vanaf 20 december 2021 tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 119,21;
griffierecht € 214,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 1:253k jo. 1:349 lid 1 BW.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.