ECLI:NL:RBNHO:2025:3615

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
C/363090/HA RK-25-41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan behandelend rechter

Op 31 maart 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van verzoekster. Verzoekster had op 14 augustus 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Kadaster, dat betrekking had op de Wet open overheid (Woo). Op 13 maart 2025 diende verzoekster een wrakingsverzoek in, maar de wrakingskamer oordeelde dat verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk was in haar verzoek. Dit kwam doordat aan de hoofdzaak nog geen rechter was gekoppeld, waardoor er geen behandelend rechter was. Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) stelt dat een wrakingsverzoek moet zijn gericht tegen een specifieke rechter die de zaak behandelt. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen behandelend rechter was en heeft daarom besloten geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen.

Verzoekster had in haar wrakingsverzoek aangevoerd dat de rechtbank een brief had gestuurd waarin werd medegedeeld dat de Raad van Bestuur van het Kadaster ongelakte stukken had ingediend. Verzoekster betoogde dat deze beslissing partijdig was en de belangen van de verweerder bevoordeelde. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de brief van 10 maart 2025 een administratieve mededeling was en dat er geen rechterlijke beslissing aan te pas kwam. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/ 363090 HA RK 25-41
Beslissing van 31 maart 2025
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster] ,
[adres] ,
verzoekster.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft bij de rechtbank, sector bestuursrecht, op 14 augustus 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Kadaster. De zaak heeft betrekking op een besluit genomen op grond van de Wet open overheid (Woo). De zaak is bekend onder zaaknummer HAA 24/5409.
1.2.
Bij brief van 13 maart 2025 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend.
1.3.
Bij e-mail van 17 maart 2025 heeft de griffier van de wrakingskamer het wettelijk kader geschetst en verzoekster verzocht of zij haar verzoek wil handhaven of intrekken. Op 17 en 18 maart 2025 heeft verzoekster met drie e-mailberichten gereageerd, kort gezegd inhoudende dat zij haar verzoek handhaaft.
1.3.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoekster heeft op 10 maart 2025 een brief ontvangen van de rechtbank waarin is opgenomen dat de Raad van Bestuur van het Kadaster ongelakte stukken aan de rechtbank heeft gestuurd, met daarbij het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze brief deelt de rechtbank aan verzoekster mede dat alleen de rechtbank van deze stukken kennisneemt en dat de toestemming daarvoor van rechtswege is verleend.
2.2.
Verzoekster stelt dat een dergelijke beslissing niet mogelijk is in een geheimhoudingsverzoek en kennelijk alleen bedoeld is om exclusief de belangen van verweerder te behartigen. Verzoekster stelt dat dit handelen van de bestuursrechter niet anders kan worden aangemerkt dan vooringenomen dan wel partijdig.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek feiten en omstandigheden moet bevatten die specifiek betrekking hebben op de persoon van één of meer bij de zaak betrokken rechters.
3.2.
De wrakingskamer kan het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren indien het wrakingsverzoek geen betrekking heeft op de met de behandeling van de zaak belaste rechter of is gericht tegen het hele college (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Holland).
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat aan de hoofdzaak nog geen rechter is gekoppeld. Er is dus (nog) geen behandelend rechter. Verzoekster is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek. Dit is ook de reden dat zij niet is gehoord op het verzoek.
3.4.
Overigens geldt dat de brief van 10 maart 2025 een administratieve mededeling is, waar geen rechterlijke beslissing aan te pas komt. Artikel 8:29, zesde lid, van de Awb, bepaalt dat inzake het beroep tegen een besluit op grond van de Woo de toestemming aan de rechtbank om ongelakte stukken in te zien, van rechtswege is verleend.

4.Beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. T. van Muijden, voorzitter, mr. H.P. van der Lelie en mr. J. van Beek, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2025.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.